Language of document :

Beroep ingesteld op 25 september 2012 - VHV / Commissie

(Zaak T-420/12)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: VHV Allgemeine Versicherung AG (Hannover, Duitsland) (vertegenwoordigers: A. Birnstiel, H. Heinrich en J.-O. Schrotz, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

-    de beschikking van de Europese Commissie van 17 juli 2012, waarbij een verzoek van verzoekster krachtens verordening (EG) nr. 1049/2001 om toegang tot bepaalde documenten inzake een kartelprocedure (COMP/39.125 - Automobielglas) is afgewezen, nietig verklaren;

-    verweerster verwijzen in haar eigen kosten en de kosten van verzoekster.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vier middelen aan.

Eerste middel: geen onderzoek van elk van de in het verzoek aangeduide documenten

In het kader van het eerste middel betoogt verzoekster dat de beschikking niet berust op een afzonderlijk onderzoek van elk document. Verzoekster is van mening dat de bestreden beschikking is gebaseerd op de juridisch onjuiste veronderstelling dat in casu een algemeen vermoeden bestaat dat een uitzonderingsgrond van toepassing is.

Tweede middel: schending van de motiveringsplicht

In dit verband stelt verzoekster dat de Commissie de volledige afwijzing van verzoeksters verzoek in haar beschikking enkel met globale overwegingen en derhalve onvoldoende heeft gemotiveerd. Volgens verzoekster levert dit een niet-nakoming op van de motiveringsplicht en derhalve een overtreding van wezenlijke procedurevoorschriften.

Derde middel: juridisch onjuiste uitlegging en toepassing van artikel 4, lid 2, eerste en derde streepje, van verordening (EG) nr. 1049/2001

Met haar derde middel betoogt verzoekster dat de uitlegging en toepassing door de Commissie van de in artikel 4, lid 2, eerste en derde streepje, van verordening nr. 1049/2001 neergelegde uitzonderingsgronden, onjuist is geweest. Volgens verzoekster miskent de Commissie de verhouding tussen regel en uitzondering, en gaat zij uit van een veel te ruime uitlegging van de begrippen "bescherming van onderzoeken" en "commerciële belangen".

Vierde middel: niet-inaanmerkingneming van de privaatrechtelijke handhaving van het kartelrecht als openbaar belang in de zin van artikel 4, lid 2, van verordening nr. 1049/2001

Als vierde middel voert verzoekster aan dat de Commissie ten onrechte stelt dat er geen sprake is van een hoger openbaar belang bij de openbaarmaking van de gevraagde documenten. Volgens verzoekster had de Commissie met name in het kader van de belangenafweging in aanmerking moeten nemen dat ook de privaatrechtelijke handhaving van het kartelrecht een openbaar belang in de zin van artikel 4, lid 2, van verordening nr. 1049/2001 vormt.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145, blz. 43).