Language of document : ECLI:EU:F:2015:160

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Tweede kamer)

17 december 2015

Zaak F‑76/14

Alfonso López Cabeza

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Algemeen vergelijkend onderzoek – Aankondiging van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/248/13 – Niet-plaatsing op de reservelijst – Onvoldoende voor de toetsen van het beoordelingscentrum – Beroep tot nietigverklaring – Schending van de aankondiging van vergelijkend onderzoek – Onwettigheid van een toets”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee López Cabeza vraagt om, kort samengevat, nietigverklaring van het besluit van de jury van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/248/13 om zijn naam niet te plaatsen op de reservelijst opgesteld voor het gebied van het vergelijkend onderzoek waarvoor hij zich had aangemeld.

Beslissing:      Het beroep wordt kennelijk ongegrond verklaard. De Europese Commissie draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in alle kosten van López Cabeza.

Samenvatting

1.      Beroepen van ambtenaren – Beroep tegen een besluit tot niet-plaatsing op de reservelijst van een vergelijkend onderzoek – Mogelijkheid om ter betwisting van de niet-plaatsing een beroep te doen op de onregelmatigheid van de leidraad als integrerend deel van de aankondiging van vergelijkend onderzoek – Voorwaarden

(Ambtenarenstatuut, art. 90, lid 2, en 91)

2.      Ambtenaren – Gelijke behandeling – Begrip – Vergelijkend onderzoek – Verschillende behandeling van kandidaten in het kader van een vergelijkend onderzoek dat betrekking heeft op twee afzonderlijke gebieden – Wettigheid

3.      Gerechtelijke procedure – Kosten – Last – Inaanmerkingneming van de billijkheidseisen – Verwijzing van de in het gelijk gestelde partij in de kosten

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 102, lid 2)

1.      Ofschoon een kandidaat van een vergelijkend onderzoek zich in het kader van een beroep gericht tegen een besluit tot niet-plaatsing op de reservelijst mag beroepen op onregelmatigheden tijdens het verloop van een vergelijkend onderzoek, daaronder begrepen die welke kunnen worden veroorzaakt door de tekst van de aankondiging van het vergelijkend onderzoek, en mede in de leidraad die integrerend deel uitmaakt van die aankondiging, neemt dit niet weg dat bij gebreke van een nauw verband tussen de motivering van het bestreden besluit en de grief ontleend aan de onwettigheid van de aankondiging van het vergelijkend onderzoek, of van de leidraad die daarvan deel uitmaakt, waartegen niet tijdig is opgekomen, die grief niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

(cf. punt 62)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: arresten van 23 januari 2013, Katrakasas/Commissie, F‑24/11, EU:F:2013:4, punt 71, en van 21 maart 2013, Taghani/Commissie, F‑93/11, EU:F:2013:40, punt 38

2.      Er is sprake van schending van het beginsel van gelijke behandeling wanneer twee groepen personen waarvan de feitelijke en de rechtssituatie niet wezenlijk verschillen, verschillend worden behandeld of wanneer verschillende situaties op dezelfde wijze worden behandeld. De eerbiediging van het beginsel van gelijke behandeling moet bovendien te verenigen zijn met de eerbiediging van het legaliteitsbeginsel, dat meebrengt dat niemand zich ten eigen voordele kan beroepen op een onwettigheid waarvan anderen hebben kunnen profiteren.

In het kader van een vergelijkend onderzoek dat betrekking heeft op twee afzonderlijke gebieden is er geen sprake van schending van het beginsel van gelijke behandeling wanneer de jury voor één van die gebieden een hoger aantal geslaagde kandidaten op de lijst plaatst dan de beschikbare plaatsen, terwijl zij niet hetzelfde doet voor het door de betrokken kandidaat gekozen gebied. Daar die kandidaat ervoor heeft gekozen om zich aan te melden voor één van de gebieden van het vergelijkend onderzoek, bevond hij zich niet in dezelfde situatie als de kandidaten van het andere gebied en kan hij geen argument aanvoeren ontleend aan schending van het beginsel van gelijke behandeling.

(cf. punten 63‑65)

Referentie:

Hof: arrest van 4 juli 1985, Williams/Rekenkamer, 134/84, EU:C:1985:297, punt 14

Gerecht van eerste aanleg: arrest van 22 december 2005, Gorostiaga Atxalandabaso/Parlement, T‑146/04, EU:T:2005:584, punt 141

Gerecht voor ambtenarenzaken: arrest van 18 mei 2015, Dupré/EDEO, F‑11/14, EU:F:2015:47, punt 69

3.      Op grond van artikel 102, lid 2, van zijn Reglement voor de procesvoering kan het Gerecht voor ambtenarenzaken de in het gelijk gestelde partij verwijzen in haar eigen kosten en in die van de wederpartij indien dit gerechtvaardigd lijkt wegens haar houding, daaronder begrepen haar houding vóór het instellen van het beroep. In dit verband kan de verwijzing van de instelling in de kosten worden gerechtvaardigd door haar gebrek aan vlijt tijdens de precontentieuze procedure.

Artikel 102, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering moet worden toegepast wanneer het besluit tot afwijzing van een verzoek om herziening van een kandidaat van een algemeen vergelijkend onderzoek niet binnen een redelijke termijn is genomen, maar bijna zesenhalve maand na de ontvangst van het verzoek door het Europees Bureau voor personeelsselectie en meer dan vijf maanden na de bekendmaking van de reservelijst van het vergelijkend onderzoek, daar de kandidaat zonder acceptabele rechtvaardiging in een situatie van onzekerheid heeft verkeerd over de mogelijkheid dat zijn naam op de reservelijst werd geplaatst indien het verzoek om herziening was ingewilligd.

(cf. punten 103 en 107‑109)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: beschikking van 5 juli 2011, Coedo Suárez/Raad, F‑73/10, EU:F:2011:102, punt 47