Language of document : ECLI:EU:F:2014:51

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Tweede kamer)

10 april 2014

Zaak F‑16/13

Ivo Camacho-Fernandes

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Ambtenaren – Sociale zekerheid – Artikel 73 van het Statuut – Beroepsziekte – Blootstelling aan asbest en andere stoffen – Medische commissie – Weigering om te erkennen dat ambtenaar is overleden ten gevolge van een beroepsziekte – Regelmatigheid van het advies van de medische commissie – Collegialiteitsbeginsel – Mandaat – Motivering – Beginsel van gelijke behandeling”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Camacho-Fernandes vraagt om, kort samengevat, nietigverklaring van het besluit van 23 maart 2012 waarbij het tot aanstelling bevoegd gezag (hierna: „TABG”) van de Europese Commissie de krachtens artikel 73 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (hierna: „Statuut”) ingeleide procedure heeft afgesloten en de bewoordingen heeft bevestigd van het ontwerpbesluit van 23 juni 1995 houdende weigering om te erkennen dat zijn echtgenote is overleden ten gevolge van een beroepsziekte.

Beslissing:      Het beroep wordt verworpen. Camacho-Fernandes draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese Commissie.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Sociale zekerheid – Verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten – Medische commissie – Organisatie – Verplichting om een reglement van orde vast te stellen – Geen verplichting – Verplichting om formeel te stemmen – Geen verplichting

(Ambtenarenstatuut, art. 73; regeling verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten, art. 22, lid 3)

2.      Ambtenaren – Sociale zekerheid – Verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten – Medisch deskundigenonderzoek – Op medische commissie rustende motiveringsplicht – Omvang

(Ambtenarenstatuut, art. 73; regeling verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten, art. 22, lid 3)

3.      Ambtenaren – Sociale zekerheid – Verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten – Medisch deskundigenonderzoek – Collegiale werkwijze van de medische commissie – Onderzoek van een zaak en opstelling van het eindrapport door meerderheid – Geldigheid – Voorwaarden

(Ambtenarenstatuut, art. 73; regeling verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten, art. 22, lid 3)

1.      In het kader van een verzoek om erkenning dat de ziekte van een ambtenaar door het beroep is veroorzaakt, vereist de aan de medische commissie verstrekte opdracht om in alle objectiviteit en onafhankelijkheid haar oordeel te geven over medische vraagstukken, dat haar beoordelingsvrijheid volledig is. Die vrijheid wordt echter aangetast indien die commissie, die overigens voor elk aan haar voorgelegd individueel geval ad hoc wordt samengesteld en dus niet blijft bestaan, verplicht zou zijn om in alle gevallen een reglement van orde vast te stellen. Onder deze omstandigheden moet het de medische commissie vrijstaan om, gelet op de omstandigheden van het aan haar voorgelegde geval, te beslissen dat zij in staat is om haar taak te vervullen zonder noodzakelijkerwijs formele en gedetailleerde regels over haar werkwijze vast te stellen, hetgeen overigens niet wordt verlangd door artikel 22, lid 3, van de gemeenschappelijke regeling voor de verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten van de ambtenaren van de Unie, die op 1 januari 2006 in werking is getreden. Bovendien verplicht geen enkele bepaling van die regeling de medische commissie om formeel te stemmen alvorens haar besluit te nemen.

(cf. punten 74, 79 en 98)

Referentie:

Hof: 19 januari 1988, Biedermann/Rekenkamer, 2/87, punt 16

Gerecht voor ambtenarenzaken: 12 december 2012, BS/Commissie, F‑90/11, punt 38, waartegen hogere voorziening is ingesteld bij het Gerecht van de Europese Unie, zaak T‑83/13 P

2.      In het kader van een verzoek om erkenning dat de ziekte van een ambtenaar door het beroep is ontstaan impliceert de op de medische commissie rustende motiveringsplicht slechts dat zij, gelet op haar taak, namelijk een advies uitbrengen over vraagstukken van medische aard, uiteenzet waarom zij op basis van de haar ter beschikking staande elementen tot de medische vaststelling is gekomen die zij in haar eindrapport doet. Uit artikel 22, lid 3, van de op 1 januari 2006 in werking getreden regeling voor de verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten van de ambtenaren van de Unie volgt geen enkele verplichting om wetenschappelijke stukken te noemen ter onderbouwing van de stellingen die de meerderheid van haar leden heeft verdedigd. In dit opzicht is slechts van belang dat het eindrapport een motivering bevat aan de hand waarvan kan worden beoordeeld op welke overwegingen het is gebaseerd, en of er een voldoende logisch verband bestaat tussen de medische vaststellingen in het advies en de conclusies die de medische commissie daaraan verbindt.

(cf. punten 88 en 120)

3.      In het kader van een verzoek om erkenning dat de ziekte van een ambtenaar door het beroep is veroorzaakt is het eindrapport van de medische commissie pas afgerond nadat de twee ondertekenaars daarvan de gelegenheid hebben gehad om rekening te houden met het advies van de minderheid. Het feit dat de andere leden van de medische commissie, na bestudering van de in het advies van de minderheid aan de orde gestelde punten, er niet van overtuigd zijn dat zij hun conclusies in het namens de medische commissie opgestelde rapport moeten wijzigen, kan op zich geen schending van de bewoordingen van het mandaat van de medische commissie opleveren.

(cf. punt 108)