Language of document : ECLI:EU:T:2016:283

ARREST VAN HET GERECHT (Eerste kamer)

10 mei 2016 (*)

„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen tegen Belarus – Bevriezing van tegoeden en economische middelen – Beperkingen van binnenkomst op of doorreis via het grondgebied van de Unie – Handhaving van de naam van verzoeker op de lijst van betrokken personen – Journalist – Rechten van verdediging – Motiveringsplicht – Beoordelingsfout”

In zaak T‑693/13,

Aliaksei Mikhalchanka, wonende te Minsk (Belarus), vertegenwoordigd door M. Michalauskas, advocaat,

verzoeker,

tegen

Raad van de Europese Unie, vertegenwoordigd door J.‑P. Hix en F. Naert als gemachtigden,

verweerder,

betreffende een verzoek krachtens artikel 263 VWEU en strekkende tot nietigverklaring van besluit 2013/534/GBVB van de Raad van 29 oktober 2013 tot wijziging van besluit 2012/642/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus (PB 2013, L 288, blz. 69), en van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1054/2013 van de Raad van 29 oktober 2013 tot uitvoering van artikel 8 bis, lid 1, van verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus (PB 2013, L 288, blz. 1),

wijst

HET GERECHT (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: H. Kanninen (rapporteur), president, I. Pelikánová en E. Buttigieg, rechters,

griffier: G. Predonzani, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 12 november 2015,

het navolgende

Arrest (1)

 Voorgeschiedenis van het geding

1        Verzoeker, Aliaksei Mikhalchanka, is Belarussisch staatsburger en journalist bij de staatstelevisiezender Obshchenatsional’noe Televidenie (ONT).

2        Uit gemeenschappelijk standpunt 2006/276/GBVB van de Raad van 10 april 2006 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde functionarissen van Belarus en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2004/661/GBVB (PB 2006, L 101, blz. 5) blijkt dat, na de verdwijning van algemeen bekende personen in Belarus, het frauduleuze verloop van verkiezingen en van een referendum en ernstige mensenrechtenschendingen die zijn begaan tijdens de onderdrukking van een vreedzame betoging in de nasleep van die verkiezingen en dat referendum, is besloten om ten aanzien van verschillende personen in Belarus beperkende maatregelen vast te stellen, zoals beperkingen van de binnenkomst op of doorreis via het grondgebied van de Europese Unie en de bevriezing van tegoeden en economische middelen.

3        De uitvoeringsmaatregelen van de Unie zijn opgenomen in verordening (EG) nr. 765/2006 van de Raad van 18 mei 2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus (PB 2006, L 134, blz. 1). Die bepalingen zijn nadien meermaals gewijzigd en artikel 8 bis, lid 1, van die verordening, zoals gewijzigd, bepaalt dat, wanneer de Raad van de Europese Unie besluit een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam te onderwerpen aan de in artikel 2, lid 1, bedoelde maatregelen, hij de bijlage, waarin de lijst is opgenomen waarop de naam van die persoon wordt geplaatst, dienovereenkomstig wijzigt.

4        De beperkende maatregelen van gemeenschappelijk standpunt 2006/276 zijn verlengd tot en met 15 maart 2010 bij gemeenschappelijk standpunt 2009/314/GBVB van de Raad van 6 april 2009 houdende wijziging van gemeenschappelijk standpunt 2006/276 en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2008/844/GBVB (PB 2009, L 93, blz. 21). De aan bepaalde verantwoordelijken in Belarus opgelegde verblijfsverboden werden echter opgeschort tot en met 15 december 2009, met uitzondering van de verboden die gelden voor degenen die betrokken waren bij de verdwijningen in 1999 en 2000 en voor de voorzitter van de centrale verkiezingscommissie.

5        Op 15 december 2009 heeft de Raad besluit 2009/969/GBVB houdende verlenging van de in gemeenschappelijk standpunt 2006/276 vervatte beperkende maatregelen tegen bepaalde functionarissen van Belarus, en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2009/314 (PB 2009, L 332, blz. 76) vastgesteld. De Raad heeft zowel de beperkende maatregelen van gemeenschappelijk standpunt 2006/276 als de opschorting van de aan bepaalde verantwoordelijken in Belarus opgelegde reisbeperkingen tot en met 31 oktober 2010 verlengd.

6        Na gemeenschappelijk standpunt 2006/276 opnieuw te hebben bezien, heeft de Raad bij besluit 2010/639/GBVB van 25 oktober 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus (PB 2010, L 280, blz. 18) zowel de in gemeenschappelijk standpunt 2006/276 vervatte beperkende maatregelen als de opschorting van de aan bepaalde verantwoordelijken in Belarus opgelegde reisbeperkingen tot en met 31 oktober 2011 verlengd.

7        Bij besluit 2011/69/GBVB van de Raad van 31 januari 2011 tot wijziging van besluit 2010/639 (PB 2011, L 28, blz. 40) is besloten om, in het licht van de frauduleuze presidentsverkiezingen van 19 december 2010 en het gewelddadige optreden tegen de politieke oppositie, het maatschappelijk middenveld en vertegenwoordigers van onafhankelijke massamedia in Belarus, de opschorting van de reisbeperkingen ongedaan te maken en andere beperkende maatregelen in te stellen. Artikel 1, lid 1, van besluit 2010/639 is als volgt aangevuld:

„d)      verantwoordelijk zijn voor de schendingen van de internationale verkiezingsnormen bij de presidentsverkiezingen in Belarus op 19 december 2010, en voor het hardhandig optreden tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie, en de personen die met hen zijn geassocieerd, als vermeld in bijlage III A.”

8        Bij besluit 2011/69 is artikel 2 van besluit 2010/639 vervangen door:

Artikel 2

1.      Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan [...] personen die verantwoordelijk zijn:

[...]

b)      voor de schendingen van de internationale verkiezingsnormen bij de presidentsverkiezingen in Belarus op 19 december 2010, en voor het hardhandig optreden tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie, en natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die met hen zijn geassocieerd, als vermeld in bijlage III A;

worden bevroren.

[...]”

9        Verzoekers naam is opgenomen in bijlage V bij besluit 2011/69, waarbij bijlage III A aan besluit 2010/639 is toegevoegd. Bij de naam van verzoeker, die in punt 77 is vermeld, staat de volgende precisering: „Journalist van het staatstelevisiekanaal ONT met een hoge en invloedrijke positie”.

10      Bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 84/2011 van de Raad van 31 januari 2011 tot wijziging van verordening nr. 765/2006 (PB 2011, L 28, blz. 17) is met name artikel 2 van verordening nr. 765/2006 door de volgende tekst vervangen:

Artikel 2

1.      Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van de natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen die in bijlage I of I bis zijn vermeld, worden bevroren.

2.      Aan of ten behoeve van de in bijlage I of I bis genoemde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen mogen geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking worden gesteld.

[...]

5.      In bijlage I bis staan de natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen die worden bedoeld in artikel 2, lid 1, onder b), van besluit 2010/639[...], als gewijzigd.”

11      Verzoekers naam is bij uitvoeringsverordening nr. 84/2011 opgenomen in bijlage II (bijlage I bis bij verordening nr. 765/2006 waarin de lijst is vervat van natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten of lichamen als bedoeld in artikel 2, leden 1, 2 en 5), met de in punt 9 hierboven aangehaalde vermelding.

12      Op 2 februari 2011 is in het Publicatieblad van de Europese Unie een kennisgeving gepubliceerd aan de personen op wie de maatregelen van besluit 2011/69 en van uitvoeringsverordening nr. 84/2011 van toepassing zijn (PB 2011, C 33, blz. 17).

13      Bij uitvoeringsbesluit 2011/174/GBVB van de Raad van 21 maart 2011 tot uitvoering van besluit 2010/639 (PB 2011, L 76, blz. 72) zijn de bijlagen I tot en met III, III A en IV bij besluit 2010/639 vervangen door de tekst die is opgenomen in de bijlagen I tot en met V bij dit uitvoeringsbesluit. Verzoekers naam is in bijlage IV opgenomen met de in punt 9 hierboven aangehaalde vermelding.

14      Bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 271/2011 van de Raad van 21 maart 2011 tot uitvoering van artikel 8 bis, lid 1, van verordening nr. 765/2006 (PB 2011, L 76, blz. 13) zijn de bijlagen I en I bis van verordening nr. 765/2006 vervangen door de tekst die is opgenomen in de bijlagen I en II bij deze uitvoeringsverordening. Verzoekers naam is in bijlage II opgenomen met de in punt 9 hierboven aangehaalde vermelding.

15      Bij besluit 2012/642/GBVB van 15 oktober 2012 betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus (PB 2012, L 285, blz. 1) heeft de Raad de van toepassing zijnde beperkende maatregelen tot en met 31 oktober 2013 verlengd en de krachtens besluit 2010/639 opgelegde maatregelen in één rechtsinstrument opgenomen. Artikel 3, lid 1, van dat besluit luidt als volgt:

„De lidstaten nemen de nodige maatregelen om binnenkomst op of doorreis via hun grondgebied te beletten van personen die:

a)      verantwoordelijk zijn voor ernstige mensenrechtenschendingen of de onderdrukking van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie, of wier activiteiten anderszins de democratie of de rechtsstaat in Belarus ernstig ondermijnen, alsmede eenieder die banden heeft met hen;

b)      profiteren van of steun verlenen aan het Loekasjenko-regime,

en vermeld staan in de bijlage.”

16      Artikel 4, lid 1, van besluit 2012/642 luidt als volgt:

„Alle tegoeden en economische middelen die eigendom zijn, in het bezit zijn, of onder zeggenschap staan van:

a)      personen, entiteiten of lichamen die verantwoordelijk zijn voor ernstige mensenrechtenschendingen of de onderdrukking van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie, of wier activiteiten anderszins de democratie en de rechtsstaat in Belarus ernstig ondermijnen, of alle andere natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die banden hebben met hen, alsmede alle rechtspersonen, entiteiten of lichamen die hun eigendom zijn of onder hun zeggenschap staan;

b)      natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die van het Loekasjenko-bewind profiteren of het steunen, alsmede rechtspersonen, entiteiten of lichamen die hun eigendom zijn of onder hun zeggenschap staan,

en vermeld staan in de bijlage, worden bevroren.”

17      In de bijlage bij besluit 2012/642 is in punt 138 de naam van verzoeker opgenomen met de volgende vermelding:

„Journalist van het staatstelevisiekanaal ONT met een invloedrijke positie. Hij is het anker van het programma ‚Zo zitten de zaken in elkaar’. Dat programma is een instrument van overheidspropaganda op TV, waarmee de repressie van de democratische oppositie en van het maatschappelijk middenveld gesteund en gerechtvaardigd wordt. De oppositie en het maatschappelijk middenveld worden stelselmatig negatief en in afbrekende termen belicht, met gebruikmaking van valse informatie. In dat verband was hij bijzonder actief na het neerslaan van de vreedzame demonstraties op 19 december 2010 en de daaropvolgende protesten.”

18      Bij verordening (EU) nr. 1014/2012 van 6 november 2012 (PB 2012, L 307, blz. 1) heeft de Raad verordening nr. 765/2006 gewijzigd. Hij heeft artikel 2 van laatstgenoemde verordening vervangen door:

„1.      Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan of eigendom zijn van, in het bezit zijn van of onder zeggenschap staan van de in bijlage I genoemde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen, worden bevroren.

2.      Aan of ten behoeve van de in bijlage I genoemde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen mogen geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking worden gesteld.

3.      Het is verboden bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben dat de in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen direct of indirect worden omzeild.

4.      Bijlage I bevat een lijst met natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen die, overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder a), van besluit 2012/642[...] door de Raad zijn geïdentificeerd als verantwoordelijk voor ernstige mensenrechtenschendingen of de onderdrukking van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie, of waarvan de activiteiten ernstige schade berokkenen aan de democratie of de rechtsstaat in Belarus, of als natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen die met hen verbonden zijn of als rechtspersonen, entiteiten of lichamen die hun eigendom zijn of onder hun zeggenschap staan.

5.      Bijlage I bevat eveneens een lijst met natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen die, overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder b) van besluit 2012/642[...] door de Raad zijn geïdentificeerd als baat hebbend bij of steun verlenend aan het Loekasjenko-regime, en met rechtspersonen, entiteiten en lichamen die hun eigendom zijn of onder hun zeggenschap staan.”

19      Voorts zijn bij verordening nr. 1014/2012 de verwijzingen naar ‚bijlagen I, I A, en I B’ of naar ‚bijlagen I of I bis’ in verordening nr. 765/2006, zoals gewijzigd, vervangen door verwijzingen naar ‚bijlage I’.

20      Bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 1017/2012 van 6 november 2012 houdende uitvoering van artikel 8 bis, lid 1, van verordening nr. 765/2006 (PB 2012, L 307, blz. 7) heeft de Raad de tekst in de bijlagen I, I A en I B bij verordening nr. 765/2006 door één bijlage vervangen. In die bijlage is verzoekers naam vermeld, met dezelfde vermelding als die welke in punt 17 hierboven is aangehaald.

21      Bij brieven van 7 november 2012 heeft de Raad besluit 2012/642, verordening nr. 1014/2012 en uitvoeringsverordening nr. 1017/2012 ter kennis gebracht van verzoeker en diens raadsman.

22      Op diezelfde dag is er een kennisgeving gepubliceerd in het Publicatieblad ter attentie van de personen en entiteiten ten aanzien waarvan de beperkende maatregelen van de in punt 21 hierboven genoemde drie handelingen van toepassing zijn (PB 2012, C 339, blz. 9).

23      Bij besluit 2013/534/GBVB van 29 oktober 2013 tot wijziging van besluit 2012/642 (PB 2013, L 288, blz. 69) heeft de Raad de van toepassing zijnde beperkende maatregelen tot en met 31 oktober 2014 verlengd en de bijlage bij besluit 2012/642 vervangen. Verzoekers naam is in punt 132 van de bijlage bij besluit 2013/534 vermeld met de in punt 17 hierboven aangehaalde vermelding.

24      Bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 1054/2013 van 29 oktober 2013 tot uitvoering van artikel 8 bis, lid 1, van verordening nr. 765/2006 (PB 2013, L 288, blz. 1) heeft de Raad de bijlage bij verordening nr. 765/2006 gewijzigd. De naam van verzoeker is in punt 132 van deze bijlage vermeld, eveneens met de in punt 17 hierboven aangehaalde vermelding.

25      Bij arrest van 23 september 2014, Mikhalchanka/Raad (T‑196/11 en T‑542/12, niet gepubliceerd, EU:T:2014:801), heeft het Gerecht besluit 2011/69, uitvoeringsbesluit 2011/174, uitvoeringsverordening nr. 271/2011, besluit 2012/642 en uitvoeringsverordening nr. 1017/2012 nietig verklaard voor zover deze handelingen betrekking hebben op verzoeker.

 Procedure en conclusies van partijen

26      Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 31 december 2013, heeft verzoeker het onderhavige beroep ingesteld en het Gerecht verzocht:

–        besluit 2013/534 nietig te verklaren, voor zover dit op hem betrekking heeft;

–        uitvoeringsverordening nr. 1054/2013 nietig te verklaren, voor zover deze op hem betrekking heeft;

–        de Raad te verwijzen in de kosten.

27      Bij akte, eveneens neergelegd ter griffie van het Gerecht op 31 december 2013, heeft verzoeker krachtens de artikelen 94 en 95 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van 2 mei 1991 een verzoek om rechtsbijstand ingediend.

28      Op 18 maart 2014 heeft de Raad een verweerschrift neergelegd ter griffie van het Gerecht, waarin hij het Gerecht verzoekt:

–        het beroep te verwerpen;

–        verzoeker te verwijzen in de kosten.

29      Verzoeker heeft op 6 mei 2014 een memorie van repliek, en de Raad op 18 juni 2014 een memorie van dupliek ingediend.

30      Bij beschikking van 11 december 2014, Mikhalchanka/Raad (T‑693/13, niet gepubliceerd, EU:T:2014:1098), is aan verzoeker rechtsbijstand verleend.

31      Bij akten, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 8 en 16 juni 2015, hebben de Raad en verzoeker antwoord gegeven op de vraag die het Gerecht bij wijze van maatregel tot organisatie van de procesgang had gesteld, te weten wat voor de onderhavige zaak de gevolgen zijn van de overwegingen van het Gerecht in het arrest van 23 september 2014, Mikhalchanka/Raad (T‑196/11 en T‑542/12, niet gepubliceerd, EU:T:2014:801). De Raad heeft in zijn antwoord verzocht om afdoening zonder beslissing. Subsidiair heeft de Raad betoogd dat uit dat arrest niet voortvloeit dat besluit 2013/534 en uitvoeringsverordening nr. 1054/2013 in de onderhavige zaak onrechtmatig zijn.

32      Bij akte, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 24 juli 2015, heeft verzoeker opmerkingen ingediend over het verzoek van de Raad om de zaak zonder beslissing af te doen.

33      Bij akten, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 16 en 22 oktober 2015, hebben de Raad en verzoeker antwoord gegeven op de vraag die het Gerecht bij wijze van maatregel tot organisatie van de procesgang had gesteld, om te bepalen of verzoeker de motivering in besluit 2013/534 en uitvoeringsverordening nr. 1054/2013 kende voordat deze handelingen waren aangenomen, gelet op de nietigverklaring van besluit 2012/642 en uitvoeringsverordening nr. 1017/2012, voor zover deze betrekking hebben op verzoeker, door het arrest van 23 september 2014, Mikhalchanka/Raad (T‑196/11 en T‑542/12, niet gepubliceerd, EU:T:2014:801).

 In rechte

34      Ter ondersteuning van het beroep heeft verzoeker vier middelen aangevoerd, ontleend aan, in de eerste plaats, schending van de rechten van verdediging, in de tweede plaats, een motiveringsgebrek, in de derde plaats, een kennelijke onjuiste beoordeling, en, in de vierde plaats, de onevenredigheid van de op hem betrekking hebbende maatregel.

35      Om te beginnen dient het door de Raad ingediende verzoek om afdoening zonder beslissing te worden onderzocht.

[omissis]

 Eerste middel van verzoeker: schending van de rechten van verdediging

44      Verzoeker voert in wezen aan dat hij niet van tevoren op de hoogte is gesteld van de verlenging van de beperkende maatregelen door besluit 2013/534 en uitvoeringsverordening nr. 1054/2013. Hij stelt dat, hoewel zijn adres bij de Raad bekend was, deze handelingen hem pas op 30 oktober 2013, dus na de vaststelling ervan, zijn meegedeeld. De mogelijkheid die de Raad hem heeft geboden om achteraf een herzieningsverzoek in te dienen, kan niet worden gelijkgesteld aan een procedure op tegenspraak die aan een sanctie vooraf moet gaan. Ter terechtzitting heeft verzoeker gepreciseerd dat een debat op tegenspraak, voorafgaande aan de vaststelling van de betreffende handelingen, nuttig was geweest ter beoordeling van de feiten, die na de datum waarop de eerste beperkende maatregelen tegen hem waren genomen, overigens waren veranderd.

[omissis]

46      In dat verband volgt uit de rechtspraak dat, in het kader van een procedure tot vaststelling van het besluit om de naam van een persoon op een lijst in de bijlage bij een handeling betreffende beperkende maatregelen te plaatsen of te laten staan, de eerbiediging van de rechten van verdediging en het recht op effectieve rechterlijke bescherming vereist dat de bevoegde autoriteit van de Unie aan de betrokkene de elementen meedeelt waarover zij tegen die persoon beschikt om haar besluit op te baseren, zodat die persoon zijn rechten onder de best mogelijke omstandigheden kan verdedigen en met volledige kennis van zaken kan beslissen of hij er baat bij heeft zich tot de Unierechter te wenden (zie in die zin arrest van 18 juli 2013, Commissie e.a./Kadi, C‑584/10 P, C‑593/10 P en C‑595/10 P, EU:C:2013:518, punt 111).

47      Bij die mededeling moet de bevoegde autoriteit van de Unie die persoon de mogelijkheid bieden zijn standpunt over de tegen hem in aanmerking genomen redenen naar behoren kenbaar te maken (zie in die zin arrest van 18 juli 2013, Commissie e.a./Kadi, C‑584/10 P, C‑593/10 P en C‑595/10 P, EU:C:2013:518, punt 112).

48      Wat betreft een besluit waarbij de naam van de betrokken persoon op de lijst in de bijlage bij de handeling betreffende beperkende maatregelen wordt gehandhaafd, moet die dubbele procedurele voorwaarde, anders dan het geval is bij een initiële plaatsing, worden nageleefd vooraleer dat besluit wordt vastgesteld (zie in die zin arrest van 18 juli 2013, Commissie e.a./Kadi, C‑584/10 P, C‑593/10 P en C‑595/10 P, EU:C:2013:518, punt 113).

49      Het Hof heeft overwogen dat, in geval van een later besluit tot bevriezing van tegoeden waarbij de naam van een reeds op de lijst geplaatste persoon of entiteit wordt gehandhaafd, dat verrassingseffect echter niet meer noodzakelijk is om de doeltreffendheid van de maatregel te waarborgen, zodat de vaststelling van een dergelijk besluit in beginsel door mededeling van de bezwarende elementen moet worden voorafgegaan en de betrokken persoon of entiteit tevens in de gelegenheid moet worden gesteld, te worden gehoord (arrest van 21 december 2011, Frankrijk/People’s Mojahedin Organization of Iran, C‑27/09 P, EU:C:2011:853, punt 62).

50      Dit recht om vooraf te worden gehoord moet worden geëerbiedigd wanneer de Raad ten aanzien van de persoon waartegen de beperkende maatregel zich richt en wiens naam op de betrokken lijst wordt gehandhaafd, nieuwe elementen in aanmerking heeft genomen (arrest van 13 september 2013, Makhlouf/Raad, T‑383/11, EU:T:2013:431, punt 43; zie in die zin ook arrest van 21 december 2011, Frankrijk/People’s Mojahedin Organization of Iran, C‑27/09 P, EU:C:2011:853, punt 63).

51      In dit geval moet voor wat betreft de specifieke redenen ten aanzien van verzoeker worden opgemerkt dat besluit 2013/534 en uitvoeringsverordening nr. 1054/2013 de naam van verzoeker hebben gehandhaafd op de lijst van personen op wie de betrokken beperkende maatregelen van toepassing zijn.

52      Vast staat dat deze redenen dezelfde zijn als die in besluit 2012/642 en uitvoeringsverordening nr. 1017/2012 vermeld zijn, zoals in de punten 23 en 24 hierboven in herinnering is gebracht. Bovendien volgt uit punt 21 hierboven dat besluit 2012/642 en uitvoeringsverordening nr. 1017/2012 aan verzoeker zijn meegedeeld. Verzoeker heeft dus zijn standpunt ten aanzien van deze redenen kenbaar kunnen maken.

53      In deze omstandigheden moet worden overwogen dat de Raad geen nieuwe elementen ten aanzien van verzoeker in aanmerking heeft genomen voor de vaststelling van besluit 2013/534 en uitvoeringsverordening nr. 1054/2013 en dat, gelet op de rechtspraak die in de punten 46 tot en met 50 hierboven in herinnering is gebracht, de Raad niet gehouden was om voorafgaand aan deze vaststelling de betrokken redenen aan verzoeker mee te delen.

54      Aan deze conclusie wordt niet afgedaan door het feit dat het Gerecht besluit 2012/642 en uitvoeringsverordening nr. 1017/2012 in het arrest van 23 september 2014, Mikhalchanka/Raad (T‑196/11 en T‑542/12, niet gepubliceerd, EU:T:2014:801, punten 74 en 75), nietig heeft verklaard voor zover deze betrekking hebben op verzoeker, omdat deze handelingen voorafgaand aan hun vaststelling niet aan verzoeker waren meegedeeld. Verzoeker heeft dientengevolge voorafgaand aan de vaststelling van deze handelingen niet naar behoren zijn standpunt kenbaar kunnen maken.

55      Ten eerste moet worden opgemerkt dat noch verzoeker noch de Raad heeft betoogd dat de nietigverklaring van besluit 2012/642 en van uitvoeringsverordening nr. 1017/2012 gevolgen heeft gehad voor de datum waarop verzoeker kennis heeft genomen van de redenen die in deze handelingen waren opgenomen en die zijn overgenomen in besluit 2013/534 en in uitvoeringsverordening nr. 1054/2013.

56      Ten tweede en bovenal dient erop te worden gewezen dat weliswaar uit artikel 264, eerste alinea, VWEU volgt dat wanneer een beroep tot nietigverklaring gegrond is, de Unierechter de betwiste handeling nietig verklaart en dat uit vaste rechtspraak volgt dat die nietigverklaring door de Unierechter de betwiste handeling ten aanzien van alle justitiabelen met terugwerkende kracht uit het rechtsverkeer neemt [arresten van 1 juni 2006, P&O European Ferries (Vizcaya) en Diputación Foral de Vizcaya/Commissie, C‑442/03 P en C‑471/03 P, EU:C:2006:356, punt 43, en van 12 februari 2008, CELF en ministre de la Culture et de la Communication, C‑199/06, EU:C:2008:79, punt 61], doch dat dit er niet aan afdoet dat het feit dat besluit 2012/642 en uitvoeringsverordening nr. 1017/2012 sinds het arrest van 23 september 2014, Mikhalchanka/Raad (T‑196/11 en T‑542/12, niet gepubliceerd, EU:T:2014:801) ten aanzien van verzoeker met terugwerkende kracht uit het rechtsverkeer zijn genomen, geen gevolgen heeft gehad voor de datum waarop verzoeker kennis heeft genomen van de redenen van deze laatste handelingen.

57      Zoals de Raad ook opmerkt, heeft de nietigverklaring van besluit 2012/642 en van uitvoeringsverordening nr. 1017/2012 immers niet geleid tot de nietigverklaring van de publicatie van deze handelingen, noch van de kennisgeving ten aanzien van deze handelingen en evenmin van de individuele mededeling per brief die aan verzoeker en aan diens vertegenwoordiger is verzonden. Het feitelijke kader waarin verzoeker kennis heeft genomen van de redenen die in deze handelingen zijn vermeld, is door het arrest van 23 september 2014, Mikhalchanka/Raad (T‑196/11 en T‑542/12, niet gepubliceerd, EU:T:2014:801), dan ook niet aangetast.

58      Hieruit volgt dat verzoeker de mededeling van de betreffende redenen voor de vaststelling van besluit 2013/534 en van uitvoeringsverordening nr. 1054/2013 heeft ontvangen en dat hij hierover dus opmerkingen bij de Raad heeft kunnen indienen.

59      Het eerste middel moet derhalve ongegrond worden verklaard.

[omissis]

 Derde middel: onjuiste beoordeling

[omissis]

109    Uit het voorgaande volgt dat het derde middel gegrond moet worden verklaard en dat besluit 2013/534 en uitvoeringsverordening nr. 1054/2013, voor zover zij betrekking hebben op verzoeker, nietig dienen te worden verklaard, zonder dat het vierde middel dat door verzoeker is aangevoerd, hoeft te worden onderzocht.

[omissis]

HET GERECHT (Eerste kamer),

rechtdoende, verklaart:

1)      Het verzoek van de Raad van de Europese Unie om afdoening van de zaak zonder beslissing wordt afgewezen.

2)      Worden nietig verklaard voor zover zij betrekking hebben op Aliaksei Mikhalchanka:

–        besluit 2013/534/GBVB van de Raad van 29 oktober 2013 tot wijziging van besluit 2012/642/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus;

–        uitvoeringsverordening (EU) nr. 1054/2013 van de Raad van 29 oktober 2013 houdende uitvoering van artikel 8 bis, lid 1, van verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus.

3)      De Raad van de Europese Unie zal zijn eigen kosten en die van Mikhalchanka dragen.

Kanninen

Pelikánová

Buttigieg

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 10 mei 2016.

ondertekeningen


* Procestaal: Frans.


1      Enkel de punten van dit arrest waarvan het Gerecht publicatie nuttig acht, worden weergegeven.