Language of document : ECLI:EU:T:2013:523

Zaak T‑545/11

Stichting Greenpeace Nederland
en

Pesticide Action Network Europe (PAN Europe)

tegen

Europese Commissie

„Toegang tot documenten – Verordening (EG) nr. 1049/2001 – Documenten betreffende eerste vergunning voor in handel brengen van werkzame stof glyfosaat – Gedeeltelijke weigering van toegang – Gevaar van aantasting van commerciële belangen van natuurlijke of rechtspersoon – Artikel 4, lid 5, van verordening nr. 1049/2001 – Hoger openbaar belang – Verordening (EG) nr. 1367/2006 – Artikel 6, lid 1, van verordening nr. 1367/2006 – Richtlijn 91/414/EEG”

Arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 8 oktober 2013  II – 0000

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 8 oktober 2013

1.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van toegang van publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op recht van toegang tot documenten – Strikte uitlegging en toepassing

(Art. 1, tweede alinea, VEU; verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, punten 1, 2, 4 en 11 van de considerans en art. 1 en 4)

2.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van toegang van publiek tot documenten – Verzoek om toegang tot milieu-informatie – Uitzonderingen op recht van toegang tot documenten – Bijzondere aard van verordening nr. 1367/2006 ten opzichte van verordening nr. 1049/2001 – Onweerlegbaar vermoeden van hoger openbaar belang dat openbaarmaking van informatie betreffende uitstoot in milieu gebiedt – Invloed van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en van TRIPs-overeenkomst – Geen

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 16 en 17; TRIPs-overeenkomst, art. 39, leden 2 en 3; verordeningen van het Europees Parlement en de Raad nr. 1049/2001, art. 4, leden 2 en 5, nr. 1367/2006, punten 8 en 15 van de considerans en art. 3 en 6, lid 1, en nr. 1107/2009, art. 63, lid 2; richtlijn 91/414 van de Raad)

3.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van toegang van publiek tot documenten – Verzoek om toegang tot milieu-informatie – Verordening nr. 1367/2006 – Onweerlegbaar vermoeden van hoger openbaar belang dat openbaarmaking van informatie betreffende uitstoot in milieu gebiedt – Begrip uitstoot in milieu

(Verordeningen van het Europees Parlement en de Raad nr. 1049/2001 en nr. 1367/2006, punt 15 van de considerans en art. 6, lid 1; richtlijn 96/61 van de Raad, art. 2, punt 5)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 27‑29, 50)

2.      Artikel 6, lid 1, eerste zin, van verordening nr. 1367/2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen, verplicht tot openbaarmaking van een document wanneer de gevraagde informatie de uitstoot in het milieu betreft, ook al dreigen de door artikel 4, lid 2, eerste streepje, van verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, beschermde belangen te worden aangetast, zonder dat tegen deze uitlegging kan worden ingegaan onder het voorwendsel van een uitlegging in samenhang of harmonie met de artikelen 16 en 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, of van een uitlegging in overeenstemming met artikel 39, leden 2 en 3, van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPs), die is opgenomen in bijlage 1 C bij de Overeenkomst houdende oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, met richtlijn 91/414 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, of met verordening nr. 1107/2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen.

In de eerste plaats bevat verordening nr. 1367/2006 namelijk bepalingen die een aantal bepalingen van verordening nr. 1049/2001 vervangen, wijzigen of verduidelijken.

In de tweede plaats stelt artikel 6, lid 1, eerste zin, van verordening nr. 1367/2006 een onweerlegbaar wettelijk vermoeden in dat openbaarmaking, behoudens bij een onderzoek met name naar mogelijke inbreuken op het recht van de Europese Unie, van hoger openbaar belang is indien de gevraagde informatie betrekking heeft op uitstoot in het milieu. Dezelfde bepaling vereist dat de betrokken instelling, die om toegang tot een document wordt verzocht, het openbaar maakt indien de gevraagde informatie betrekking heeft op de uitstoot in het milieu, ook al dreigt deze openbaarmaking de bescherming van de commerciële belangen van een natuurlijke of rechtspersoon aan te tasten. Dienaangaande kan noch op basis van richtlijn 91/414 noch op basis van verordening nr. 1107/2009 worden opgekomen tegen dit onweerlegbare vermoeden en voorrang worden gegeven aan de erdoor beschermde openbare of particuliere belangen op het in artikel 6, lid 1, eerste zin, van verordening nr. 1367/2006 genoemde hoger openbaar belang.

In de derde plaats kan dit artikel 6, lid 1, evenmin buiten toepassing worden gelaten onder het voorwendsel van een juist evenwicht tussen de bescherming van het fundamentele eigendomsrecht, waaronder de door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de TRIPs beschermde intellectuele-eigendomsrechten, en de bescherming van andere grondrechten. Bij een dergelijke benadering zou een duidelijke en onvoorwaardelijke bepaling van een Unieverordening, waarvan zelfs geen strijdigheid met een hogere rechtsregel wordt gesteld, buiten toepassing blijven.

Ten slotte maken de TRIPs-bepalingen weliswaar integrerend deel uit van de rechtsorde van de Unie en moet een Unieregeling op een gebied waarop deze overeenkomst betrekking heeft, in overeenstemming met deze overeenkomst worden uitgelegd, maar dit artikel 6, lid 1, eerste zin, van verordening nr. 1367/2006 kan, met het oog op een uitlegging van het toepasselijke recht in overeenstemming met artikel 39, leden 2 en 3, van de TRIPs-overeenkomst, geenszins buiten toepassing worden gelaten, daar een dergelijke benadering in feite ingaat tegen de wettigheid van dit artikel 6, lid 1, ten aanzien van deze TRIPs-bepalingen.

(cf. punten 35‑38, 40, 41, 44‑46)

3.      Noch de logica van het recht van toegang tot de documenten van de Unie, zoals die volgt uit verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie en verordening nr. 1367/2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie op de communautaire instellingen en organen, en uit de toepassing ervan, noch de letter van deze laatste verordening, begrepen tegen de achtergrond van de voorbereidende werkzaamheden, brengt mee dat het begrip uitstoot in het milieu eng wordt uitgelegd. Voor een rechtsgeldige openbaarmaking volstaat dus dat de gevraagde informatie voldoende direct de uitstoot in het milieu betreft.

Het algemene beginsel van de ruimst mogelijke toegang van het publiek tot documenten in het bezit van de Unie-instellingen vindt namelijk concrete toepassing in artikel 6, lid 1, eerste zin, van verordening nr. 1367/2006, dat ervan uitgaat dat wanneer de gevraagde informatie de uitstoot in het milieu betreft, de openbaarmaking een hoger openbaar belang dan een door een uitzondering beschermd belang dient. Ook moeten volgens de bewoordingen van punt 15 van de considerans van verordening nr. 1367/2006 alleen de gronden voor weigering met betrekking tot de toegang tot milieu-informatie in beperkende zin worden uitgelegd, waarbij rekening wordt gehouden met het met de openbaarmaking gediende openbare belang, alsmede met de vraag of de gevraagde informatie betrekking heeft op de uitstoot in het milieu.

Voorts kan de uit de implementatiegids van het Verdrag van Aarhus blijkende definitie van uitstoot in het milieu niet dienen tot uitlegging van verordening nr. 1367/2006. De implementatiegids, die niet bindend is voor de uitlegging van het Verdrag van Aarhus, kan namelijk a fortiori niet bindend zijn voor de uitlegging van verordening nr. 1367/2006. Dienaangaande verwijst de implementatiegids naar het begrip uitstoot zoals dat blijkt uit richtlijn 96/61 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging, waarvan artikel 2, punt 5, emissie definieert als de directe of indirecte lozing, uit puntbronnen of diffuse bronnen van de installatie, van stoffen, trillingen, warmte of geluid in de lucht, het water of de bodem, waarbij de installatie een vaste technische eenheid is waarin een of meer van de in bijlage I bij de richtlijn vermelde activiteiten plaatsvinden. Deze definitie is te verklaren door het voorwerp van richtlijn 96/61, namelijk preventie en bestrijding van verontreiniging uit uitsluitend industriële activiteiten. Noch het Verdrag van Aarhus, noch verordening nr. 1367/2006 beperkt de respectieve werkingssfeer tot de gevolgen van dergelijke activiteiten.

(cf. punten 51‑53, 55, 56)