Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de rechtbank Amsterdam (Nederland) op 22 juli 2022 – Europees aanhoudingsbevel uitgevaardigd tegen CJ; andere partij: Openbaar Ministerie

(Zaak C-492/22)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank Amsterdam

Partijen in het hoofdgeding

Europees aanhoudingsbevel uitgevaardigd tegen: CJ

Andere partij bij de procedure: Openbaar Ministerie

Prejudiciële vragen

Verzetten de artikelen 12 en 24, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ1 , gelezen in samenhang met artikel 6 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, zich ertegen dat een opgeëiste persoon, van wie de overlevering ter fine van tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf definitief is toegestaan maar is uitgesteld “opdat betrokkene in de uitvoerende staat kan worden vervolgd (...) wegens een ander feit dan het in het Europees aanhoudingsbevel bedoelde feit”, gedurende die strafvervolging in hechtenis wordt gehouden ter uitvoering van dat Europees aanhoudingsbevel?

a. Is de beslissing om de in artikel 24, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ bedoelde bevoegdheid tot uitstel van de overlevering toe te passen een beslissing over de tenuitvoerlegging van het EAB, die op grond van artikel 6, tweede lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ, gelezen in samenhang met overweging 8 van dit kaderbesluit, moet worden genomen door de uitvoerende rechterlijke autoriteit?

b. Zo ja, heeft de omstandigheid dat die beslissing is genomen zonder tussenkomst door een uitvoerende rechterlijke autoriteit in de zin van artikel 6, tweede lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ tot gevolg dat een opgeëiste persoon niet meer in hechtenis mag worden gehouden ter uitvoering van het tegen hem uitgevaardigde Europees aanhoudingsbevel?

a. Verzet artikel 24, eerste lid, van Kaderbesluitbesluit 2002/584/JBZ, gelezen in samenhang met de artikelen 47 en 48 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, zich ertegen dat de overlevering van een opgeëiste persoon wordt uitgesteld met het oog op strafvervolging in de uitvoerende lidstaat om de enkele reden dat de opgeëiste persoon desgevraagd geen afstand wenst te doen van zijn aanwezigheidsrecht in die strafvervolging?

b. Zo ja, welke factoren moet de uitvoerende rechterlijke autoriteit dan betrekken bij haar beslissing over uitstel van de daadwerkelijke overlevering?

____________

1 Kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (PB 2002, L 190, blz. 1).