Language of document : ECLI:EU:T:2016:494

Zaak T‑710/14

Herbert Smith Freehills LLP

tegen

Raad van de Europese Unie

„Toegang tot documenten – Verordening (EG) nr. 1049/2001 – Documenten inzake de besprekingen voorafgaande aan de vaststelling van de richtlijn betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten – Weigering van toegang – Uitzondering voor de bescherming van juridisch advies – Recht van verdediging – Hoger openbaar belang”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 15 september 2016

1.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van toegang van het publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op het recht van toegang tot documenten – Strikte uitlegging en toepassing – Verplichting tot een concreet en individueel onderzoek voor de documenten die onder een uitzondering vallen – Omvang

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, overwegingen 1, 2 en 4, en art. 1 en 4)

2.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van toegang van het publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op het recht van toegang tot documenten – Verplichting om de betrokken belangen af te wegen – Omvang met betrekking tot de documenten die aan de basis van het wetgevingsproces liggen

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, overwegingen 2 en 6, en art. 4)

3.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van toegang van het publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op het recht van toegang tot documenten – Bescherming van juridische adviezen – Verplichting voor de instelling om te onderzoeken of de akte een juridisch advies vormt en of in concreto afbreuk kan worden gedaan aan de bescherming van het juridisch advies en om na te gaan of geen hoger openbaar belang bestaat dat openbaarmaking gebiedt – Openbaarmaking van de juridische adviezen betreffende de wetgevingsprocessen – Verplichting voor de instelling om elke weigering van toegang omstandig met redenen te omkleden

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 2, tweede streepje)

4.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van toegang van het publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op het recht van toegang tot documenten – Bescherming van juridische adviezen – Begrip juridisch advies – Juridisch advies dat is opgesteld door een externe ten aanzien van de instelling en aan de juridische diensten van andere instellingen is toegezonden – Daaronder begrepen

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 2, tweede streepje)

5.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van toegang van het publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op het recht van toegang tot documenten – Bescherming van juridische adviezen – Werkingssfeer – Uitwisseling van standpunten tussen de juridische diensten van drie instellingen betreffende de vaststelling van een wettekst in het kader van een trialoog – Daaronder begrepen

(Art. 294 VWEU; verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 2, tweede streepje)

6.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van toegang van het publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op het recht van toegang tot documenten – Bescherming van juridische adviezen – Hoger openbaar belang dat openbaarmaking van documenten gebiedt – Aanvoering van het transparantiebeginsel – Noodzaak om specifieke redenen in verband met de zaak aan te voeren

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 2, tweede streepje)

7.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van toegang van het publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op het recht van toegang tot documenten – Bescherming van juridische adviezen – Hoger openbaar belang dat openbaarmaking van documenten gebiedt – Begrip – Subjectief belang van de belanghebbende bij deelname aan een nationale besluitvormingsprocedure – Daarvan uitgesloten

(Art. 15 VWEU; verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, overwegingen 1 en 2, en art. 2, lid 1, en 4, lid 2, tweede streepje)

8.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van toegang van het publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op het recht van toegang tot documenten – Verplichting om gedeeltelijke toegang te verlenen tot gegevens die niet onder de uitzonderingen vallen – Omvang – Grenzen

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, leden 2 en 6)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 29‑33)

2.      Wanneer een instelling een van de uitzonderingen van artikel 4 van verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie toepast, dient zij het specifieke belang dat moet worden beschermd door het betrokken document niet openbaar te maken, af te wegen tegen met name het algemene belang dat dit document toegankelijk wordt gemaakt, rekening houdend, zoals in overweging 2 van verordening nr. 1049/2001 is aangegeven, met de voordelen van een grotere transparantie, te weten een betere deelneming van de burgers aan het besluitvormingsproces en een grotere legitimiteit en meer doelmatigheid en verantwoordelijkheid van de administratie ten opzichte van de burgers binnen een democratisch systeem.

Deze overwegingen zijn bij uitstek relevant wanneer het documenten van de Commissie betreft die in het kader van een wetgevingsproces zijn opgesteld. Zoals volgt uit overweging 6 van verordening nr. 1049/2001 moet juist in dat geval ruimere toegang tot documenten worden verleend. De transparantie op dit gebied draagt bij tot de versterking van de democratie door de burgers in staat te stellen alle informatie te controleren die aan een wetgevingshandeling ten grondslag heeft gelegen. Dat de burgers kennis van de grondslagen van wetgevingshandelingen kunnen nemen, vormt immers een voorwaarde voor een doeltreffende uitoefening van hun democratische rechten.

(zie punten 34, 35)

3.      Wat de in artikel 4, lid 2, tweede streepje, van verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie neergelegde uitzondering voor juridisch advies betreft, moet het onderzoek dat door een instelling moet worden verricht wanneer haar om openbaarmaking van een document wordt verzocht, noodzakelijkerwijs verlopen in drie fasen, overeenkomend met de drie criteria in deze bepaling. Eerst moet de instelling nagaan of het document waarvoor om openbaarmaking wordt verzocht, inderdaad een juridisch advies betreft. Vervolgens moet zij onderzoeken of de openbaarmaking van de delen van het document in kwestie waarvan is vastgesteld dat deze juridische adviezen betreffen, de bescherming van die adviezen zou ondermijnen, in die zin dat deze openbaarmaking het belang van een instelling bij het vragen van juridische adviezen en het ontvangen van eerlijke, objectieve en volledige adviezen zou ondermijnen. Het risico dat dit belang wordt ondermijnd moet, wil er een beroep op kunnen worden gedaan, redelijkerwijs voorzienbaar en niet louter hypothetisch zijn. Ten slotte dient de instelling, indien zij van mening is dat de openbaarmaking van een document de vereiste bescherming van juridische adviezen zoals zojuist gedefinieerd, zou ondermijnen, te verifiëren dat er geen hoger openbaar belang is dat openbaarmaking gebiedt, ondanks het feit dat daardoor haar mogelijkheid om juridische adviezen te vragen en eerlijke, objectieve en volledige adviezen te ontvangen zou worden ondermijnd.

Voor zover de openbaarmaking van de adviezen van de juridische dienst van een instelling die in het kader van wetgevingsprocedures zijn uitgebracht, het belang bij bescherming van de onafhankelijkheid van deze juridische dienst zou kunnen ondermijnen, dient dit risico te worden afgewogen tegen de aan verordening nr. 1049/2001 ten grondslag liggende hogere openbare belangen. Een dergelijk hoger openbaar belang is gelegen in het feit dat door openbaarmaking van de documenten waarin het advies van de juridische dienst van een instelling vervat ligt over tijdens de discussies over wetgevingsinitiatieven opkomende juridische vraagstukken, de transparantie en openheid van het wetgevingsproces worden verhoogd en het democratisch recht van de Europese burgers om de informatie die ten grondslag heeft gelegen aan een wetgevingshandeling te controleren, wordt versterkt, zoals in het bijzonder beoogd in de overwegingen 2 en 6 van deze verordening. De verordening legt bijgevolg in beginsel een verplichting vast tot openbaarmaking van de adviezen van de juridische dienst van een instelling inzake een wetgevingsproces. Deze constatering neemt echter niet weg dat de openbaarmaking van een specifiek juridisch advies, dat is gegeven in de context van een wetgevingsproces maar een bijzonder gevoelig karakter heeft of een bijzonder ruime strekking, die verder gaat dan het desbetreffende wetgevingsproces, kan worden geweigerd uit hoofde van de bescherming van juridische adviezen. In een dergelijk geval dient de betrokken instelling de weigering uitvoerig te motiveren.

(zie punten 42‑45)

4.      De betekenis van het begrip „juridisch advies” in de zin van artikel 4, lid 2, tweede streepje, van verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie houdt verband met de inhoud van een document, en niet met de auteur of de adressaten ervan. Zoals uit een letterlijke uitlegging van de termen „juridisch advies” volgt, gaat het om een advies over een rechtsvraag, ongeacht de wijze waarop een dergelijk advies wordt gegeven. Het is met andere woorden voor de toepassing van de uitzondering van de bescherming van juridisch advies niet relevant of het document waarin een dergelijk advies vervat ligt, in een vroeg, vergevorderd of laatste stadium van de besluitvorming is gegeven. Het feit dat het advies in een formele of informele context is gegeven, is evenmin relevant voor de uitlegging van deze termen.

De uitzondering inzake juridische adviezen in artikel 4, lid 2, tweede streepje, van verordening nr. 1049/2001 moet voorts aldus worden uitgelegd dat deze het belang van een instelling om juridische adviezen te vragen en eerlijke, objectieve en volledige adviezen te ontvangen, beoogt te beschermen. Hoewel een instelling zich in beginsel richt tot haar eigen juridische dienst, staat niets eraan in de weg dat deze instelling in voorkomend geval het verzoek om een dergelijk advies uitbesteedt. Hiervan is bijvoorbeeld sprake wanneer de betrokken instelling advies vraagt aan een advocatenkantoor. De vraag of het juridisch advies afkomstig is van een interne of externe auteur is dan ook niet van belang voor de instelling die een beroep doet op de uitzondering inzake de bescherming van adviezen. Niets verzet zich ertegen dat de instelling die een beroep doet op deze uitzondering, dit advies deelt met een derde. Het feit dat een document waarin een door een instelling uitgebracht juridisch advies is vervat, aan de juridische diensten van de andere instellingen of aan een lidstaat is verstuurd, verandert als zodanig niet de aard van dit document. Uit artikel 4, lid 2, tweede streepje, van verordening nr. 1049/2001 volgt dus niet dat een juridisch advies alleen voor intern gebruik door een instelling moet zijn uitgebracht.

(zie punten 48, 50‑54)

5.      De uitwisseling van juridische standpunten tussen de juridische diensten van drie instellingen om in het kader van een trialoog uit hoofde van artikel 294 VWEU een compromis te bereiken over een wettekst, kan, in voorkomend geval, als juridisch advies worden aangemerkt en daarmee onder de uitzondering inzake juridische adviezen als bedoeld in artikel 4, lid 2, tweede streepje, van verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie vallen. De juridische diensten handelen immers volgens een mandaat en met het doel om overeenstemming te bereiken. Zij handelen dus tegelijkertijd als onderhandelaars en als adviseurs op juridische punten.

(zie punten 59, 60)

6.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 67‑69, 72)

7.      Met betrekking tot de noodzaak van openbaarmaking van de gevraagde documenten overeenkomstig verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, uit hoofde van het hoger belang teneinde beter in staat te zijn de interventie in een nationale besluitvormingsprocedure voor te bereiden, moet worden opgemerkt dat dit argument op zichzelf geen openbaar belang is dat openbaarmaking gebiedt en dat voorrang kan hebben boven de bescherming van het vertrouwelijke karakter in de zin van artikel 4 van verordening nr. 1049/2001. Gelet op het algemene beginsel van toegang tot documenten, zoals geformuleerd in artikel 15 VWEU, en op de overwegingen 1 en 2 van de verordening, moet dit belang objectief en algemeen zijn en mag het niet worden verward met particuliere belangen of privébelangen.

(zie punt 74)

8.      De instellingen hebben het recht om geen gedeeltelijke toegang te verlenen overeenkomstig verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, ingeval het onderzoek van de betrokken documenten uitwijst dat deze gedeeltelijke toegang geen zin zou hebben, omdat de betrokken onderdelen van de documenten bij bekendmaking voor de aanvrager geen enkel nut zouden hebben.

(zie punt 80)