Language of document : ECLI:EU:T:2012:590

BESCHIKKING VAN HET GERECHT

8 november 2012

Zaak T‑616/11 P

Luigi Marcuccio

tegen

Europese Commissie

„Hogere voorziening – Openbare dienst – Ambtenaren – Beroep in eerste aanleg kennelijk rechtens ongegrond verklaard – Door rekwirant beweerdelijk geleden schade – Vergoeding van kosten die vermeden hadden kunnen worden – Artikel 94, sub a, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken”

Betreft:      Hogere voorziening tegen de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Tweede kamer) van 8 september 2011, Marcuccio/Commissie (F‑69/10), en strekkende tot vernietiging van die beschikking.

Beslissing:      De hogere voorziening wordt afgewezen. Marcuccio draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten die de Europese Commissie in het kader van deze procedure heeft gemaakt.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Niet-contractuele aansprakelijkheid van instellingen – Voorwaarden – Onrechtmatigheid – Schade – Causaal verband – Besluit gebrekkig wegens schending van het recht op vertrouwelijkheid – Voorwaarde die niet volstaat om tot niet-contractuele aansprakelijkheid van de Unie te leiden – Bestaan van schade en causaal verband – Bewijslast

(Art. 340, tweede alinea, VWEU)

2.      Hogere voorziening – Middelen – Middel voorgedragen tegen rechtsoverweging van arrest die niet noodzakelijk is voor onderbouwing van dictum – Falend middel

3.      Hogere voorziening – Middelen – Middel gericht tegen beslissing van het Gerecht voor ambtenarenzaken over de kosten – Niet-ontvankelijkheid in geval van afwijzing van alle andere middelen

(Statuut van het Hof van Justitie, bijlage I, art. 11, lid 2)

1.      Voor de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Unie moet zijn voldaan aan een aantal voorwaarden betreffende de onrechtmatigheid van de aan de verwerende instelling verweten gedraging, het bestaan van schade en de aanwezigheid van een causaal verband tussen de onrechtmatige gedraging en de gestelde schade.

Dat het bestreden besluit gebrekkig is wegens een onwettigheid, zoals een schending van het recht op vertrouwelijkheid, volstaat niet om tot de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Unie wegens onrechtmatige gedragingen van haar organen te leiden, omdat die aansprakelijkheid veronderstelt dat de verzoeker erin is geslaagd om het bestaan van de door hem gestelde schade aan te tonen en het causale verband tussen die schade en de aangevoerde onwettigheid.

(cf. punten 36, 37 en 41)

Referentie:

Gerecht 28 september 2009, Marcuccio/Commissie, T‑46/08 P, JurAmbt. blz. I‑B‑1‑77 en II‑B‑1‑479, punten 66 en 67 en aldaar aangehaalde rechtspraak; Gerecht 6 juli 2010, Marcuccio/Commissie, T‑401/09, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 26; Gerecht 16 december 2010, Commissie/Petrilli, T‑143/09 P, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 45 en aldaar aangehaalde rechtspraak

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 44)

Referentie:

Hof 29 april 2004, Commissie/CAS Succhi di Frutta, C‑496/99 P, Jurispr. blz. I‑3801, punt 68 en aldaar aangehaalde rechtspraak

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 47 en 52)

Referentie:

Gerecht 9 september 2009, Nijs/Rekenkamer, T‑375/08 P, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 71 en aldaar aangehaalde rechtspraak; Gerecht 18 oktober 2010, Marcuccio/Commissie, T‑515/09 P, punt 59; Gerecht 20 juni 2011, Marcuccio/Commissie, T‑256/10 P, punt 77