Language of document :

Beroep ingesteld op 20 september 2008 - Fluorsid en Minmet / Commissie

(Zaak T-404/08)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partijen: Fluorsid SpA (Assemini, Italië) en Minmet Co. (Lausanne, Zwitserland) (vertegenwoordigers: L. Vasques en F. Perego, advocaten)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

nietigverklaring van beschikking (C 2008) 3043 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 25 juni 2008 in een procedure op grond van artikel 81 EG en artikel 53 EER-Overeenkomst, zaak COMP/39/180 - aluminiumfluoride, die overeenkomstig artikel 44, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg respectievelijk op 11 en 9 juli 2008 aan Fluorsid en Minmet is betekend, dan wel, subsidiair, verlaging van de krachtens de beschikking aan Minmet en Fluorsid opgelegde geldboete

Middelen en voornaamste argumenten

Met het onderhavige beroep komen de vennootschappen Fluorsid en Minmet op tegen de beschikking waarbij de Commissie van de Europese Gemeenschappen schending van artikel 81, lid 1, EG en artikel 53, lid 1, EER-Overeenkomst heeft vastgesteld en Fluorsid en Minmet bijgevolg gezamenlijk en hoofdelijk heeft veroordeeld tot betaling van 1 600 000 (één miljoen zeshonderdduizend) EUR omdat zij artikel 81 EG ernstig zouden hebben geschonden.

Ter onderbouwing van hun vorderingen stellen verzoeksters:

ontbreken van bewijs van mogelijke schade in de EER en van een inbreuk op de bepalingen van artikel 81 EG. Verzoeksters benadrukken in dit verband dat het ondenkbaar is dat vier kleine ondernemingen, waarvan één in 2000 in de EER zelfs niet heeft gefactureerd, in hun eentje, zij het ook slechts abstract, een prijs kunnen opleggen aan grote aluminiumproducenten (ook wel "smelter" genoemd) in een markt waarin de prijs wordt bepaald door het aanbod en niet door de vraag;

niet-nakoming van de motiveringsplicht met betrekking tot het bewijs van de onrechtmatige gedraging, zulks in strijd met artikel 253 EG en artikel 2 van verordening nr. 1/2003, doordat de Commissie de bestreden inbreuk tersluiks heeft gewijzigd teneinde haar bewijslast te verlichten. Op dit punt betogen verzoeksters dat de Commissie bewijs heeft kunnen vinden dat tussen concurrenten informatie werd uitgewisseld, maar niet dat er afspraken met een beperkend oogmerk werden gemaakt. Die herkwalificatie van de onrechtmatige gedraging speelde in het voordeel van de Commissie, die zich - ten onrechte volgens verzoeksters - heeft kunnen beroepen op de per se rule-mechanismen waarin is voorzien in het kader van de hard core restrictions, zodat de op haar rustende bewijslast werd verlicht en zij eraan kon voorbijgaan dat de gestelde onrechtmatige gedraging geen weerslag op de markt had gehad;

schending van artikel 27 van verordening nr. 1/2003 en van de rechten van de verdediging alsmede van de artikelen 253 EG en 173 EG, voor zover de Commissie in de Statements of objections (mededeling van punten van bezwaar; hierna: "SO") geen melding maakt van de leniency (medewerking) van Fluorsid, onderzoek heeft verricht en na de SO stukken aan het dossier heeft toegevoegd, en verzoeksters in de eindbeschikking een andere onrechtmatige gedraging heeft verweten dan in de SO (eerst een voortdurende inbreuk; vervolgens een onrechtmatige gedraging gedurende zes maanden).

Verzoeksters betogen voorts:

in de eindbeschikking worden ten bewijze van Minmets betrokkenheid een aantal belastende documenten aangevoerd die in de SO volstrekt niet zijn vermeld;

hoewel de Commissie in strijd met de rechten van de verdediging in de SO absoluut geen rekening heeft gehouden met de medewerking van Fluorsid, heeft zij daarna zowel een document inzake de door verzoeksters verleende medewerking als een na de SO overgelegde bijlage bij het document inzake medewerking in het dossier opgenomen. Zodoende heeft de Commissie i) onzekerheid gecreëerd over de medewerking, waardoor in strijd met de voorschriften in punt 29 van de mededeling van de Commissie betreffende immuniteit tegen geldboeten afbreuk is gedaan aan de termijnen en aan de inhoud van verzoeksters rechten van verdediging; ii) na de SO verder onderzoek verricht, waarbij zij stukken aan het dossier is blijven toevoegen, waarmee zij ten nadele van alle partijen bij het geding fundamentele procesvoorschriften heeft geschonden;

de Commissie heeft de geografische markt van aluminiumfluoride tegenstrijdig en zonder passende motivering afgebakend en de waarde van de markt op volstrekt onlogische wijze berekend.

____________