Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 10 september 2010 door Paulette Füller-Tomlinson tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 1 juli 2010 in zaak F-97/08, Füller-Tomlinson / Parlement

(Zaak T-390/10 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: Paulette Füller-Tomlinson (Brussel, België) (vertegenwoordiger: L. Levi, advocaat)

Andere partij in de procedure: Europees Parlement

Conclusies

het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie van 1 juli 2010 in zaak F-97/08 vernietigen;

dientengevolge, rekwirantes vorderingen uit eerste aanleg toewijzen, dat wil zeggen

het besluit van het hoofd van de eenheid Pensioenen en sociale verzekeringen van 9 april van 2008, waarvan artikel 3 het deel van verzoeksters blijvende gedeeltelijke invaliditeit dat door de beroepsziekte is veroorzaakt, op 20 % bepaalt, nietig verklaren;

voor zover nodig, het op 26 augustus 2008 genomen en op 28 augustus 2008 meegedeelde besluit tot afwijzing van de klacht nietig verklaren;

subsidiair, de verwerende partij veroordelen tot betaling van een bedrag van 12 000 EUR ter vergoeding van de immateriële schade;

de verwerende partij verwijzen in alle kosten.

de verwerende partij verwijzen in alle kosten van de beide instanties.

Middelen en voornaamste argumenten

In deze hogere voorziening vraagt rekwirante om vernietiging van het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (GVA) van 1 juli 2010 in zaak F-97/08, Füller-Tomlinson/Parlement, waarbij is verworpen het door haar ingestelde beroep, met name strekkende tot nietigverklaring van het besluit van het Europees Parlement om het percentage van de blijvende, door het beroep veroorzaakte invaliditeit krachtens de Europese schaal voor de beoordeling van aantastingen van de fysieke en psychische integriteit op 20 % vast te stellen.

Tot staving van haar hogere voorziening voert rekwirante een aantal middelen aan, ontleend aan:

schending van de omvang van de wettigheidscontrole die de rechter uitoefent over de voorwaarden van de krachtens artikel 73 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie vastgestelde verzekeringsregeling, daar het GVA zijn controle heeft beperkt tot kennelijke beoordelingsfouten en overschrijding door de instellingen van de grenzen van hun beoordelingsvrijheid, terwijl de controle een volledige controle van de inhoudelijke wettigheid van de handeling moet zijn;

schending van de controle van een kennelijke beoordelingsfout, verkeerde opvatting van het dossier, schending van de motiveringsplicht van de rechter in eerste aanleg en schending van artikel 73 van het Statuut en de verzekeringsregeling:

daar het GVA geen rekening heeft gehouden met de ontwikkelingen die ter terechtzitting plaatsvonden in het verlengde van de grieven van het inleidend verzoekschrift;

daar het GVA onder meer heeft geoordeeld dat de beoordelingsvrijheid van de artsen slechts de vaststelling van de ziekte en niet de vaststelling van het invaliditeitspercentage betrof, zodat het dus het verbindende karakter heeft bevestigd van de Europese schaal voor de beoordeling van aantastingen van de fysieke en psychische integriteit die het invaliditeitspercentage in het onderhavige geval beperkt tot 20 %, terwijl de medische commissie van mening was dat rekwirante voor 100 % invalide was;

schending van het begrip redelijke termijn en verkeerde opvatting van het dossier, daar het GVA bij de opsomming van de feiten heeft verwezen naar een medisch onderzoek dat nooit heeft plaatsgevonden om vervolgens daaruit de conclusie te trekken dat de termijnen voor de behandeling van rekwirantes dossier niet onredelijk waren.

____________