Language of document : ECLI:EU:C:2022:491

Zaak C817/19

Ligue des droits humains

tegen

Ministerraad

[verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Grondwettelijk Hof (België)]

 Arrest van het Hof (Grote kamer) van 21 juni 2022

„Prejudiciële verwijzing – Verwerking van persoonsgegevens – Persoonsgegevens van passagiers (PNR) – Verordening (EU) 2016/679 – Artikel 2, lid 2, onder d) – Werkingssfeer – Richtlijn (EU) 2016/681 – Gebruik van PNR-gegevens van passagiers van vluchten tussen de Europese Unie en derde landen – Mogelijkheid om ook gegevens van passagiers van vluchten binnen de Unie te gebruiken – Geautomatiseerde verwerking van deze gegevens – Bewaartermijn – Bestrijding van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit – Geldigheid – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Artikelen 7, 8 en 21 en artikel 52, lid 1 – Nationale wetgeving die het PNR-systeem bij uitbreiding toepast op andere soorten vervoer binnen de Unie – Vrijheid van verkeer binnen de Unie – Handvest van de grondrechten – Artikel 45”

1.        Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Verordening 2016/679 – Werkingssfeer – Verwerking van persoonsgegevens voorgeschreven door een nationale regeling die de richtlijnen 2004/82, 2010/65 en 2016/681 beoogt om te zetten – Daaronder begrepen – Grenzen

[Verordening 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad, art. 2, lid 2, d), en art. 23; richtlijnen 2010/65, 2016/680 en 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad; richtlijn 2004/82 van de Raad]

(zie punten 67, 68, 73, 74, 80, 83, 84, dictum 1)

2.        Politiële samenwerking – Justitiële samenwerking in strafzaken – Gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit – Richtlijn 2016/681 – PNR-gegevens – Omvang – Betrokken luchtreizigers en vluchten – Geautomatiseerde verwerking van deze gegevens – Schending van het recht op eerbiediging van het privéleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens – Geen

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 7, 8 en 21 en art. 52, lid 1; richtlijn 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad, art. 1, lid 2, art. 2, art. 3, punten 2, 4, 8 en 9, art. 6 en 12 en bijlagen I en II)

(zie punten 94‑97, 111, 122, 123, 129, 131‑140, 152, 157, 162, 169‑175, 184, 188, 197, 202, 213, 218‑220, 223, 225‑228, dictum 2)

3.        Grondrechten – Eerbiediging van het privéleven – Bescherming van persoonsgegevens – Beperkingen – Voorwaarden

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 7, 8 en art. 52, lid 1)

(zie punten 115‑118)

4.        Politiële samenwerking – Justitiële samenwerking in strafzaken – Gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit – Richtlijn 2016/681 – Verwerking van PNR-gegevens – Doeleinden – Verwerking voor andere dan de uitdrukkelijk genoemde doeleinden – Ontoelaatbaarheid

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 7 en 8 en art. 52, lid 1; richtlijn 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad, art. 1, lid 2, en art. 6)

(zie punten 233, 235, 237, 288, 289, dictum 3)

5.        Politiële samenwerking – Justitiële samenwerking in strafzaken – Gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit – Richtlijn 2016/681 – Mededeling van PNR-gegevens later dan zes maanden na doorgifte ervan door de luchtvaartmaatschappijen – Voorwaarde – Goedkeuring door een bevoegde nationale autoriteit – Begrip – Passagiersinformatie-eenheid – Daarvan uitgesloten

[Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 7 en 8; richtlijn 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, leden 13, en art. 12, lid 3, b)]

(zie punten 244, 245, 247, dictum 4)

6.        Politiële samenwerking – Justitiële samenwerking in strafzaken – Gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit – Richtlijn 2016/681 – Bewaartermijn voor PNR-gegevens – Algemene bewaartermijn van vijf jaar die zonder onderscheid van toepassing is op alle passagiers – Ontoelaatbaarheid

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 7, 8 en 45 en art. 52, lid 1; richtlijn 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad, art. 12)

(zie punten 251, 255‑259, 262, dictum 5)

7.        Grenscontroles, asiel en immigratie – Verplichting voor vervoerders om passagiersgegevens mee te delen – Richtlijn 2004/82 – Werkingssfeer – Vluchten binnen de Unie – Daarvan uitgesloten

[Richtlijn 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad, art. 2; richtlijn 2004/82 van de Raad, art. 2, a), b) en d), art. 3, leden 1 en 2, en art. 6, lid 1]

(zie punten 266‑269, dictum 6)

8.        Politiële samenwerking – Justitiële samenwerking in strafzaken – Gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit – Richtlijn 2016/681 – Toepassing van de richtlijn op vluchten binnen de Unie – Toepassing op alle vluchten binnen de Unie en alle andere soorten vervoer binnen de Unie, ook al is er geen reële en actuele of voorzienbare terroristische dreiging – Ontoelaatbaarheid – Beperkte toepassing – Toelaatbaarheid – Voorwaarden

(Art. 3, lid 2, VEU; art. 67, lid 2, VWEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 7, 8 en 45 en art. 52, lid 1; richtlijn 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad)

(zie punten 277‑282, 285, 290, 291, dictum 7)

9.        Recht van de Europese Unie – Voorrang – Richtlijn 2016/681 – Terzijdestelling door de nationale rechter van nationale bepalingen die met deze richtlijn onverenigbaar zijn – Mogelijkheid om de gevolgen van de betrokken bepalingen te handhaven – Geen – Ontvankelijkheid van de op grond van deze bepalingen verkregen bewijzen – Toepassing van het nationale recht – Grenzen – Eerbiediging van de beginselen van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid

(Art. 3, lid 2, VEU; art. 67, lid 2, VWEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 7, 8 en 45 en art. 52, lid 1; richtlijn 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad)

(zie punten 293‑298, dictum 8)

Samenvatting

PNR- (of voluit „Passenger Name Record”-)gegevens zijn reserveringsgegevens die luchtvaartmaatschappijen opslaan in hun reserverings- en vertrekcontrolesystemen. De PNR-richtlijn(1) legt die maatschappijen de verplichting op om de gegevens van elke passagier die een vlucht naar of vanuit een derde land neemt door te geven aan de passagiersinformatie-eenheid (hierna: „PIE”) van de betrokken lidstaat van aankomst of vertrek, teneinde terrorisme en ernstige criminaliteit te bestrijden. De doorgegeven PNR-gegevens worden namelijk op voorhand beoordeeld door de PIE(2) en worden vervolgens bewaard, zodat zij eventueel achteraf nog kunnen worden beoordeeld door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat of van een andere lidstaat. De lidstaten kunnen beslissen om de richtlijn ook op vluchten binnen de Unie toe te passen.(3)

De Ligue des droits humains heeft bij het Grondwettelijk Hof (België) beroep ingesteld tot vernietiging van de wet van 25 december 2016(4), waarbij zowel de PNR-richtlijn als de API-richtlijn(5) in Belgisch recht zijn omgezet. Volgens verzoekster schendt deze wet het recht op eerbiediging van het privéleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens. Zij bekritiseert het feit dat die wet de PNR-gegevens zeer ruim omschrijft en het mogelijk maakt om de gegevens van álle passagiers te verzamelen, door te geven en te verwerken. De wet is volgens haar ook in strijd met het vrije verkeer van personen, aangezien het PNR-systeem daarin wordt uitgebreid naar vluchten en andere soorten vervoer binnen de Unie en op die manier indirect opnieuw grenscontroles worden ingevoerd.

In deze context heeft het Belgisch Grondwettelijk Hof tien prejudiciële vragen voorgelegd aan het Hof, die onder meer betrekking hebben op de geldigheid en de uitlegging van de PNR-richtlijn en de toepasselijkheid van de AVG(6).

Met deze vragen wordt het Hof wederom verzocht zich te buigen over de verwerking van PNR-gegevens in het licht van de grondrechten op eerbiediging van het privéleven en bescherming van persoonsgegevens(7), die zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie(8). In zijn arrest bevestigt het Hof (Grote kamer) de geldigheid van de PNR-richtlijn voor zover deze kan worden uitgelegd in overeenstemming met het Handvest, en verschaft het meer duidelijkheid over de uitlegging van enkele bepalingen ervan(9).

Beoordeling door het Hof

Het Hof verduidelijkt eerst welke van de verwerkingen van persoonsgegevens die worden voorgeschreven door nationale wetgeving die, zoals de betrokken wetgeving, zowel de API-richtlijn als de PNR-richtlijn beoogt om te zetten, onder de algemene regels van de AVG vallen(10), en onderzoekt vervolgens de geldigheid van de PNR-richtlijn.

Geldigheid van de PNR-richtlijn

In zijn arrest oordeelt het Hof dat het onderzoek van de gestelde vragen niets aan het licht heeft gebracht dat de geldigheid van de PNR-richtlijn kan aantasten, aangezien de uitlegging die het van deze richtlijn heeft gegeven in het licht van de grondrechten die worden gewaarborgd door de artikelen 7, 8 en 21 en artikel 52, lid 1, van het Handvest(11), garandeert dat die richtlijn in overeenstemming is met deze artikelen.

Om te beginnen herinnert het Hof eraan dat een Unieregeling zoveel mogelijk zodanig moet worden uitgelegd dat geen afbreuk wordt gedaan aan de geldigheid van deze regeling en dat zij in overeenstemming is met het gehele primaire recht, en met name het Handvest. De lidstaten moeten er dan ook op toezien dat zij zich niet baseren op een uitlegging van de betrokken regeling die in conflict komt met de grondrechten die door de rechtsorde van de Unie worden beschermd of met de andere algemene beginselen die in deze rechtsorde worden erkend. Het Hof verduidelijkt dat een groot aantal overwegingen en bepalingen van de PNR-richtlijn een dergelijke conforme uitlegging vereist en benadrukt dat de verwijzing daarin naar een hoog niveau van gegevensbescherming laat zien dat de Uniewetgever het erg belangrijk vindt dat de in het Handvest neergelegde grondrechten ten volle worden geëerbiedigd.

Het Hof constateert dat de PNR-richtlijn inmengingen van een zekere ernst met zich meebrengt in de grondrechten die worden gewaarborgd door de artikelen 7 en 8 van het Handvest, vooral omdat zij een systeem van permanente, niet-gerichte en systematische controle beoogt in te voeren waarbij de persoonsgegevens van iedereen die luchtvervoerdiensten gebruikt automatisch worden beoordeeld. Het wijst erop dat voor de vraag of de lidstaten een dergelijke inmenging kunnen rechtvaardigen, moet worden nagegaan wat de ernst van de inmenging is en of de nagestreefde doelstelling van algemeen belang in verhouding staat tot die ernst.

Het Hof komt tot de conclusie dat de doorgifte, de verwerking en de bewaring van PNR-gegevens waarin die richtlijn voorziet kunnen worden geacht niet verder te gaan dan strikt noodzakelijk is om terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit te bestrijden, op voorwaarde dat de bevoegdheden die de richtlijn verleent, eng worden uitgelegd. Het arrest van vandaag verduidelijkt in dit verband met name het volgende:

–        Het bij de PNR-richtlijn ingevoerde systeem mag enkel gelden voor de gegevens die in de rubrieken van bijlage I bij deze richtlijn duidelijk worden aangegeven en afgebakend en die verband houden met de betrokken vlucht en passagier, wat voor bepaalde rubrieken betekent dat het enkel gaat om de gegevens die daar uitdrukkelijk in worden vermeld(12).

–        Het systeem van deze richtlijn mag alleen worden toegepast op terroristische misdrijven en ernstige vormen van criminaliteit die minstens indirect een objectief verband vertonen met het luchtvervoer van passagiers. Dit systeem mag niet worden uitgebreid naar strafbare feiten die weliswaar voldoen aan het in de richtlijn gehanteerde ernstcriterium en meer bepaald worden genoemd in bijlage II daarbij, maar wegens de specifieke kenmerken van het nationale strafrechtsysteem gewone criminaliteit uitmaken.

–        Wanneer een lidstaat gebruikmaakt van de mogelijkheid die de PNR-richtlijn biedt om deze richtlijn bij uitbreiding toe te passen op alle of een deel van de vluchten binnen de Unie, mag dit niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is. Op deze beslissing moet effectief controle kunnen worden uitgeoefend door een rechterlijke instantie of een onafhankelijke bestuurlijke autoriteit waarvan de beslissing bindend is. Het Hof zet in dit verband uiteen dat:

–        slechts wanneer een lidstaat vaststelt dat er voldoende concrete omstandigheden zijn om aan te nemen dat hij te maken heeft met een werkelijke en actuele of voorzienbare terroristische dreiging, de grenzen van het strikt noodzakelijke niet worden overschreden wanneer deze richtlijn gedurende een periode die tot het strikt noodzakelijke beperkt is maar kan worden verlengd, wordt toegepast op alle vluchten binnen de Unie die worden uitgevoerd van of naar deze lidstaat(13);

–        een lidstaat die niet met een dergelijke terroristische dreiging wordt geconfronteerd, de toepassing van die richtlijn niet kan uitbreiden naar alle vluchten binnen de Unie, maar enkel naar vluchten binnen de Unie die betrekking hebben op bepaalde verbindingen, reisroutes of luchthavens waarvoor er volgens die lidstaat aanwijzingen bestaan dat de uitbreiding gerechtvaardigd is. Of de uitbreiding naar de geselecteerde vluchten in kwestie strikt noodzakelijk is, moet regelmatig opnieuw worden bekeken in het licht van wijzigingen in de omstandigheden die hun selectie aanvankelijk rechtvaardigden.

–        Bij de voorafgaande beoordeling van de PNR-gegevens, die tot doel heeft te bepalen welke personen vóór hun aankomst of vertrek nader moeten worden onderzocht, en die in eerste instantie via geautomatiseerde verwerkingen wordt uitgevoerd, mag de PIE deze gegevens enkel vergelijken met databanken voor gezochte of gesignaleerde personen of voorwerpen(14). Deze databanken mogen niet discrimineren en moeten door de bevoegde autoriteiten worden gebruikt om terroristische misdrijven en ernstige vormen van criminaliteit te bestrijden die minstens indirect een objectief verband vertonen met het luchtvervoer van passagiers. Wanneer de PIE een voorafgaande beoordeling uitvoert aan de hand van vooraf bepaalde criteria, mag zij geen kunstmatige-intelligentietechnologieën zoals machinaal leren (machine learning) gebruiken, aangezien deze zonder menselijke tussenkomst of controle aanpassingen kunnen doorvoeren in het beoordelingsproces en met name in de beoordelingscriteria waarop de resultaten van dat proces zijn gebaseerd, alsook in de weging van deze criteria. Vooraf bepaalde criteria moeten zodanig worden gekozen dat zij specifiek gericht zijn op individuen van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat zij betrokken zijn bij terroristische misdrijven of ernstige criminaliteit, dat zowel „belastende” als „ontlastende” elementen in aanmerking worden genomen en dat geen directe of indirecte discriminatie wordt gecreëerd.(15)

–        Gezien de foutenmarge die inherent is aan dergelijke geautomatiseerde verwerkingen van PNR-gegevens en het vrij grote aantal „vals‑positieve” resultaten dat deze in 2018 en 2019 hebben opgeleverd, hangt de geschiktheid van het door de PNR-richtlijn ingevoerde systeem om de beoogde doelstellingen te bereiken voornamelijk af van het goede verloop van de controle op de middels die verwerkingen verkregen positieve resultaten, die de PIE in tweede instantie op niet-geautomatiseerde wijze verricht. De lidstaten moeten voor het personeel van de PIE dat met deze afzonderlijke tweede controle is belast, duidelijke en nauwkeurige richtsnoeren vaststellen om ervoor te zorgen dat de grondrechten die worden gewaarborgd door de artikelen 7, 8 en 21 van het Handvest ten volle worden geëerbiedigd en, in het bijzonder, dat binnen de PIE een coherente administratieve praktijk wordt gevolgd waarbij het non-discriminatiebeginsel in acht wordt genomen. De lidstaten moeten er met name op toezien dat de PIE objectieve controlecriteria vastlegt waarmee haar personeel kan nagaan of en in hoeverre een positieve overeenkomst (hit) daadwerkelijk iemand betreft die mogelijkerwijs betrokken is bij terroristische misdrijven of ernstige criminaliteit, en of de automatische verwerkingen niet-discriminerend zijn. Het Hof benadrukt in deze context ook dat de bevoegde autoriteiten zich ervan moeten vergewissen dat de betrokkene kan begrijpen hoe de vooraf bepaalde beoordelingscriteria en de programma’s die deze criteria toepassen, werken, zodat hij met volledige kennis van zaken kan beslissen of hij zijn recht op beroep al dan niet zal uitoefenen. Zo ook moeten in het kader van een dergelijk beroep de rechter die nagaat of de bevoegde autoriteiten een rechtmatige beslissing hebben genomen en, behalve bij bedreigingen voor de staatsveiligheid, de betrokkene zelf kennis kunnen nemen van de redenen waarom deze beslissing is genomen en van de bewijzen waarop zij steunt, inclusief de vooraf bepaalde beoordelingscriteria en de werking van de programma’s die deze criteria toepassen.

–        PNR-gegevens kunnen slechts achteraf – dat wil zeggen na de aankomst of het vertrek van de betrokken persoon – worden meegedeeld en beoordeeld indien op grond van nieuwe omstandigheden en objectieve elementen ofwel redelijkerwijs kan worden vermoed dat die persoon betrokken is bij ernstige criminaliteit die minstens indirect een objectief verband vertoont met het luchtvervoer van passagiers, ofwel kan worden aangenomen dat die gegevens in een concreet geval daadwerkelijk terroristische misdrijven die een dergelijk verband vertonen, kunnen helpen bestrijden. Behalve in naar behoren gerechtvaardigde dringende gevallen moeten PNR-gegevens die achteraf ter beoordeling worden meegedeeld in beginsel op gemotiveerd verzoek van de bevoegde autoriteiten eerst worden onderzocht door een rechterlijke instantie of een onafhankelijke bestuurlijke autoriteit, ongeacht of dit verzoek wordt ingediend vóór dan wel ná het verstrijken van de periode van zes maanden na doorgifte van de gegevens aan de PIE(16).

Uitlegging van de PNR-richtlijn

Na te hebben vastgesteld dat de PNR-richtlijn geldig is, verschaft het Hof meer duidelijkheid over de uitlegging ervan. Ten eerste wijst het erop dat deze richtlijn de doelstellingen die met de verwerking van PNR-gegevens worden nagestreefd, limitatief opsomt. Bijgevolg verzet de richtlijn zich tegen nationale wetgeving volgens welke PNR-gegevens mogen worden verwerkt voor andere doeleinden dan de bestrijding van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit. Zo gaat nationale wetgeving op grond waarvan PNR‑gegevens ook mogen worden verwerkt om toe te zien op activiteiten van inlichtingen- en veiligheidsdiensten, mogelijkerwijs voorbij aan het uitputtende karakter van die opsomming. Evenzo kan het systeem van de PNR-richtlijn niet worden aangewend om grenscontroles te verbeteren en illegale immigratie te bestrijden(17). PNR-gegevens mogen evenmin worden bewaard in één enkele databank die zowel voor de doeleinden van de PNR-richtlijn als voor andere doeleinden kan worden geraadpleegd.

Ten tweede verduidelijkt het Hof het begrip onafhankelijke nationale instantie die bevoegd is om na te gaan of voldaan is aan de voorwaarden om PNR-gegevens mee te delen met het oog op een beoordeling achteraf en om hiervoor goedkeuring te geven. De instantie die wordt opgericht om als PIE op te treden, kan niet als een dergelijke instantie worden gezien, aangezien zij niet de hoedanigheid van derde heeft ten opzichte van de instantie die om toegang tot de gegevens verzoekt. Het personeel van de PIE kan immers zijn gedetacheerd uit instanties die om dergelijke toegang kunnen verzoeken, zodat de PIE noodzakelijkerwijs aan deze instanties verbonden lijkt te zijn. Bijgevolg verzet de PNR-richtlijn zich tegen nationale wetgeving volgens welke de instantie die wordt opgericht om als PIE op te treden ook de hoedanigheid heeft van nationale instantie die bevoegd is om goedkeuring te verlenen voor de mededeling van PNR-gegevens na het verstrijken van de periode van zes maanden na doorgifte ervan aan de PIE.

Ten derde oordeelt het Hof in verband met de bewaartermijn van PNR-gegevens dat artikel 12 van de PNR-richtlijn, gelezen in het licht van de artikelen 7 en 8 en artikel 52, lid 1, van het Handvest, zich verzet tegen nationale wetgeving die een algemene bewaartermijn van vijf jaar voorschrijft die zonder onderscheid geldt voor alle luchtreizigers.

Na de initiële bewaartermijn van zes maanden is het volgens het Hof namelijk niet langer strikt noodzakelijk om PNR-gegevens te bewaren van luchtreizigers voor wie noch uit de voorafgaande beoordeling noch uit eventuele controles tijdens de initiële bewaartermijn van zes maanden noch uit andere omstandigheden is gebleken dat er objectieve aanwijzingen zijn – zoals een geverifieerde positieve overeenstemming tijdens de voorafgaande beoordeling – dat het gevaar bestaat dat zij terroristische misdrijven zullen plegen of zich aan ernstige criminaliteit schuldig zullen maken die minstens indirect een objectief verband vertonen met de door hen genomen vlucht. Daarentegen gaat het feit dat de PNR-gegevens van alle luchtreizigers die onder het systeem van deze richtlijn vallen gedurende de initiële termijn van zes maanden worden bewaard, volgens het Hof in beginsel niet verder dan strikt noodzakelijk is.

Ten vierde gaat het Hof nader in op de vraag of de PNR-richtlijn in de strijd tegen terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit eventueel kan worden toegepast op andere soorten passagiersvervoer binnen de Unie. De richtlijn, gelezen in het licht van artikel 3, lid 2, VEU, artikel 67, lid 2, VWEU en artikel 45 van het Handvest, verzet zich tegen een systeem waarbij PNR-gegevens voor alle andere soorten vervoer binnen de Unie worden doorgegeven en verwerkt zonder dat de betrokken lidstaat met een werkelijke en actuele of voorzienbare terroristische dreiging wordt geconfronteerd. In een dergelijke situatie mag het systeem van de PNR-richtlijn, net als voor vluchten binnen de Unie, enkel worden toegepast op PNR-gegevens voor transportmiddelen die met name bepaalde verbindingen en reisroutes of bepaalde treinstations of zeehavens betreffen waarvoor er aanwijzingen bestaan dat deze toepassing gerechtvaardigd is. Het staat dan aan de betrokken lidstaat om het vervoer te selecteren waarvoor er dergelijke aanwijzingen bestaan en om die toepassing regelmatig te herzien in het licht van wijzigingen in de omstandigheden die deze selectie rechtvaardigden.


1      Richtlijn (EU) 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit (PB 2016, L 119, blz. 132; hierna: „PNR-richtlijn”).


2      Deze voorafgaande beoordeling is bedoeld om te bepalen welke personen door de bevoegde instanties nader moeten worden onderzocht omdat zij betrokken kunnen zijn bij een terroristisch misdrijf of bij ernstige criminaliteit. Daarbij worden de PNR-gegevens systematisch en met geautomatiseerde middelen vergeleken met „relevante” databanken of verwerkt aan de hand van vooraf vastgelegde criteria als bedoeld in artikel 6, lid 2, onder a), en lid 3, van de PNR-richtlijn.


3      Door gebruik te maken van de mogelijkheid die wordt geboden door artikel 2 van de PNR-richtlijn.


4      Wet van 25 december 2016 betreffende de verwerking van passagiersgegevens (Belgisch Staatsblad,  25 januari 2017, blz. 12905).


5      Richtlijn 2004/82/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verplichting voor vervoerders om passagiersgegevens door te geven (PB 2004, L 261, blz. 24; hierna: „API-richtlijn”). Deze richtlijn regelt de voorafgaande verstrekking van passagiersgegevens (zoals het nummer en de aard van het gebruikte reisdocument en de nationaliteit) door luchtvaartmaatschappijen aan de bevoegde nationale instanties, om zo de grenscontroles te verbeteren en illegale immigratie te bestrijden.


6      Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB 2016, L 119, blz. 1; hierna: „AVG”).


7      Hierna: „grondrechten die worden gewaarborgd door de artikelen 7 en 8 van het Handvest”. Het Hof heeft reeds onderzocht of het systeem van verzameling en verwerking van PNR-gegevens als bedoeld in het ontwerp van overeenkomst tussen Canada en de Europese Unie inzake de doorgifte en verwerking van gegevens uit het Passenger Name Record [advies 1/15 (PNR-Overeenkomst EU-Canada) van 26 juli 2017 (EU:C:2017:592)] verenigbaar is met deze rechten.


8      Hierna: „Handvest”.


9      Met name artikel 2 („Toepassing van [de richtlijn] op vluchten binnen de EU”), artikel 6 („Verwerking van PNR-gegevens”) en artikel 12 („Bewaartermijn van de gegevens en anonimisering”) van de PNR-richtlijn.


10      Het Hof verduidelijkt dat de AVG van toepassing is op de verwerking van persoonsgegevens waarin dergelijke wetgeving voorziet, wanneer de verwerking wordt uitgevoerd door particuliere marktdeelnemers of wanneer zij wordt verricht door overheidsinstanties en enkel of ook onder de API-richtlijn valt. De AVG is daarentegen niet van toepassing op gegevensverwerking die door dergelijke wetgeving wordt voorgeschreven, wanneer die verwerking enkel onder de PNR-richtlijn valt en door de PIE of de bevoegde autoriteiten wordt verricht ter bestrijding van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit.


11      Volgens deze laatste bepaling moeten beperkingen op de uitoefening van de in het Handvest erkende rechten en vrijheden bij wet worden gesteld en de wezenlijke inhoud van die rechten en vrijheden eerbiedigen. Bovendien kunnen dergelijke beperkingen slechts worden gesteld indien zij noodzakelijk zijn en daadwerkelijk beantwoorden aan door de Unie erkende doelstellingen van algemeen belang of aan de eisen van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.


12      Zo kan het bij „betalingsinformatie” (rubriek 6 van de bijlage) enkel gaan om informatie over de betalingswijzen en de facturatie van het vliegticket, niet om andere informatie die geen rechtstreeks verband houdt met de vlucht. De „algemene opmerkingen” (rubriek 12) kunnen enkel betrekking hebben op de in deze rubriek uitdrukkelijk genoemde gegevens van minderjarige passagiers.


13      Het bestaan van een dergelijke dreiging toont immers op zichzelf een verband aan tussen de doorgifte en verwerking van de betrokken gegevens enerzijds en de bestrijding van terrorisme anderzijds. Het feit dat een lidstaat beslist om de PNR-richtlijn voor een beperkte duur toe te passen op alle vluchten binnen de Unie van of naar deze lidstaat, gaat dan ook niet verder dan strikt noodzakelijk is, mits die beslissing kan worden getoetst door een rechterlijke instantie of een onafhankelijke bestuurlijke autoriteit.


14      Te weten databanken betreffende gezochte of gesignaleerde personen of voorwerpen in de zin van artikel 6, lid 3, onder a), van de PNR-richtlijn. Een beoordeling aan de hand van diverse databanken kan daarentegen de proporties van informatievergaring (data mining) aannemen en resulteren in een overmatig gebruik van deze gegevens waarbij een precies profiel kan worden opgesteld van eenieder die gewoon de intentie heeft een vliegtuig te nemen.


15      De vooraf bepaalde criteria moeten doelgericht, evenredig en specifiek zijn en moeten regelmatig worden getoetst (artikel 6, lid 4, van de PNR-richtlijn). De voorafgaande beoordeling aan de hand van vooraf bepaalde criteria moet op niet-discriminerende wijze worden verricht. Volgens artikel 6, lid 4, vierde volzin, van de PNR-richtlijn mogen de criteria onder geen beding gebaseerd zijn op ras, etnische afstamming, religieuze, levensbeschouwelijke of politieke overtuiging, vakbondslidmaatschap, gezondheid, seksleven of seksuele geaardheid.


16      Artikel 12, leden 1 en 3, van de PNR-richtlijn voorziet enkel uitdrukkelijk in een dergelijk onderzoek voor verzoeken om mededeling van PNR-gegevens die worden ingediend ná de termijn van zes maanden na doorgifte ervan aan de PIE.


17      Dit is de doelstelling van de API-richtlijn.