Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Lietuvos Aukščiausiasis Teismas (Litouwen) op 1 februari 2024 – UAB „EM SYSTEM”/ AB SEB bankas en AS „Citadele banka” Lietuvos filialas

(Zaak C-84/24, EM SYSTEM)

Procestaal: Litouws

Verwijzende rechter

Lietuvos Aukščiausiasis Teismas

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: UAB „EM SYSTEM”

Verwerende partijen: AB SEB bankas, AS „Citadele banka” Lietuvos filialas

Prejudiciële vragen

Dienen artikel 2, leden 1 en 2, van verordening (EG) nr. 765/20061 aldus worden uitgelegd dat, wanneer vaststaat dat een in bijlage I bij de verordening genoemde persoon precies 50 % van de aandelen in een vennootschap bezit, wordt verondersteld dat de tegoeden van de vennootschap eigendom zijn van, in het bezit zijn van of onder zeggenschap staan van de in bijlage I bij de verordening genoemde entiteit?

Kan in een procedure voor de nationale rechter, zoals die in het hoofdgeding aan de orde is, waarin een vennootschap wier tegoeden zijn bevroren omdat precies 50 % van haar aandelen in het bezit zijn van een persoon die is genoemd in bijlage I bij verordening nr. 765/2006 de rechter verzoekt de banken als verweersters te gelasten de overeenkomsten voor het beheer van een bankrekening na te komen waardoor die vennootschap zonder beperkingen toegang heeft tot de tegoeden op haar bankrekeningen, de betrokken vennootschap het besluit van de bank om haar tegoeden te bevriezen aanvechten met het argument dat haar tegoeden niet worden gebruikt door of ten behoeve van een persoon die is genoemd in bijlage I bij die verordening?

Indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord, aan de hand van welke criteria moet de nationale rechter bij wie een dergelijke procedure aanhangig is beoordelen of de tegoeden niet door of ten behoeve van een in bijlage I bij verordening nr. 765/2006 genoemde persoon worden gebruikt? Kunnen omstandigheden zoals (1) het feit dat het vermogen van de vennootschap is gescheiden van dat van haar aandeelhouders, (2) het feit dat de directeur van de vennootschap (en niet de in bijlage I bij de verordening genoemde persoon) namens de vennootschap handelt, en (3) het feit dat alleen de directeur van de vennootschap toegang heeft tot de bankrekeningen van de vennootschap, worden geacht uit te sluiten dat de tegoeden van de vennootschap worden gebruikt ten behoeve van een in bijlage I bij de verordening genoemde persoon wiens deelneming in de vennootschap precies 50 % bedraagt?

____________

1 Verordening (EG) nr. 765/2006 van de Raad van 18 mei 2006 betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus en de betrokkenheid van Belarus bij de Russische agressie tegen Oekraïne (PB L 134, 2006, blz. 1).