Language of document : ECLI:EU:T:2014:87

Zaak T‑331/12

Sartorius Lab Instruments GmbH & Co. KG

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt
(merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

„Gemeenschapsmerk – Aanvraag voor gemeenschapsmerk dat bestaat in een gele boog onder aan een scherm – Absolute weigeringsgrond – Geen onderscheidend vermogen – Artikel 7, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 26 februari 2014

1.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van het gemeenschapsmerk – Absolute weigeringsgronden – Merken zonder onderscheidend vermogen – Beoordeling van het onderscheidend vermogen – Criteria – Op een vaste plaats aangebracht merk

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 7, lid 1, sub b)

2.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van het gemeenschapsmerk – Absolute weigeringsgronden – Merken zonder onderscheidend vermogen – Inschrijvingsaanvraag voor merk dat bestaat in de weergave van een gele boog onder aan een scherm

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 7, lid 1, sub b)

1.      De vraag of een „op een vaste plaats aangebracht merk” een beeldmerk of een driedimensionaal merk vormt, dan wel tot een bijzondere categorie merken behoort, is voor de beoordeling van het onderscheidend vermogen ervan irrelevant.

Luidens artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009 inzake het gemeenschapsmerk wordt immers inschrijving geweigerd van merken die elk onderscheidend vermogen missen. Dit onderscheidend vermogen moet worden beoordeeld ten opzichte van de waren of diensten waarvoor de inschrijving is aangevraagd, uitgaande van de perceptie ervan door het relevante publiek. Een minimaal onderscheidend vermogen is evenwel voldoende om de in dit artikel genoemde absolute weigeringsgrond uit te sluiten. De perceptie van het relevante publiek kan echter worden beïnvloed door de aard van het teken waarvan de inschrijving is aangevraagd. Aangezien de gemiddelde consument niet de gewoonte heeft om de commerciële herkomst van waren af te leiden uit tekens die met het uiterlijk van deze waren samenvallen, hebben dergelijke tekens enkel onderscheidend vermogen indien zij op significante wijze afwijken van de norm of van wat in de betrokken sector gangbaar is.

Doorslaggevend voor de toepasselijkheid van de aangehaalde rechtspraak is niet de kwalificatie van het betrokken teken als beeld-, driedimensionaal of ander teken, maar wel het feit dat dit teken samenvalt met het uiterlijk van de waar zelf. Zo is dit criterium, behalve op driedimensionale merken, toegepast op beeldmerken bestaande in een tweedimensionale weergave van de aangeduide waar, alsook op een teken bestaande in een dessin dat op het oppervlak van een waar was aangebracht. Evenzo kunnen abstracte kleuren en kleurencombinaties volgens de rechtspraak enkel in uitzonderlijke omstandigheden worden geacht intrinsiek onderscheidend vermogen te hebben, aangezien zij met het uiterlijk van de aangeduide waren samenvallen en in beginsel niet ter aanduiding van de commerciële herkomst worden gebruikt.

(cf. punten 15, 16, 18‑21)

2.      Het teken dat bestaat in de weergave van een gele boog onder aan een scherm, waarvan is verzocht om inschrijving als gemeenschapsmerk voor waren van de klassen 7 en 9 tot en met 11 in de zin van de Overeenkomst van Nice, mist onderscheidend vermogen in de zin van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009 inzake het gemeenschapsmerk.

Het aangevraagde teken vormt een eenvoudig dessin. Ondanks de felle kleur ervan bevat het geen enkel opvallend element dat de aandacht van het relevante publiek kan trekken, zelfs al moest dit worden geacht zeer aandachtig te zijn. Zo is het in de betrokken sector niet ongebruikelijk om een dergelijke „visuele aanwijzing” in kleur rond het scherm van het apparaat aan te brengen. Bovendien voert verzoekster niet aan dat het aangevraagde merk betrekking had op een specifieke geeltint. Bijgevolg moet worden geoordeeld dat het aangevraagde merk geen unieke, originele of ongebruikelijke kenmerken heeft.

Het aangevraagde teken bevat geen enkel karakteristiek element, en evenmin een opmerkelijk of opvallend kenmerk, dat daaraan een minimaal onderscheidend vermogen kan geven en de consument in staat stelt het op een andere manier op te vatten dan als een gebruikelijke decoratie van de display van de waren van de klassen 7 en 9 tot en met 11.

(cf. punten 39, 40, 42)