Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 20 december 2001 ingesteld door DaimlerChrysler AG tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak T-325/01)

    Procestaal: Duits

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 20 december 2001 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door DaimlerChrysler AG, gevestigd te Stuttgart (Duitsland), vertegenwoordigd door R. Bechtold en W. Bosch, advocaten.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

(de beschikking van de Commissie van 10 oktober 2001 (zaak COMP/36.246 ( Mercedes-Benz) nietig te verklaren;

(subsidiair, de bij artikel 3 van de beschikking opgelegde geldboete te verlagen;

(de Commissie in de kosten te verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten:

Bij de bestreden beschikking heeft de Commissie verzoekster een geldboete van 71,825 miljoen euro opgelegd wegens drie inbreuken op artikel 81, lid 1, EG. De Commissie stelt vast, dat verzoekster en haar rechtsvoorgangers maatregelen hebben genomen om de parallelhandel te beperken, de levering van personenvoertuigen uit voorraad aan leasingfirma's hebben beperkt en hebben deelgenomen aan overeenkomsten ter beperking van het verlenen van kortingen in België.

Verzoekster stelt dat de vertegenwoordigers van Mercedes-Benz deel uitmaken van de verkooporganisatie van Mercedes-Benz, en dat de overeenkomsten met de handelsvertegenwoordigers en commissionairs echte overeenkomsten voor handelsvertegenwoordigers zijn waarop het kartelverbod van artikel 81, lid 1, EG niet van toepassing is. Hetgeen de Commissie Mercedes-Benz verwijt met betrekking tot de beperking van de uitvoer uit Duitsland voldoet niet aan de voorwaarden van artikel 81, lid 1, EG. Mercedes-Benz kan haar handelsreizigers en haar vestigingen instructies geven over verkopen aan personen van buiten het betrokken gebied. Los daarvan blijkt uit de stukken niet, dat Mercedes-Benz grensoverschrijdende verkopen aan buitenlandse eindverbruikers heeft beperkt. Mercedes-Benz wilde enkel transacties met niet-erkende wederverkopers beperken.

Verzoekster stelt dat de instructie aan de vertegenwoordigers om bij verkoop aan buitenlandse klanten een voorschot van 15 % te eisen geen onderdeel vormde van mededingingsbeperkende overeenkomsten tussen Mercedes-Benz en de vertegenwoordigers. Zij was bedoeld om het risico voor Mercedes-Benz te verkleinen en zij betrof de voorwaarden voor overeenkomsten met betrekking tot nieuwe voertuigen, waarbij de vertegenwoordiger slechts een tussenpersoon was, maar geen partij. Los daarvan is de eis dat buitenlandse klanten een voorschot betalen, objectief gerechtvaardigd.

Verder stelt verzoekster, dat de beperkingen voor de Duitse vertegenwoordigers bij de bemiddeling van de verkoop van nieuwe voertuigen aan leasingfirma's artikel 81, lid 1, EG niet schenden, daar dit geoorloofde instructies aan de handelsvertegenwoordigers zijn. Zelfs indien een schending van artikel 81, lid 1, EG wordt aangenomen, is daarvoor overeenkomstig artikel 81, lid 3, EG bij verordening nr. 1475/951 een vrijstelling verleend.

Verzoekster stelt voorts, dat Mercedes-Benz in België geen verkoopprijzen heeft vastgesteld of daaraan heeft meegewerkt. Ten slotte stelt zij, dat het opleggen van een geldboete in verband met de "Duitse" feiten alleen reeds op grond van het privilege van de handelsvertegenwoordiger niet kan worden aanvaard, en dat zij hoe dan ook op grond van vroegere mededelingen van de Commissie ervan mocht uitgaan, dat haar tot dan gevolgde praktijk niet in strijd was met artikel 81, lid 1, EG. Ook indien de toepassing van artikel 81, lid 1, EG om juridische redenen niet is uitgesloten, is de geldboete toch duidelijk overdreven.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 1475/95 van de Commissie van 28 juni 1995 betreffende de toepassing van artikel [81], lid 3, van het Verdrag op groepen afzet- en klantenserviceovereenkomsten inzake motorvoertuigen (PB L 145, blz. 25).