Language of document : ECLI:EU:C:2018:533

Zaak C‑27/17

AB „flyLAL-Lithuanian Airlines”

tegen

„Starptautiskā lidosta ‚Rīga’” VAS en „Air Baltic Corporation” AS

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Lietuvos apeliacinis teismas)

„Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Verordening (EG) nr. 44/2001 – Bijzondere bevoegdheden – Artikel 5, punt 3 – Verbintenissen uit onrechtmatige daad – Plaats waar het schade brengende feit zich heeft voorgedaan – Plaats waar de schade is ingetreden en plaats van de schade veroorzakende gebeurtenis – Verzoek tot vergoeding van schade die zou zijn veroorzaakt door de mededinging beperkende gedragingen in verschillende lidstaten – Artikel 5, punt 5 – Exploitatie van een filiaal – Begrip”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 5 juli 2018

1.        Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening nr. 44/2001 – Bijzondere bevoegdheden – Bevoegdheid inzake verbintenissen uit onrechtmatige daad – Plaats waar het schade brengende feit zich heeft voorgedaan – Begrip – Plaats waar de schade is ingetreden en plaats van de gebeurtenis die met de schade in een oorzakelijk verband staat

(Verordening nr. 44/2001 van de Raad, art. 5, punt 3)

2.        Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening nr. 44/2001 – Bijzondere bevoegdheden – Bevoegdheid inzake verbintenissen uit onrechtmatige daad – Plaats waar het schade brengende feit zich heeft voorgedaan – Plaats waar de schade is ingetreden – Schade – Begrip – Omzetverlies als gevolg van de mededinging beperkende gedragingen – Daaronder begrepen

(Verordening nr. 44/2001 van de Raad, art. 5, punt 3)

3.        Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening nr. 44/2001 – Bijzondere bevoegdheden – Bevoegdheid inzake verbintenissen uit onrechtmatige daad – Plaats waar het schade brengende feit zich heeft voorgedaan – Schade veroorzaakt door de mededinging beperkende gedragingen – Plaats van de markt die door die gedragingen ongunstig is beïnvloed

(Verordening nr. 44/2001 van de Raad, art. 5, punt 3)

4.        Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening nr. 44/2001 – Bijzondere bevoegdheden – Bevoegdheid inzake verbintenissen uit onrechtmatige daad – Plaats waar het schade brengende feit zich heeft voorgedaan – Schade veroorzaakt door de mededinging beperkende gedragingen – Plaats waar een de mededinging beperkende overeenkomst is gesloten, of plaats waar afbraakprijzen zijn gehanteerd

(Verordening nr. 44/2001 van de Raad, art. 5, punt 3)

5.        Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening nr. 44/2001 – Bijzondere bevoegdheden – Geschil betreffende de exploitatie van een filiaal, een agentschap of enige andere vestiging – Criteria om te bepalen of een vordering in rechte verband houdtmet een lidstaat

(Verordening nr. 44/2001 van de Raad, art. 5, punt 5)

6.        Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening nr. 44/2001 – Bijzondere bevoegdheden – Geschil betreffende de exploitatie van een filiaal, een agentschap of enige andere vestiging – Begrip – Vordering tot vergoeding van schade die is veroorzaakt door misbruik van machtspositie door een onderneming met een filiaal dat aan die praktijk heeft deelgenomen – Daaronder begrepen

(Verordening nr. 44/2001 van de Raad, art. 5, punt 5)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 28, 46)

2.      Zoals de advocaat-generaal in punt 37 van zijn conclusie heeft opgemerkt, dient de aanvankelijke schade, die rechtstreeks het gevolg is van de causale gebeurtenis en waarbij de plaats waar deze is ingetreden, grond zou kunnen opleveren voor de bevoegdheid krachtens artikel 5, punt 3, van verordening nr. 44/2001, te worden onderscheiden van de latere schadelijke gevolgen, die niet kunnen leiden tot de attributie van bevoegdheid op grond van deze bepaling. In dat verband heeft het Hof in de punten 14 en 15 van het arrest van 19 september 1995, Marinari (C‑364/93, EU:C:1995:289) voor recht verklaard dat het begrip „plaats waar het schade brengende feit zich heeft voorgedaan” niet zo ruim kan worden uitgelegd, dat het elke plaats omvat waar de schadelijke gevolgen voelbaar zijn van een feit dat reeds elders daadwerkelijk ingetreden schade heeft veroorzaakt. Bijgevolg heeft het verklaard dat dit begrip niet aldus kan worden uitgelegd dat het ook ziet op de plaats waar de gelaedeerde stelt vermogensschade te hebben geleden als gevolg van een door hem geleden, in een andere staat ingetreden aanvankelijke schade.

Ook moet worden vastgesteld dat winstderving die met name bestaat in omzetverlies dat zou zijn toe te schrijven aan met de artikelen 101 en 102 VWEU strijdige de mededinging beperkende gedragingen, voor de toepassing van artikel 5, punt 3, van verordening nr. 44/2001 kan worden aangemerkt als „schade”, zodat er in beginsel een grondslag bestaat voor de bevoegdheid van de rechterlijke instanties van de lidstaat op het grondgebied waarvan het schade brengende feit zich heeft voorgedaan.

(zie punten 31, 32, 36)

3.      Artikel 5, punt 3, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken moet aldus worden uitgelegd dat in de context van een vordering tot vergoeding van schade die is veroorzaakt door de mededinging beperkende gedragingen, de „plaats waar het schade brengende feit zich heeft voorgedaan” in omstandigheden als die in het hoofdgeding met name ziet op de plaats waar inkomstenderving, bestaande in omzetverlies, is geleden, dat is de plaats van de markt die door deze gedragingen ongunstig is beïnvloed en waarop de gelaedeerde stelt dat verlies te hebben geleden.

In casu moet, wat de verliezen betreft die een luchtvaartmaatschappij lijdt op vluchten van en naar de hoofdstad van de lidstaat waar zij is gevestigd, de hoofdzakelijk ongunstig beïnvloede markt worden geacht de markt te zijn van de lidstaat waar zij het grootste deel van haar verkoopactiviteiten met betrekking tot dergelijke vluchten verricht, namelijk de Litouwse markt.

(zie punten 39, 43, dictum 1)

4.      Artikel 5, punt 3, van verordening nr. 44/2001 moet aldus worden uitgelegd dat in de context van een vordering tot vergoeding van schade die is veroorzaakt door de mededinging beperkende gedragingen het begrip „plaats waar het schade brengende feit zich heeft voorgedaan” kan worden opgevat als de plaats waar een met artikel 101 VWEU strijdige de mededinging beperkende overeenkomst is gesloten, dan wel als de plaats waar afbraakprijzen zijn aangeboden en gehanteerd, wanneer die praktijk een inbreuk vormde op artikel 102 VWEU.

(zie punt 57, dictum 2)

5.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punt 59)

6.      Artikel 5, punt 5, van verordening nr. 44/2001 moet aldus worden uitgelegd dat een vordering tot vergoeding van schade die zou zijn veroorzaakt door misbruik van machtspositie, bestaande in het hanteren van afbraakprijzen, onder het begrip „geschil betreffende de exploitatie van een filiaal” valt wanneer een filiaal van de onderneming die een machtspositie heeft, daadwerkelijk en in aanzienlijke mate heeft deelgenomen aan dat misbruik.

(zie punt 66, dictum 3)