Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 21 januari 2005 ingesteld door Compañía Española de Tabaco en Rama SA tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-33/05)

Procestaal: Spaans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 21 januari 2005 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Compañía Española de Tabaco en Rama SA, gevestigd te Navalmoral de la Mata (Spanje), vertegenwoordigd door M. Araujo, advocaat te Madrid.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

1.    de beschikking van de Commissie van 20 oktober 2004 in een procedure op grond van artikel 81, lid 1, EG [C(2004) 4030 def.] in zaak COMP/C.38.238/B.2 - Ruwe tabak Spanje, nietig te verklaren;

2.    de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De bestreden beschikking in het onderhavige geding is dezelfde als die in zaak T-24/05, Standard Commercial e.a./Commissie.1

Het betoog spitst zich volledig toe op het evenredigheidsbeginsel. De klemtoon ligt in het bijzonder op het feit dat de onderzochte feitelijke gedragingen hebben plaatsgevonden in een markt van 25 miljoen EUR en dat geldboeten voor ongeveer hetzelfde bedrag zijn opgelegd. CETARSA werd met name verrast met een geldboete die 7, 5 % van haar omzet in 2003 bedraagt.

Tot staving van haar beroep voert verzoekster de volgende middelen aan:

-    schending van het beginsel van gelijke behandeling, voorzover de verwerkingsbedrijven zware sancties en de producenten symbolische geldboeten zijn opgelegd op grond van argumenten die voor beide sectoren gelden;

-    onjuiste beoordeling van de omstandigheden van het geval (officiële ondersteuning van de regeling van de sector door middel van overeenkomsten tussen producenten en verwerkingsbedrijven, de geringe omvang van de betrokken markten, ontbreken van gevolgen, etc.), die de kwalificatie van de onderhavige feitelijke gedragingen als "zware" en niet als "zeer zware" inbreuken zouden hebben gerechtvaardigd;

-    onjuiste beoordeling van de duur van de feitelijke gedragingen;

-    onjuiste beoordeling van verzoeksters deelneming aan de verweten feitelijke gedragingen, voorzover daarbij enkel is uitgegaan van verzoeksters marktaandeel en andere elementen die haar situatie kenmerken, buiten beschouwing zijn gelaten;

-    de door de Commissie gebruikte methode voor de vaststelling van basisbedragen leidt tot het opleggen van geldboeten die in het geval van kleine ondernemingen, zoals verzoekster, onevenredig zijn;

-    willekeurige toepassing van de clementieregeling, zonder dat de Commissie deze verschillende behandeling heeft gerechtvaardigd, en schending van verzoeksters rechten van de verdediging.

____________

1 - Nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie.