Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 2 december 2020 door het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 23 september 2020 in zaak T-174/19, Guillaume Vincenti/EUIPO

(Zaak C-653/20 P)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirant: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: A. Lukošiūtė en K. Tóth, gemachtigden, B. Wägenbaur, Rechtsanwalt)

Andere partij in de procedure: Guillaume Vincenti

Conclusies

vernietiging van het arrest van het Gerecht van 23 september 2020 in zaak T-174/19, Guillaume Vincenti/EUIPO;

verwijzing van verzoeker in de kosten, met inbegrip van de kosten van de procedure in eerste aanleg.

Middelen en voornaamste argumenten

De hogere voorziening is gebaseerd op twee middelen:

In de eerste plaats heeft het Gerecht artikel 41, lid 2, onder a), van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie geschonden door te oordelen dat de ambtenaar moet worden gehoord vóór het besluit om hem niet te bevorderen wordt genomen.

Ten eerste is het Gerecht daarmee voorbijgegaan aan het feit dat er geen subjectief recht op bevordering bestaat en dat de beslissing om iemand niet te bevorderen geen rechten schendt.

Ten tweede is het Gerecht daarmee ook voorbijgegaan aan het feit dat een beslissing om iemand niet te bevorderen niet vergelijkbaar is met een bezwarende administratieve handeling.

In de tweede plaats heeft het Gerecht vastgesteld dat niet kan worden uitgesloten dat de beslissing redelijkerwijs tot een andere uitkomst had kunnen leiden wanneer het EUIPO de ambtenaar eerst had gehoord. Wat dat betreft is er sprake van een motiveringsgebrek, aangezien het Gerecht de argumenten van verzoeker niet heeft onderzocht.

____________