Language of document : ECLI:EU:T:2015:777

ARREST VAN HET GERECHT (Kamer voor hogere voorzieningen)

13 oktober 2015

Zaak T‑103/13 P

Europese Commissie

tegen

Giorgio Cocchi

en

Nicola Falcione

„Hogere voorziening – Incidentele hogere voorziening – Openbare dienst – Ambtenaren – Pensioenen – Overdracht van nationale pensioenrechten – Voorstel voor extra pensioenjaren – Geen bezwarend besluit – Niet-ontvankelijkheid van het beroep in eerste aanleg – Artikel 11, lid 2, van bijlage VIII bij het Statuut”

Betreft:      Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Eerste kamer) van 11 december 2012, Cocchi en Falcione/Commissie (F‑122/10, JurAmbt., EU:F:2012:180), en strekkende tot vernietiging van dat arrest.

Beslissing:      Het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Eerste kamer) van 11 december 2012, Cocchi en Falcione/Commissie (F‑122/10), wordt vernietigd, voor zover daarbij ontvankelijk en gegrond wordt verklaard het verzoek om nietigverklaring van de handelingen (in dat arrest aangemerkt als „besluiten”) van 12 en 23 februari 2010 die de Europese Commissie aan Falcione respectievelijk Cocchi heeft gericht, voor zover bij die handelingen de aan Cocchi en Falcione gedane voorstellen zijn ingetrokken waarin wordt aangegeven hoeveel extra pensioenjaren de eventuele overdracht van hun pensioenrechten zou opleveren. De incidentele hogere voorziening wordt afgewezen. Het door Cocchi en Falcione bij het Gerecht voor ambtenarenzaken in zaak F‑122/10 ingestelde beroep wordt verworpen, voor zover het strekt tot nietigverklaring van de handelingen van 12 en 23 februari 2010 die de Commissie aan Falcione respectievelijk Cocchi heeft gericht, voor zover bij die handelingen de aan Cocchi en Falcione gedane voorstellen zijn ingetrokken waarin wordt aangegeven hoeveel extra pensioenjaren de eventuele overdracht van hun pensioenrechten zou opleveren. Cocchi en Falcione dragen hun eigen kosten van deze procedure alsmede de kosten die de Commissie in verband met de incidentele hogere voorziening heeft gemaakt. De Commissie draagt haar eigen kosten van de hogere voorziening. Cocchi en Falcione alsmede de Commissie dragen elk hun eigen kosten in verband met de procedure in eerste aanleg.

Samenvatting

1.      Beroepen van ambtenaren – Bezwarend besluit – Begrip – Voorstel voor extra pensioenjaren met het oog op de overdracht van vóór de indiensttreding bij de Unie verkregen pensioenrechten aan de regeling van de Unie – Daarvan uitgesloten – Besluit tot erkenning van pensioenjaren dat is genomen na de overdracht van het kapitaal dat de verkregen pensioenrechten vertegenwoordigt – Daaronder begrepen

(Ambtenarenstatuut, art. 91, lid 1, en bijlage VIII, art. 11, lid 2)

2.      Beroepen van ambtenaren – Bevoegdheid van de Unierechter – Raadgevend advies – Daarvan uitgesloten

(Art. 270 VWEU; Ambtenarenstatuut, art. 91, lid 1)

3.      Ambtenaren – Pensioenen – Pensioenrechten verkregen vóór de indiensttreding bij de Unie – Overdracht aan de regeling van de Unie – Aan de belanghebbende verleende bevoegdheid om zijn verkregen pensioenrechten te doen overdragen – Voorstel voor extra pensioenjaren dat geen bezwarend besluit vormt – Geen invloed

(Ambtenarenstatuut, bijlage VIII, art. 11, lid 2)

4.      Beroepen van ambtenaren – Bezwarend besluit – Begrip – Voorstel voor terugbetaling van een deel van het kapitaal dat de verkregen pensioenrechten vertegenwoordigt dat aan de regeling van de Unie is overgedragen – Daarvan uitgesloten

(Ambtenarenstatuut, art. 91, lid 1, en bijlage VIII, art. 11, lid 2)

1.      Een voorstel voor extra pensioenjaren, dat een ambtenaar wordt gedaan met het oog op overdracht van de in het kader van een andere regeling verkregen pensioenrechten aan de pensioenregeling van de Europese Unie, heeft geen bindende rechtsgevolgen die de rechtspositie van de geadresseerde rechtstreeks en onmiddellijk raken doordat zij die rechtspositie kenmerkend wijzigen. Het vormt derhalve geen bezwarend besluit in de zin van artikel 91, lid 1, van het Statuut.

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van bijlage VIII bij het Statuut vindt de daadwerkelijke bepaling van het aantal pensioenjaren dat wordt toegekend aan de ambtenaar die heeft gevraagd om zijn eerder in een andere regeling verkregen pensioenrechten over te dragen aan de pensioenregeling van de Unie, noodzakelijkerwijs plaats nadat de overdracht concreet heeft plaatsgevonden, „op basis van het overgedragen kapitaal”. Er kan dus niet van worden uitgegaan dat een voorstel voor de vaststelling van pensioenjaren dat op zich vóór die overdracht wordt toegezonden, tot die daadwerkelijk bepaling kan leiden.

Het aantal toe te kennen pensioenjaren vloeit immers voort uit de toepassing van de methode waarbij het kapitaal dat de eerdere rechten vertegenwoordigt wordt omgezet in pensioenjaren, welke methode is neergelegd in de door de betrokken instelling overeenkomstig artikel 11, lid 2, van bijlage VIII bij het Statuut vastgestelde algemene uitvoeringsbepalingen.

Het is immers het besluit dat wordt vastgesteld nadat de overdracht heeft plaatsgevonden van het kapitaal dat de pensioenrechten vertegenwoordigt die de belanghebbende vóór zijn indiensttreding heeft verkregen, dat een bezwarend besluit vormt en dat het voorwerp kan zijn van een beroep tot nietigverklaring overeenkomstig artikel 91, lid 1, van het Statuut.

(cf. punten 60, 62, 65 en 66)

2.      Artikel 270 VWEU verleent de Unierechter niet de bevoegdheid om adviezen te verstrekken, maar enkel de bevoegdheid om uitspraak te doen in elk geschil tussen de Unie en haar personeelsleden, binnen de grenzen en onder de voorwaarden vastgesteld door het Statuut.

Het is het Statuut dat in artikel 91, lid 1, ervan bepaalt dat een beroep tot nietigverklaring enkel betrekking kan hebben op een bezwarend besluit. Wanneer het besluit waartegen het beroep is ingesteld niet bezwarend is voor de verzoeker, is het beroep niet-ontvankelijk. Het eventuele belang van de verzoeker bij de inhoudelijke beslechting van de vraag die hij met zijn beroep heeft gesteld, is in dit verband irrelevant.

(cf. punten 70 en 71)

3.      De erkenning dat een voorstel voor de vaststelling van pensioenjaren met het oog op de overdracht van vóór de indiensttreding bij de Unie verworven pensioenrechten geen bezwarend besluit vormt, betekent niet dat de betrokken ambtenaar de hem bij artikel 11, lid 2, van bijlage VIII bij het Statuut verleende bevoegdheid tot overdracht wordt ontnomen. Het betekent slechts dat die ambtenaar moet kiezen of hij het bij die bepaling verleende recht al dan niet wil uitoefenen, zonder dat hij eerst de Unierechter kan vragen om een standpunt in te nemen over de uitlegging en de toepassing, op zijn geval, van die bepaling en van de daartoe vastgestelde algemene uitvoeringsbepalingen.

(cf. punt 85)

4.      In het kader van een in artikel 11, lid 2, van bijlage VIII bij het Statuut voorziene procedure voor de overdracht van pensioenrechten, vormt een voorstel voor de terugbetaling van een deel van het kapitaal dat de pensioenrechten vertegenwoordigt die bij een andere regeling zijn verkregen en dat aan de pensioenregeling van de Unie wordt overgedragen, geen bezwarend besluit, voor zover het betrekking heeft op de terugbetaling van het overschot, aan de betrokkene, van het kapitaal dat zal worden overgedragen.

Het eventueel terug te betalen overschot hangt immers af van het aantal pensioenjaren dat aan de betrokkene zal worden toegekend en van de koers van omzetting van het kapitaal in pensioenjaren.

(cf. punt 100)