Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 6 december 2013 door Kari Wahlström tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 9 oktober 2013 in zaak F-116/12, Wahlström / Frontex

(Zaak T-653/13 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirerende partij: Kari Wahlström (Espoo, Finland) (vertegenwoordiger: S. Pappas, advocaat)

Andere partij in de procedure: Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex)

Conclusies

De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:

het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 9 oktober 2013 waarbij haar beroep is verworpen, te vernietigen;

de in eerste aanleg ingediende vorderingen toe te wijzen, daar het geding volgens de rekwirerende partij in staat van wijzen is;

de andere partij in de procedure te verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Met deze hogere voorziening vraagt de rekwirerende partij om vernietiging van het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (GVA), waarbij haar beroep is verworpen strekkende tot, ten eerste, nietigverklaring van haar beoordelingsrapport over 2010 en, ten tweede, schadevergoeding.

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij twee middelen aan.

Eerste middel, ontleend aan een verkeerde rechtsopvatting van het GVA, daar het heeft geoordeeld dat het ontbreken van een onderhoud tussen de beoordelaar en de rekwirerende partij in het kader van de beoordeling over 2010 een niet-wezenlijke procedurele onregelmatigheid vormde (betreffende de punten 38 en volgende van het bestreden arrest). De rekwirerende partij betoogt:

dat het GVA in de eerste plaats de bestaande rechtspraak heeft miskend;

dat het GVA in de tweede plaats de grenzen van zijn rechterlijke controle heeft overschreden en inbreuk heeft gemaakt op de beoordelingsbevoegdheid van de administratie, door de motivering van het bestreden arrest te baseren op de context waarin het beoordelingsrapport was vastgesteld en niet alleen op de vraag of het plaatsvinden van een formeel gesprek invloed kon hebben op de procedure.

Tweede middel, ontleend aan een verkeerde rechtsopvatting van het GVA bij zijn oordeel dat het ontbreken van de vaststelling van doelstellingen voor het eerste deel van 2010 niet een wezenlijke procedurele onregelmatigheid vormde die de geldigheid van het betrokken beoordelingsrapport ter discussie kon stellen (betreffende de punten 50 en volgende van het bestreden arrest). De rekwirerende partij betoogt:

ten eerste, dat het GVA de richtsnoeren voor de beoordeling heeft miskend, aangezien deze de verplichting bevatten om in geval van wijziging van functie van de functionaris tijdens de referentieperiode opnieuw doelstellingen vast te stellen;

ten tweede, dat de omschrijving van de taken die de rekwirerende partij in haar nieuwe functie zijn toegewezen aan de hand van documenten die betrekking hebben op de instelling en de functionering van het operationeel bureau geenszins betekent dat de door haar in verband met die taken te verwezenlijken doelstellingen waren vastgesteld.