Language of document : ECLI:EU:T:2015:652

ARREST VAN HET GERECHT (Kamer voor hogere voorzieningen)

18 september 2015

Zaak T‑653/13 P

Kari Wahlström

tegen

Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex)

„Hogere voorziening – Openbare dienst – Tijdelijk functionarissen – Beoordeling – Loopbaanontwikkelingsrapport – Beoordelingsjaar 2010 – Jaarlijks onderhoud met de beoordelaar – Vaststelling van doelstellingen”

Betreft:      Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie van 9 oktober 2013, Wahlström/Frontex (F‑116/12, JurAmbt., EU:F:2013:143), en strekkende tot vernietiging van dat arrest.

Beslissing:      Het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Derde kamer) van 9 oktober 2013, Wahlström/Frontex (F‑116/12, JurAmbt., EU:F:2013:143), wordt vernietigd voor zover het Gerecht voor ambtenarenzaken het tweede en het derde onderdeel van het tweede middel tot nietigverklaring dat in eerste aanleg is aangevoerd en het verzoek om schadevergoeding heeft afgewezen. De hogere voorziening wordt afgewezen voor het overige. Het beoordelingsrapport over 2010 van Wahlström wordt nietig verklaard. Het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex) wordt veroordeeld tot betaling van een vergoeding van 2 000 EUR aan Wahlström. Frontex wordt verwezen in alle kosten van deze procedure en in die van de procedure voor het Gerecht voor ambtenarenzaken.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Beoordeling – Beoordelingsrapport – Opstelling – Rapport dat is aangetast door een procedurele onregelmatigheid – Gevolgen

(Ambtenarenstatuut, art. 43)

2.      Ambtenaren – Beoordeling – Beoordelingsrapport – Opstelling – Schending van de verplichting om een onderhoud tussen de beoordelaar en de beoordeelde te organiseren – Wezenlijke onregelmatigheid

(Ambtenarenstatuut, art. 43)

3.      Ambtenaren – Beoordeling – Beoordelingsrapport – Verplichting om de te bereiken doelstellingen vast te stellen – Nietigverklaring van het rapport bij gebreke van die vaststelling

(Ambtenarenstatuut, art. 43)

4.      Hogere voorziening – Middelen – Toetsing door het Gerecht van de juridische kwalificatie van de feiten door het Gerecht voor ambtenarenzaken – Toelaatbaarheid

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 48, lid 2)

5.      Ambtenaren – Beoordeling – Beoordelingsrapport – Richtsnoeren voor de beoordelaars en functionarissen betreffende de procedures voor de beoordeling van het personeel – Rechtsgevolgen

6.      Ambtenaren – Beoordeling – Beoordelingsrapport – Opstelling – Formele vaststelling van doelstellingen bij een wijziging van tewerkstelling – Draagwijdte

(Ambtenarenstatuut, art. 43)

7.      Beroepen van ambtenaren – Beroep tot schadevergoeding – Nietigverklaring van de bestreden handeling waardoor geen adequaat herstel van de immateriële schade wordt verzekerd – Door onregelmatigheden aangetast beoordelingsrapport van een ambtenaar die zijn werkzaamheid heeft beëindigd

(Ambtenarenstatuut, art. 91)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 21)

Referentie:

Hof: arresten van 29 oktober 1980, van Landewyck e.a./Commissie, 209/78–215/78 en 218/78, EU:C:1980:248, punt 47, en van 21 maart 1990, België/Commissie, C‑142/87, Jurispr., EU:C:1990:125, punt 48

Gerecht: arrest van 23 april 2002, Campolargo/Commissie, T‑372/00, JurAmbt., EU:T:2002:103, punt 39

2.      In het kader van de beoordeling is een goed onderhoud noodzakelijk, aangezien het de sleutel daarvan is en een rechtstreeks contact veronderstelt tussen de beoordeelde en de beoordelaar, dat als enige een open en diepgaand gesprek in de hand kan werken, waardoor de betrokkenen, enerzijds, nauwkeurig de aard, de redenen en de omvang van hun eventuele verschillen kunnen vaststellen en, anderzijds, tot een beter wederzijds begrip kunnen komen. Zonder een rechtstreekse uitwisseling tussen de beoordelaar en de beoordeelde kan de beoordeling niet volledig voldoen aan haar functie van instrument voor het personeelsbeheer en voor de begeleiding van de professionele ontwikkeling van de betrokkene.

In deze omstandigheden kan het besluit om de overeenkomst van een functionaris niet te verlengen, dat vóór de vaststelling van het beoordelingsrapport is genomen, niet tot gevolg hebben dat het onderhoud tussen de functionaris en zijn beoordelaar zinloos wordt, daar de betrokkenen hierdoor, enerzijds, nauwkeurig de aard, de redenen en de omvang van hun eventuele verschillen kunnen vaststellen en, anderzijds, tot een beter wederzijds begrip kunnen komen.

Aangezien een beoordelingsrapport gebaseerd is op subjectieve waardeoordelen die derhalve per definitie kunnen worden gewijzigd, moet ervan worden uitgegaan dat indien de functionaris vóór de vaststelling van dat rapport in het kader van een onderhoud was gehoord, hij zijn standpunt kenbaar had kunnen maken, zodat hij wellicht had kunnen bewerkstellingen dat de beoordelingen in dat rapport werden gewijzigd. Het verzuim om in het kader van de beoordelingsprocedure een jaarlijks onderhoud tussen de functionaris en zijn beoordelaar te organiseren, vormt derhalve een wezenlijke onregelmatigheid.

(cf. punten 25‑28 en 34)

Referentie:

Gerecht: arresten van 30 september 2004, Ferrer de Moncada/Commissie, T‑16/03, JurAmbt., EU:T:2004:283, punt 40, en van 25 oktober 2007, Lo Giudice/Commissie, T‑27/05, JurAmbt., EU:T:2007:321, punten 48 en 49

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 48)

4.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 53)

Referentie:

Gerecht: arrest van 13 oktober 2008, Neophytou/Commissie, T‑43/07 P, JurAmbt., EU:T:2008:432, punt 71

5.      Richtsnoeren voor de beoordelaars en de functionarissen betreffende de procedures voor de beoordeling van het personeel kunnen niet worden aangemerkt als rechtsregels die de administratie hoe dan ook dient na te leven, doch zij geven indicatieve gedragsregels voor de te volgen praktijk waarvan de administratie in een concreet geval niet mag afwijken zonder opgaaf van redenen die verenigbaar zijn met het beginsel van gelijke behandeling. Door dergelijke gedragsregels vast te stellen en via de publicatie ervan te doen weten dat zij die zal toepassen op de desbetreffende gevallen, beperkt de betrokken instelling immers de uitoefening van haar beoordelingsbevoegdheid, en zij kan niet van die regels afwijken zonder dat hieraan in voorkomend geval een sanctie wordt verbonden wegens schending van algemene rechtsbeginselen zoals het gelijkheids- of het vertrouwensbeginsel. Het is dus niet uitgesloten dat dergelijke gedragsregels met een algemene strekking onder bepaalde voorwaarden en naargelang van hun inhoud rechtsgevolgen kunnen sorteren.

Referentie:

Hof: arrest van 28 juni 2005, Dansk Rørindustri e.a./Commissie, C‑189/02 P, C‑202/02 P, C‑205/02 P–C‑208/02 P en C‑213/02 P, Jurispr., EU:C:2005:408, punten 209‑211

Gerecht: arrest van 9 juli 1997, Monaco/Parlement, T‑92/96, JurAmbt., EU:T:1997:105, punt 46

6.      Daar de vaststelling van doelstellingen een fundamenteel referentiepunt voor de beoordeling van de prestaties van een functionaris en de opstelling van het beoordelingsrapport vormt, heeft het schrappen van de verplichting om formeel doelstellingen voor een functionaris vast te stellen bij een wijziging van tewerkstelling, en dit in het kader van een onderhoud met zijn beoordelaar, tot gevolg dat functionarissen op het gebied van de vaststelling van doelstellingen naargelang de datum van hun wijziging van tewerkstelling anders worden behandeld.

De „formele vaststelling van doelstellingen” omvat immers de vaststelling van doelstellingen in het kader van een onderhoud met de beoordelaar. Was dit niet het geval, dan zouden functionarissen op het gebied van de vaststelling van doelstellingen anders worden behandeld naargelang de datum van hun wijziging van tewerkstelling, aangezien de functionaris die aan het begin van het jaar van tewerkstelling wijzigt in het kader van het jaarlijks onderhoud met de beoordelaar nieuwe doelstellingen krijgt, in tegenstelling tot de functionaris die in de loop van het referentiejaar opnieuw wordt tewerkgesteld, en aan wie een dergelijk onderhoud zou worden onthouden.

(cf. punten 62 en 66)

7.      Wanneer een vordering tot schadevergoeding gebaseerd is op de onwettigheid van de nietig verklaarde handeling, dan vormt de door het Gerecht uitgesproken nietigverklaring op zich een adequaat en in beginsel toereikend herstel voor de immateriële schade die de verzoekende partij heeft kunnen lijden.

Heeft de nietigverklaring van een handeling echter geen nuttige werking, dan kan zij op zich geen adequaat en toereikend herstel vormen van de immateriële schade die door de nietig verklaarde handeling is veroorzaakt. Dit is het geval wanneer het in het kader van de uitvoering van het arrest houdende nietigverklaring van een beoordelingsrapport onmogelijk is om met terugwerkende kracht doelstellingen toe te wijzen aan een functionaris die zijn werkzaamheid heeft beëindigd alsmede om een formeel onderhoud over die doelstellingen te organiseren. Bovendien is het niet mogelijk om zijn prestaties in het kader van een nieuw beoordelingsrapport opnieuw te beoordelen door van meet af aan rekening te houden met de vastgestelde doelstellingen. Er blijft dus twijfel bestaan over de prestaties waarvan hij blijk had kunnen geven indien die doelstellingen meteen waren vastgesteld. Deze twijfel levert schade op.

De nietigverklaring van het beoordelingsrapport vormt als zodanig dus geen adequaat en toereikend herstel.

(cf. punten 82‑85)

Referentie:

Hof: arrest van 28 februari 2008, Neirinck/Commissie, C‑17/07 P, JurAmbt., EU:C:2008:134, punt 98

Gerecht: arresten van 11 september 2002, Willeme/Commissie, T‑89/01, JurAmbt., EU:T:2002:212, punt 97, en van 30 september 2009, Skareby/Commissie, T‑193/08 P, JurAmbt., EU:T:2009:377, punt 99