Language of document :

Beroep ingesteld op 22 december 2006 - België / Commissie

(Zaak T-403/06)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Koninkrijk België (vertegenwoordigers: L. Van den Broeck, gemachtigde, en J. Meyers, advocaat)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

het bestreden besluit krachtens artikel 230 EG nietig te verklaren;

de Commissie (Eurostat) te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Met dit beroep vordert verzoeker nietigverklaring van het in de brief van het Bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen (Eurostat) van 18 oktober 2006 vervatte besluit van de Commissie om de gegevens betreffende het Belgische overheidstekort en de Belgische overheidsschuld in 2005 te wijzigen en bekend te maken overeenkomstig artikel 8 H, lid 2, van verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad van 22 november 1993 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten1, zoals gewijzigd. Verzoeker betwist twee door de Commissie aangebrachte wijzigingen: de indeling van het Fonds voor Spoorweginfrastructuur (FSI) in de overheidssector in plaats van in de niet-financiële vennootschappen met het oog op de toepassing van het Europees rekeningenstelsel 1995 (ESR 95)2, en de registratie van een kapitaaloverdracht van 7400 miljoen EUR wegens de overname door de Staat (FSI) in 2005 van de schulden van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS).

Tot staving van zijn beroep tot nietigverklaring voert verzoeker de volgende middelen aan.

Aangaande de indeling van het FSI in de overheidssector voert hij een middel aan dat is ontleend aan schending van artikel 8 H, lid 2, van verordening (EG) nr. 3605/93 en van de leden 2.12, 3.19, en 3.27 tot en met 3.37 van het ESR 95. Volgens verzoeker moet het FSI worden aangemerkt als een "institutionele eenheid" in de zin van lid 2.12 van het ESR 95 en als een "marktproducent" met toepassing van de criteria van de leden 3.19 en 3.27 tot en met 3.37 van het ESR 95, en als zodanig worden ingedeeld buiten de overheidssector. Verzoeker stelt dat in het bestreden besluit ten onrechte wordt aangenomen dat het FSI in 2005 niet aan deze dubbele voorwaarde voldeed.

Subsidiair voert verzoeker met betrekking tot de kapitaaloverdracht van 7400 miljoen EUR van de Belgische Staat naar de NMBS, wegens de overname van de schulden van deze maatschappij door het FSI in 2005, drie middelen aan. Het eerste stelt schending van artikel 8 H, lid 2, van verordening (EG) nr. 3605/93 en de leden 1.33, 1.44(c), 4.165(f) en 6.30 van het ESR 95. Verzoeker stelt dat de toewijzing van de betrokken schuld aan het FSI niet het gevolg is van een "transactie" in de zin van lid 1.33 van het ESR 95, maar van een "herstructurering" in de zin van de leden 1.44 (c) en 6.30 van het ESR 95. Subsidiair stelt hij dat zelfs indien de toewijzing van de schuld aan het FSI mocht worden opgevat als een "transactie" in de zin van lid 1.33 van het ESR 95, dit geen kapitaaloverdracht in de zin van lid 4.165(f) van het ESR 95 impliceert. Het tweede middel dat wordt aangevoerd in het kader van de betwisting van de registratie van de kapitaaloverdracht van 7400 miljoen EUR van de Belgische Staat aan de NMBS is ontleend aan schending van artikel 253 EG, nu de Commissie volgens verzoeker het bestreden besluit op dit punt ontoereikend heeft gemotiveerd. Verder stelt verzoeker dat het bestreden besluit het vertrouwensbeginsel schendt, daar het afwijkt van de opvatting die de Commissie (Eurostat) heeft geuit in haar e-mail van 13 augustus 2004, waarin een deskundige van de Commissie zich akkoord had verklaard met de analyse die verzoeker in deze zaak verdedigt.

____________

1 - PB L 332, blz. 7.

2 - Goedgekeurd bij verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (PB L 310, blz. 1).