Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Sofiyski rayonen sad (Bulgarije) op 29 juni 2023 – E. M. A., E. M. A., M. I. A.

(Zaak C-395/23, Anikovi1 )

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Sofiyski rayonen sad

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: E. M. A., E. M. A., M. I. A.

Prejudiciële vragen

Strekt de werkingssfeer van artikel 1, onder e), van verordening (EU) 2019/11111 van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering zich ook uit tot niet-contentieuze procedures betreffende de verlening van rechterlijke goedkeuring van beschikkingen, zoals een verkoop, ter zake van onroerende goederen of mede-eigendomsrechten hierin die toebehoren aan een kind?

Welke verordening bepaalt de internationale bevoegdheid van een gerecht van een lidstaat van de Europese Unie in niet-contentieuze procedures betreffende de verlening van rechterlijke goedkeuring van beschikkingen, zoals een verkoop, over onroerende goederen of mede-eigendomsrechten hierin die toebehoren aan een kind: is dat – overeenkomstig artikel 7, lid 1, van verordening 2019/1111 – het gerecht van de plaats waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft dan wel – overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder c), van verordening (EG) nr. 593/20081 of artikel 24, punt 1, van verordening (EU) nr. 1215/20122 – het gerecht van de plaats waar het onroerend goed gelegen is?

Worden de bepalingen van verordening (EU) 2019/1111 betreffende de internationale bevoegdheid in procedures betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid buiten werking gesteld door een bilaterale internationale overeenkomst tussen een lidstaat (de Republiek Bulgarije) en een derde staat (de Sovjet-Unie of de Russische Federatie) die is gesloten vóór de toetreding van deze lidstaat tot de Europese Unie, wanneer die internationale overeenkomst niet is vermeld in hoofdstuk VIII van verordening (EU) 2019/1111?

____________

1 Dit is een fictieve naam, die niet overeenkomt met de werkelijke naam van enige partij in de procedure.

1 PB 2019 L 178, blz. 1.

1 Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) (PB 2008, L 177, blz. 6).

1 Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB 2012, L 351, blz. 1).