Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Audiencia Nacional (Spanje) op 28 december 2023 – Strafzaak tegen MSIG

(Zaak C-802/23, MSIG)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Audiencia Nacional

Partijen in de strafzaak

MSIG

Prejudiciële vragen

Is er in casu, gelet op de beschreven feitelijke omstandigheden en de rechtsgronden van de strafprocedure die in Spanje tegen MSIG wordt gevoerd en gelet op de verschillende veroordelingen die eerder in Frankrijk tegen haar zijn uitgesproken, sprake van een situatie van „bis in idem” in de zin van artikel 50 van het Handvest en artikel 54 SUO met betrekking tot hetgeen haar in Spanje ten laste wordt gelegd, aangezien het gaat om „dezelfde feiten”, overeenkomstig de draagwijdte die in de Europese rechtspraak aan dit begrip wordt toegekend?

Is in ieder geval het ontbreken van een bepaling in het Spaanse recht die het mogelijk maakt om de gevolgen van eerder door rechters van andere lidstaten uitgesproken onherroepelijke veroordelingen te erkennen, met het oog op de mogelijke beoordeling van het bestaan van een situatie van bis in idem vanwege de gelijkheid van de feiten, verenigbaar met artikel 50 van het Handvest en artikel 54 SUO, alsmede met artikel 1, lid 3, artikel 3, punt 2, en artikel 4, punten 3 en 5, van kaderbesluit 2002/584/JBZ van 13 juni 20021 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten?

Is het ontbreken, in casu of in het algemeen, van een wettelijke bepaling of praktijk of zelfs een mechanisme of procedure in het Spaanse recht die het mogelijk maakt om de gevolgen van eerder door rechters van andere lidstaten uitgesproken onherroepelijke veroordelingen te erkennen met het oog op de bepaling van de straf, de samenvoeging daarvan met andere straffen of de aanpassing aan of begrenzing van de maximumstraf, hetzij in de fase van de berechting en het geven van een beslissing, hetzij in de daaropvolgende fase van de tenuitvoerlegging ervan, met als doel om, subsidiair, wanneer er geen situatie van bis in idem vanwege gelijkheid van de feiten wordt vastgesteld, de evenredigheid van de straf te waarborgen – zoals in casu, waarin in de gevoerde procedure sprake is van een eerdere veroordeling door rechters van een andere lidstaat waarbij zware straffen zijn opgelegd, die reeds zijn ondergaan, voor feiten die gelijk zijn (door in de tijd samen te vallen, nauw samen te hangen of in een strafrechtelijke of soortgelijk verband te staan) met die welke in Spanje worden berecht – in strijd met artikel 45 en artikel 49, lid 3, van het Handvest, of met de overwegingen 7, 8, 9, 13 en 14 en [met] artikel 3, leden 1, 2, 4 en 5, van kaderbesluit 2008/675/JBZ van de Raad van 24 juli 2008 betreffende de wijze waarop bij een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroordelingen in andere lidstaten van de Europese Unie1 , en met overweging 12 en artikel 1, lid 3, van kaderbesluit 2002/584/JBZ van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten?

Is, gelet op de omstandigheden in het onderhavige geval en in het algemeen, de absolute uitsluiting van de gevolgen van eerdere in andere lidstaten van de Europese Unie gewezen onherroepelijke vonnissen waarin uitdrukkelijk wordt voorzien in artikel 14, lid 2, onder b), voor in Spanje uitgesproken veroordelingen, in artikel 14, lid 2, onder c), voor beschikkingen tot tenuitvoerlegging van het vonnis, en in de enige aanvullende bepaling (voor veroordelingen en beschikkingen die dateren van vóór 15 augustus 2010) van organieke wet 7/2014 van 12 november 2014 betreffende de uitwisseling van gegevens over strafregisters en de inaanmerkingneming van veroordelingen tussen de lidstaten van de Europese Unie, waarbij de Europese regeling is omgezet, verenigbaar met:

-    artikel 50 van het Handvest en artikel 54 SUO, die beide betrekking hebben op ne bis in idem op internationaal niveau;

-    de overwegingen 7, 8, 9, 13 en 14 en artikel 3, leden 1, 2, 4 en 5, van kaderbesluit 2008/675/JBZ van de Raad van 24 juli 2008 betreffende de wijze waarop bij een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroordelingen in andere lidstaten van de Europese Unie, alsmede met artikel 45 en artikel 49, lid 3, van het Handvest en met het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen binnen de Europese Unie?

____________

1     Kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten - Verklaringen van sommige lidstaten bij de aanneming van het kaderbesluit – PB 2002, blz 190.

1 PB 2008, L 220.