Language of document :

Beroep ingesteld op 24 december 2023 – ID Partij/Autoriteit voor Europese politieke partijen en stichtingen

(Zaak T-1189/23)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Identiteit en Democratie Partij (ID Partij) (vertegenwoordiger: F.-P. Vos, advocaat)

Verwerende partij: Autoriteit voor Europese politieke partijen en stichtingen

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

vast te stellen dat artikel 6 van verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 onwettig is;

bijgevolg de beslissing van 26 juli 2021 waarbij de directeur van de Autoriteit is verkozen, nietig te verklaren;

de op 26 oktober 2023 meegedeelde beslissing van 25 oktober 2023 van de Autoriteit voor Europese politieke partijen en stichtingen, waarbij de partij Identiteit en Democratie een financiële sanctie is opgelegd op grond van artikel 27, lid 2, onder a) vi), van verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014, nietig te verklaren;

verweerster te veroordelen tot betaling van 55 000 EUR schadevergoeding aan verzoekster;

verweerster op grond van de artikelen 87 en volgende van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht te veroordelen tot betaling aan verzoekster van 3000 EUR.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster elf middelen aan.

Eerste middel: motiveringsgebrek. De beslissing is gebrekkig gemotiveerd voor zover de Autoriteit stelt dat zij informatie had moeten krijgen en zij tegelijkertijd aangeeft dat die informatie haar wel degelijk is bezorgd, wat neerkomt op een motiveringsgebrek.

Tweede middel: schending van het recht om te worden gehoord. De procedure is niet op tegenspraak geweest, aangezien verzoekster geen mondelinge opmerkingen heeft kunnen maken tijdens een formele hoorzitting.

Derde middel: exceptie van onwettigheid van artikel 6 van verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen, met betrekking tot de procedure voor de aanwijzing van de directeur van de Autoriteit, en schending van het onpartijdigheidsbeginsel en van het beginsel van behoorlijk bestuur.

Vierde middel: schending van de regels van de onderzoeksprocedure. De inleiding van de onderzoeksprocedure, die heeft geleid tot de vaststelling van de bestreden beslissing, heeft plaatsgevonden zonder objectieve en geldige reden en is niet in overeenstemming met artikel 4 van de voormelde verordening, aangezien de Autoriteit wel degelijk beschikte over de informatie die volgens haar ontbrak.

Vijfde middel: schending van de scheiding der machten. De vervolgende instantie (verweerster) trad ook op als de rechtsprekende instantie, terwijl de scheiding van deze functies een waarborg is die wordt geboden door artikel 6 EVRM en de artikelen 41 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Zesde middel: kennelijke beoordelingsfout en ongelijke behandeling. De beslissing van de Autoriteit geeft blijk van een kennelijke beoordelingsfout, aangezien de informatie waarop de Autoriteit wachtte, wel degelijk aan haar is bezorgd en, zelfs gesteld dat die informatie onvoldoende was, noch de Autoriteit noch derden hier enig nadeel door hebben ondervonden dat een sanctie zou rechtvaardigen.

Zevende middel: kennelijk beoordelingsfout en schending van het discriminatieverbod. Uit de strengheid van de bestreden beslissing blijkt discriminatie, aangezien de andere Europese politieke partijen, die bewezen inbreuken hebben gepleegd op de voorschriften van verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014, veel soepeler worden gecontroleerd door de Autoriteit.

Achtste middel: misbruik van bevoegdheid. De Autoriteit heeft met de bestreden beslissing een ander doel nagestreefd dan het doel waarvoor haar bij verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 bevoegdheden zijn verleend, in casu een discriminerend doel.

Negende middel: schending van het evenredigheidsbeginsel. De beslissing schendt noodzakelijkerwijs het evenredigheidsbeginsel, aangezien de opgelegde sanctie totaal niet in verhouding staat met de gestelde schending van de voorschriften van verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014.

Tiende middel: schending van de vrijheid van meningsuiting en van de vrijheid van vereniging. De bestreden beslissing is in strijd met de vrijheid van meningsuiting, die beschermd wordt door artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met de vrijheid van vereniging, die beschermd wordt door artikel 12 van dit Handvest, voor zover verzoekster daarin wordt verweten het publiek foute informatie te hebben verstrekt, wat uitsluitend tot haar interne organisatie behoort.

Elfde middel: schending van het legaliteitsbeginsel inzake delicten en straffen. Artikel 27, lid 2, van verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 voorziet niet in een sanctie voor een eventuele handeling die misleiding van het publiek tot gevolg zou hebben gehad, zodat de Autoriteit het legaliteitsbeginsel inzake delicten en straffen heeft geschonden door verzoekster een dergelijke sanctie op te leggen.

____________