Language of document : ECLI:EU:T:2005:70

BESCHIKKING VAN HET GERECHT (Vierde kamer)

28 februari 2005 (*)

„Gemeenschapsmerk – Vertegenwoordiging door advocaat – Kennelijke niet-ontvankelijkheid”

In zaak T‑445/04,

Energy Technologies ET S.A., gevestigd te Freiburg (Zwitserland), vertegenwoordigd door A. Boman, advocaat,

verzoekster,

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM),

verweerder,

andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM:

Aparellaje eléctrico, SL, gevestigd te Hospitalet de Llobregat (Spanje),

betreffende een beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 7 juli 2004 (zaak R 366/2002-4) met betrekking tot de inschrijving van het woordmerk UNEX als gemeenschapsmerk,

geeft

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: H. Legal, president, P. Mengozzi en I. Wiszniewska-Białecka, rechters,

griffier: H. Jung,

de navolgende

Beschikking

 Feiten en procedure

1        Bij op 10 november 2004 ter griffie van het Gerecht ingeschreven verzoekschrift heeft verzoekster beroep ingesteld tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 7 juli 2004 (zaak R 366/2002‑4).

2        Blijkens het verzoekschrift wordt verzoekster vertegenwoordigd door A. Boman, (Attorney at Law). Bij dit verzoekschrift is een attest van de president van het Länsrätt van Götenborg (bestuursrechter Götenborg, Zweden) gevoegd, volgens hetwelk Boman „attorney at law” is en bevoegd cliënten te vertegenwoordigen en zelfstandig voor alle Zweedse rechterlijke instanties op te treden. Het verzoekschrift is door Boman ondertekend.

3        Op 3 december 2004 heeft het Gerecht krachtens artikel 44, lid 6, van zijn Reglement voor procesvoering Boman verzocht bewijs te overleggen, dat zij overeenkomstig het vereiste van artikel 19 van het Statuut van het Hof van Justitie bevoegd is om als advocaat op te treden voor een rechterlijke instantie van een lidstaat, dat wil zeggen in Zweden als „advokat”. Op 10 december 2004 heeft Boman geantwoord dat ofschoon zij geen lid was van de Zweedse balie (advokatsamfundet), bevoegd was om op te treden voor de Zweedse rechterlijke instanties, daar zij het rechtendiploma (juris kandidatexamen) bezat en een tweejarige stage bij Zweedse rechterlijke instanties had voltooid (notarietjänstgöring).

 In rechte

4        Volgens artikel 111 van het Reglement voor de procesvoering kan het Gerecht, wanneer het beroep kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, zonder de behandeling voort te zetten beslissen bij met redenen omklede beschikking.

5        In casu besluit het Gerecht krachtens dit artikel uitspraak te doen zonder de behandeling voort te zetten.

6        Volgens artikel 19, lid 3, van het Statuut van het Hof, dat krachtens artikel 53 van dit Statuut van toepassing is op de procedure voor het Gerecht, moeten de niet-bevoorrechte partijen voor de gemeenschapsrechters worden vertegenwoordigd door een advocaat, in de Zweedse versie door een „advokat”. De Zweedse wetgeving behoudt de titel „advokat” voor aan degenen die een rechtendiploma hebben en bij de balie zijn ingeschreven.

7        Bovendien blijkt duidelijk uit artikel 19, vierde alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie dat iemand andere partijen dan de lidstaten en de gemeenschapsinstellingen voor de gemeenschapsrechters slechts geldig kan vertegenwoordigen indien is voldaan aan twee cumulatieve voorwaarden: deze persoon moet advocaat („advokat” in de Zweedse versie) zijn en bevoegd om op te treden voor een rechterlijke instantie van een lidstaat of van een andere staat die partij is bij de EER-overeenkomst. Deze vereisten zijn wezenlijke vormvoorschriften waarvan verzuim de niet-ontvankelijkheid van het beroep meebrengt.

8        Het in artikel 19 van het Statuut van het Hof gestelde vereiste vindt zijn verklaring hierin, dat de advocaat als medewerker bij de rechtspleging wordt beschouwd, die geheel onafhankelijk en in het hogere belang van deze rechtspleging de door zijn cliënt benodigde rechtskundige bijstand moet verlenen. De keerzijde van deze bescherming is de beroepstucht, in het algemeen belang opgelegd door en onder toezicht gesteld van de ter zake bevoegde instellingen. Deze opvatting weerspiegelt de rechtstradities die de lidstaten gemeen hebben, en wordt ook aangetroffen in de communautaire rechtsorde (zie naar analogie arrest Hof van 18 mei 1982, AM & S/Commissie, 155/79, Jurispr. blz. 1575, punt 24).

9        Aangezien Boman niet bij de balie is ingeschreven, is zij geen advocaat („advokat”) in de zin van artikel 19 van het Statuut van het Hof van Justitie. Ofschoon zij naar Zweeds recht partijen in procedures voor de Zweedse rechterlijke instanties mag vertegenwoordigen, voldoet zij dus niet aan de eerste van de twee cumulatieve voorwaarden van artikel 19, vierde alinea, zodat zij verzoekster niet kan vertegenwoordigen voor het Gerecht.

10      Uit het voorgaande volgt dat het onderhavige beroep als kennelijk niet-ontvankelijk moet worden verworpen, zonder dat verweerder daarvan kennis hoeft te worden gegeven.

 Kosten

11      Daar de onderhavige beschikking wordt gegeven vóór de betekening van het verzoekschrift aan verweerder en voordat deze kosten kunnen maken, volstaat het te beslissen dat verzoekster overeenkomstig artikel 87, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering haar eigen kosten zal dragen.

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Vierde kamer)

beschikt:

1)      Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

2)      Verzoekster zal haar eigen kosten dragen.

Luxemburg, 28 februari 2005.

De griffier

 

      De president van de Vierde kamer

H. Jung

 

      H. Legal


* Procestaal: Engels.