Language of document : ECLI:EU:T:2014:842

BESCHIKKING VAN HET GERECHT (Achtste kamer)

17 september 2014 (*)

„Niet-contractuele aansprakelijkheid – Invoer van vogels – Overeenkomst over de vastgestelde bedragen van schadevergoeding – Afdoening zonder beslissing”

In zaak T‑333/10,

Animal Trading Company (ATC) BV, gevestigd te Loon op Zand (Nederland),

Avicentra NV, gevestigd te Malle (België),

Borgstein Birds and Zoofood Trading vof, gevestigd te Wamel (Nederland),

Bird Trading Company Van der Stappen BV, gevestigd te Dongen (Nederland),

New Little Birds Srl, gevestigd te Anagni (Italië),

Vogelhuis Kloeg, gevestigd te Zevenbergen (Nederland),

Giovanni Pistone, wonende te Westerlo (België),

vertegenwoordigd door M. Osse en J. Houdijk, advocaten,

verzoekers,

tegen

Europese Commissie, aanvankelijk vertegenwoordigd door F. Jimeno Fernández en B. Burggraaf, vervolgens door F. Jimeno Fernández en H. Kranenborg, als gemachtigden,

verweerster,

betreffende een beroep tot vergoeding van de schade die verzoekers hebben geleden ten gevolge van de vaststelling van beschikking 2005/760/EG van de Commissie van 27 oktober 2005 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen voor de invoer van in gevangenschap gehouden vogels in verband met hoogpathogene aviaire influenza in bepaalde derde landen (PB L 285, blz. 60), zoals verlengd, en verordening (EG) nr. 318/2007 van de Commissie van 23 maart 2007 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van bepaalde vogels in de Gemeenschap en de desbetreffende quarantainevoorschriften (PB L 84, blz. 7),

geeft

HET GERECHT (Achtste kamer),

samengesteld als volgt: D. Gratsias, president, M. Kancheva (rapporteur) en C. Wetter, rechters,

griffier: E. Coulon,

de navolgende

Beschikking

 Procesverloop en conclusies van partijen

1        Verzoekers, Animal Trading Company (ATC) BV, Avicentra NV, Borgstein Birds and Zoofood Trading vof, Bird Trading Company Van der Stappen BV, New Little Birds Srl, Vogelhuis Kloeg en Giovanni Pistone, hebben bij op 17 augustus 2010 ter griffie van het Gerecht neergelegd verzoekschrift het onderhavige beroep tot schadevergoeding ingesteld.

2        Het Gerecht (Eerste kamer) verklaarde bij tussenarrest van 16 september 2013, ATC e.a./Commissie, (T‑333/10, Jurispr., EU:T:2013:451; hierna: „tussenarrest”), alvorens recht te doen, dat de Europese Unie was gehouden tot vergoeding van de schade die verzoekers hebben geleden ten gevolge van de vaststelling en uitvoering van beschikking 2005/760/EG van de Commissie van 27 oktober 2005 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen voor de invoer van in gevangenschap gehouden vogels in verband met hoogpathogene aviaire influenza in bepaalde derde landen (PB L 285, blz. 60), zoals verlengd bij zes beschikkingen (hierna: „verlengingsbeschikkingen”). Het beroep is verworpen voor het overige, namelijk inzake de vaststelling en uitvoering van verordening (EG) nr. 318/2007 van de Commissie van 23 maart 2007 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van bepaalde vogels in de Gemeenschap en de desbetreffende quarantainevoorschriften (PB L 84, blz. 7).

3        Het Gerecht gelastte partijen in het tussenarrest (EU:T:2013:451) voorts om binnen een termijn van drie maanden na de datum van uitspraak van het arrest de in onderlinge overeenstemming vastgestelde bedragen van de schadevergoeding mee te delen en, zo geen overeenstemming werd bereikt, binnen dezelfde termijn hun berekeningen aan het Gerecht toe te zenden. De beslissing over de kosten is aangehouden.

4        Bij de wijziging van de samenstelling van de kamers van het Gerecht op 1 oktober 2013 is de rechter-rapporteur toegevoegd aan de Achtste kamer, aan welke kamer de onderhavige zaak dan ook is toegewezen.

5        De in het tussenarrest (EU:T:2013:451) vastgestelde termijn is op 18 december 2013 op verzoek van partijen verlengd tot 26 februari 2014.

6        Partijen deelden het Gerecht bij brieven van 20 en 25 februari 2014 mee dat respectievelijk voor elk van verzoekers in onderlinge overeenstemming na onderhandelingen die als gevolg van het tussenarrest (EU:T:2013:451) werden gevoerd en binnen de gestelde termijn werden beëindigd, de volgende vergoedingsbedragen waren vastgesteld overeenkomstig punt 3 van het dictum van dat arrest:

–        ATC: 269 770 EUR;

–        Avicentra: 44 961 EUR;

–        Borgstein Birds and Zoofood Trading: 939 041 EUR;

–        BTC Van der Stappen: 293 766 EUR;

–        New Little Birds: 183 595 EUR;

–        Vogelhuis Kloeg: 155 743 EUR;

–        G. Pistone: 108 734 EUR.

7        De schadevergoeding bedroeg, naar partijen nader verduidelijkten, in totaal 1 995 610 EUR, te vermeerderen met jaarrente van 8,50 % voor de periode vanaf de dag van uitspraak van het tussenarrest (EU:T:2013:451) tot de dag van de daadwerkelijke betaling.

8        Ten slotte deelden partijen mee dat de advocaten- en deskundigenkosten in hun overeenkomst hoe dan ook golden als een deel van de kosten. Zij waren het evenwel oneens over de kostenverdeling en verzochten het Gerecht te beslissen over deze verdeling.

9        Het Gerecht verzocht partijen bij brief van 1 juli 2014 krachtens artikel 113 van zijn Reglement voor de procesvoering om hun opmerkingen over de eventuele vaststelling van een beschikking tot afdoening zonder beslissing in deze zaak.

10      Verzoekers concluderen tot verwijzing van de Europese Commissie in alle kosten.

11      De Commissie concludeert tot verwijzing van elke partij in haar eigen kosten of althans tot verdeling van de kosten in gelijke delen.

 In rechte

12      Het Gerecht kan krachtens artikel 113 van het Reglement voor de procesvoering in iedere stand van het geding ambtshalve, na partijen te hebben gehoord, uitspraak doen over gronden van niet-ontvankelijkheid die van openbare orde zijn, of vaststellen dat het beroep zonder voorwerp is geraakt en er niet op behoeft te worden beslist.

13      Het Gerecht neemt akte van de door partijen bereikte overeenstemming over de door de Commissie aan elk van verzoekers te betalen bedragen tot vergoeding van hun schade (zie in die zin en naar analogie beschikkingen van 20 maart 2003, Jansma/Raad en Commissie, T‑76/94, EU:T:2003:80, punt 8, en 20 december 2007, Dascalu/Commissie, T‑430/03, EU:T:2007:398, punt 10).

14      Het Gerecht stelt vast, na partijen te hebben gehoord, dat na de tussen hen bereikte overeenstemming niet meer behoeft te worden beslist op het onderhavige beroep.

 Kosten

15      Verzoekers stellen dat het Gerecht in zijn tussenarrest (EU:T:2013:451) de Commissie jegens elk van hen aansprakelijk heeft gesteld voor het grootste deel van de aangevoerde wetgevingshandelingen, namelijk alle beschikkingen die van kracht waren tussen 25 oktober 2005 en 30 juni 2007. Huns inziens moet dat het Gerecht brengen tot verwijzing van de Commissie in alle kosten of althans in het grootst mogelijke deel van de door hen gemaakte kosten.

16      Door de gedragingen van de Commissie verslechterde volgens verzoekers, zonder dat zij voor vrij beperkte bedragen (zie punt 6 hierboven) konden worden vergoed, hun financiële situatie voorts zodanig dat het onevenredig en onredelijk zou zijn hen hun eigen kosten, zij het slechts gedeeltelijk, te doen dragen. Zo zou de Commissie eveneens zelfs de kosten moeten dragen die zij hebben gemaakt voor de vaststelling en berekening van hun schade in het kader van de tussen partijen gevoerde onderhandelingen.

17      De Commissie merkt op dat het Gerecht in het tussenarrest (EU:T:2013:451) het beroep tot schadevergoeding grotendeels heeft verworpen. Het Gerecht, aldus de Commissie, stelde namelijk alleen onwettigheid vast inzake de vaststelling van beschikking 2005/760 en de verlengingsbeschikkingen, waarvan de laatste van kracht bleef tot 30 juni 2007. Het Gerecht verwierp evenwel het beroep tot schadevergoeding op basis van de gestelde onwettigheid van verordening nr. 318/2007, die een veel langere periode dan deze beschikkingen bestrijkt.

18      Artikel 87, lid 6, van het Reglement voor de procesvoering bepaalt dat wanneer het geding zonder voorwerp is geraakt, het Gerecht vrijelijk over de kosten beslist.

19      Enerzijds is de Commissie blijkens het tussenarrest (EU:T:2013:451) in casu gedeeltelijk in het ongelijk gesteld in haar conclusie tot ongegrondverklaring van het beroep tot schadevergoeding, voor zover de Unie is veroordeeld tot vergoeding van de na de vaststelling door de Commissie van beschikking 2005/760 en de verlengingsbeschikkingen door verzoekers geleden schade. Deze beschikkingen bleven van kracht van 27 oktober 2005 tot 30 juni 2007, namelijk gedurende ongeveer 20 maanden.

20      Anderzijds zijn verzoekers gedeeltelijk in het ongelijk gesteld in hun conclusie tot veroordeling van de Unie of de Commissie tot vergoeding van de door hen geleden schade, voor zover de na vaststelling door de Commissie van verordening nr. 318/2007 gestelde schade niet in aanmerking is genomen. Deze verordening is in werking getreden op 1 juli 2007 en bleef, zoals gewijzigd, van kracht tot 11 maart 2013, zijnde de datum waarop zij is ingetrokken bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 139/2013 van de Commissie van 7 januari 2013 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van bepaalde vogels in de Unie en de desbetreffende quarantainevoorschriften (PB L 47, blz. 1).

21      Derhalve dient, in navolging van de Commissie, te worden opgemerkt dat het beroep tot vergoeding van de gestelde schade temporeel over een periode van ongeveer zes jaar is verworpen en slechts is toegewezen voor gedurende 20 maanden geleden schade. Verzoekers’ betoog inzake het aantal wetgevingshandelingen is daarentegen irrelevant.

22      Voorts is de verslechtering van verzoekers’ financiële situatie op zich irrelevant voor de beslissing op de conclusies waarin zij in het ongelijk zijn gesteld, en op de kostenverdeling. De tussen partijen in onderlinge overeenstemming vastgestelde vergoeding strekt overigens tot vergoeding, voor zover mogelijk, van de schade die verzoekers hebben geleden als gevolg van de door het Gerecht in het tussenarrest (EU:T:2013:451) vastgestelde onwettigheid.

23      Derhalve is het in de omstandigheden van de zaak billijk te beslissen dat verzoekers enerzijds en de Commissie anderzijds hun eigen kosten zullen dragen.

HET GERECHT (Achtste kamer)

beschikt:

1)      Op het onderhavige beroep behoeft niet meer te worden beslist.

2)      Animal Trading Company (ATC) BV, Avicentra NV, Borgstein Birds and Zoofood Trading vof, Bird Trading Company Van der Stappen BV, New Little Birds Srl, Vogelhuis Kloeg en Giovanni Pistone zullen hun eigen kosten dragen.

3)      De Europese Commissie zal haar eigen kosten dragen.

Luxemburg, 17 september 2014.

De griffier

 

      De president

E. Coulon

 

      D. Gratsias


* Procestaal: Nederlands.