Language of document :

Beroep ingesteld op 5 februari 2024 – Meta Platforms Ireland / Commissie

(Zaak T-55/24)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Meta Platforms Ireland Ltd (Dublin, Ierland) (vertegenwoordigers: A. Komninos, G. Forwood, I. Sarmas en H. Gafsen, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het eerste en het tweede middel te aanvaarden, artikel 5, tweede lid, tweede zin en artikel 5, vierde lid, van gedelegeerde verordening (EU) nr. 2023/11271 niet van toepassing te verklaren op verzoekster en derhalve uitvoeringsbesluit C(2023) 8176 def. van de Europese Commissie van 27 november 2023 tot vaststelling van de toezichtvergoeding die krachtens artikel 43, lid 3, van verordening (EU) nr. 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad2 van toepassing is op Facebook en Instagram nietig te verklaren;

het derde, vierde, vijfde en zesde middel te aanvaarden en uitvoeringsbesluit C(2023) 8176 def. van de Europese Commissie van 27 november 2023 tot vaststelling van de toezichtvergoeding die krachtens artikel 43, lid 3, van verordening (EU) nr. 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van toepassing is op Facebook en Instagram nietig te verklaren;

overeenkomstig artikel 88 van het Reglement voor de procesvoering de in het derde middel verzochte maatregelen tot organisatie te gelasten, voor zover het Gerecht dit noodzakelijk acht; en

de Commissie te verwijzen in verzoeksters kosten in verband met de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij zes middelen aan.

Het bestreden besluit heeft de totale maximumgrens van verzoeksters vergoeding ten onrechte berekend aan de hand van de wereldwijde winst van Meta Platforms, Inc. op grond van de tweede zin van artikel 5, lid 2, van gedelegeerde verordening (EU) 2023/1127, aangezien deze bepaling artikel 43, leden 4 en 5, van de digitaledienstenverordening en artikel 290, lid 1, VWEU schendt en overeenkomstig artikel 277 VWEU buiten toepassing moet worden gelaten.

Het mechanisme van artikel 5, lid 4, van gedelegeerde verordening (EU) 2023/1127 schendt artikel 43, lid 5, onder b), van de digitaledienstenverordening, artikel 290, lid 1, VWEU, het evenredigheidsbeginsel en het beginsel van gelijke behandeling, zodat artikel 5, lid 4, van gedelegeerde verordening (EU) 2023/1127 overeenkomstig artikel 277 VWEU buiten toepassing moet worden gelaten.

Het bestreden besluit is in strijd met verzoeksters recht om te worden gehoord met betrekking tot de berekening van de zogenoemde „restbedragen” en de methodologie inzake het gemiddelde aantal maandelijkse actieve afnemers (hierna: „GAMAA”).

Het bestreden besluit is ontoereikend gemotiveerd met betrekking tot de GAMAA-methodologie.

De in het bestreden besluit gebruikte methodologie om het GAMAA te berekenen is onjuist en schendt de artikelen 290, lid 1, en 291, lid 2, VWEU, de artikelen 33, lid 3, 43, lid 4, en 87 van de digitaledienstenverordening, artikel 4, lid 2, van gedelegeerde verordening (EU) 2023/1127 en het evenredigheidsbeginsel.

De berekening van verzoeksters toezichtsvergoeding is onjuist en schendt artikel 43, lid 5, onder b) en c), van de digitaledienstenverordening.

____________

1 Gedelegeerde verordening (EU) 2023/1127 van de Commissie van 2 maart 2023 tot aanvulling van verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad met de uitvoerige methodologieën en procedures voor de toezichtsvergoedingen die de Commissie in rekening brengt aan aanbieders van zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines (PB 2023, L 149, blz. 16).

1 Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening) (PB 2022, L 277, blz. 1).