Language of document :

Beroep ingesteld op 10 november 2011 - Cheverny Investments/Commissie

(Zaak T-585/11)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Cheverny Investments Ltd (St. Julians, Republiek Malta) (vertegenwoordiger: H. Prinz zu Hohenlohe-Langenburg, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

besluit C(2011) 275 van de Commissie van 26 januari 2011 betreffende de steunmaatregel van Duitsland C 7/10 "KStG, Sanierungsklausel" nietig verklaren;

subsidiair, het besluit van de Commissie van 26 januari 2011 betreffende de steunmaatregel van Duitsland C 7/10 nietig verklaren voor zover de Sanierungsklausel van § 8c, lid 1a, KStG volgens de in het nationale recht gegeven uitlegging niet alleen ondernemingen betreft die insolvent zijn of gebukt gaan onder een te zware schuldenlast of dreigen insolvent te worden, maar een sanering in de zin van § 8c, lid 1a, KStG, voor zover is voldaan aan de andere voorwaarden, ook bij ondernemingen waarvan de insolventie of een te zware schuldenlast nog kan worden voorkomen en dus louter te verwachten is, resulteert in het behoud van de overdracht van de verliezen in het geval van een verandering van aandeelhouder;

verweerster krachtens artikel 87, lid 2, eerste zin, van het Reglement voor de procesvoering verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster aan dat verweerster bij de analyse van het door haar betwiste § 8c, lid 1a, van het Duitse Körperschaftsteuergesetz (KStG) de vraag of er bij de Sanierungsklausel sprake is van een steunmaatregel onjuist heeft beoordeeld, voor zover zij stelt dat

de betwiste bepaling slechts van toepassing was op ondernemingen die insolvent zijn of insolvent dreigen te worden, maar niet op ondernemingen waarvan de insolventie of de te grote schuldenlast slechts te verwachten is;

de bepaling selectief is, waarbij zij ervan uitgaat dat het referentiestelsel niet het Körperschaftsteuergesetz zelf, maar § 8c van die wet is.

Voorts voert verzoekster aan, dat verweerster in het betwiste besluit beoordelingsfouten heeft gemaakt voor zover zij

het referentiestelsel ten opzichte van het KStG niet heeft bepaald in het licht van de door haarzelf vastgestelde mededeling over de toepassing van de regels betreffende steunmaatregelen van de staten op maatregelen op het gebied van de directe belastingen op ondernemingen (PB 1998, C 384, blz. 3) en haar voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB);

niet heeft gesteld dat de Sanierungsklausel werd gerechtvaardigd door de verstoring van het macro-economische evenwicht in het jaar 2009.

Volgens verzoekster maakt verweerster bijgevolg inbreuk op artikel 107, lid 1, VWEU.

____________