Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 4 april 2012 door de Raad van de Europese Unie tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 8 februari 2012 in zaak F-23/11, AY/Raad

(Zaak T-167/12 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: M. Bauer en A.-F. Jensen, gemachtigden)

Andere partij in de procedure: AY (Bousval, België)

Conclusies

De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:

het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Eerste kamer) van 8 februari 2012, AY/Raad (F-23/11), te vernietigen;

de zaak terug te verwijzen naar het Gerecht voor ambtenarenzaken;

de verwerende partij te verwijzen in alle kosten van de procedure in eerste aanleg en van de hogere voorziening.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij twee middelen aan.

Eerste middel, ontleend aan een onjuiste rechtsopvatting in het kader van het betoog dat het GVA heeft gevoerd bij het onderzoek van het in eerste aanleg aangevoerde middel, ontleend aan schending van de artikelen 24 bis en 45, lid 1, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie, namelijk dat de Raad bij de vergelijking van de verdiensten en meer in het bijzonder de bij- en nascholing geen rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat de betrokkene is geslaagd voor de examens van het opleidingsprogramma voorzien in het kader van de procedure voor de certificering van ambtenaren van de functiegroep AST om toegang te krijgen tot de functiegroep AD (punten 23-32 van het bestreden arrest). De Raad stelt dat de in punt 28 van het arrest gedane vaststelling dat uit de certificering van ambtenaren van de functiegroep AST per definitie blijkt dat er sprake is van bij- en nascholing, juridisch onjuist of althans onnauwkeurig is.

Tweede middel, ontleend aan een onjuiste opvatting van de feiten en van het bewijsmateriaal (punten 33-37 van het bestreden arrest), daar het GVA in het dossier geen enkele onderbouwing vindt voor zijn conclusie in punt 35 van het bestreden arrest dat "het TABG bij de vergelijking van de verdiensten van de ambtenaren geen rekening heeft gehouden met hun certificering alvorens de lijst op te stellen van ambtenaren van de rang AST 8 die in het kader van de bevorderingsronde 2010 naar de rang AST 9 zijn bevorderd".

____________