Language of document : ECLI:EU:T:2002:255

ARREST VAN HET GERECHT (Eerste kamer)

22 oktober 2002 (1)

„Mededinging - Verordening (EEG) nr. 4064/89 - Beschikking waarbij scheiding van ondernemingen wordt gelast - Artikel 8, lid 4, van verordening nr. 4064/89 - Onwettigheid van beschikking waarbij concentratie onverenigbaar met gemeenschappelijke markt wordt verklaard - Daaruit voortvloeiende onwettigheid van scheidingsbeschikking”

In zaak T-77/02,

Schneider Electric SA, gevestigd te Rueil-Malmaison (Frankrijk), vertegenwoordigd door A. Winckler en É. de La Serre, advocaten,

verzoekster,

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door P. Oliver, P. Hellström en F. Lelièvre als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verweerster,

ondersteund door

Legrand SA, gevestigd te Limoges (Frankrijk), vertegenwoordigd door H. Calvet, advocaat,

Comité central d'entreprise de la SA Legrand,

Comité européen du groupe Legrand, gevestigd te Limoges (Frankrijk), vertegenwoordigd door H. Masse-Dessen, advocaat,

interveniënten,

betreffende een beroep tot nietigverklaring van beschikking C (2002) 360 def. van de Commissie van 30 januari 2002, waarbij een scheiding van ondernemingen wordt gelast (zaak COMP/M.2283 - Schneider/Legrand),

wijst

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: B. Vesterdorf, president, N. J. Forwood en H. Legal, rechters,

griffier: B. Pastor, adjunct-griffier,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 11 juli 2002,

het navolgende

Arrest

De toepasselijke regeling

1.
    Artikel 2 van verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (PB L 395, blz. 1, gerectificeerd in PB 1990, L 257, blz. 13), laatstelijk gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1310/97 van de Raad van 30 juni 1997 (PB L 180, blz. 1) (hierna: „verordening nr. 4064/89”), bepaalt:

„1. Concentraties in de zin van deze verordening worden aan de hand van onderstaande bepalingen getoetst op hun verenigbaarheid of onverenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt.

[...]

3. Concentraties die een machtspositie in het leven roepen of versterken die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de gemeenschappelijke markt of een wezenlijk deel daarvan wordt belemmerd, worden onverenigbaar verklaard met de gemeenschappelijke markt.

[...]”

2.
    Artikel 4 van verordening nr. 4064/89 verlangt dat de partij of partijen die de zeggenschap, of de gezamenlijke zeggenschap, in een andere onderneming verkrijgen, de concentratie bij de Commissie aanmelden.

3.
    Artikel 7 van verordening nr. 4064/89 luidt:

„1. Een concentratie als gedefinieerd in artikel 1 kan niet tot stand worden gebracht, zolang zij niet is aangemeld en met de gemeenschappelijke markt verenigbaar is verklaard [...]

3. Lid 1 belet de totstandkoming van een openbaar overnemings- of ruilaanbod niet indien dit overeenkomstig artikel 4, lid 1, bij de Commissie wordt aangemeld, voorzover de verkrijger de aan de deelnemingen in het kapitaal verbonden stemrechten niet uitoefent dan wel slechts uitoefent om de waarde van zijn belegging te handhaven en op basis van een door de Commissie overeenkomstig lid 4 verleende ontheffing.

4. De Commissie kan op verzoek ontheffing verlenen van de in lid 1 of lid 3 bedoelde verplichtingen. Het verzoek om ontheffing moet met redenen zijn omkleed. Bij haar beslissing houdt de Commissie met name rekening met de gevolgen van de schorsing voor een of meer bij de concentratie betrokken ondernemingen of voor derden, alsook met de bedreiging die de concentratie voor de mededinging kan inhouden. Aan de ontheffing kunnen voorwaarden en verplichtingen worden verbonden om de voorwaarden voor een daadwerkelijke mededinging te waarborgen. De ontheffing kan te allen tijde, ook vóór de aanmelding of na de transactie, worden aangevraagd en verleend.

[...]”

4.
    Artikel 8 van verordening nr. 4064/89 bepaalt onder meer:

„3. Als de Commissie vaststelt dat een concentratie aan het in artikel 2, lid 3, gedefinieerde criterium voldoet [...], geeft zij een beschikking waarbij verklaard wordt dat de concentratie onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

4. Indien de concentratie reeds tot stand is gebracht, kan de Commissie in de overeenkomstig lid 3 gegeven beschikking of in een afzonderlijke beschikking de scheiding van de samengevoegde ondernemingen of vermogensbestanddelen, de beëindiging van de gemeenschappelijke controle of elke andere geëigende maatregel gelasten om weer een daadwerkelijke mededinging tot stand te brengen.”

De antecedenten van het geding

5.
    Schneider Electric SA (hierna: „Schneider”), vennootschap naar Frans recht, is de moedermaatschappij van een groep die zich bezighoudt met de productie en verkoop van producten en systemen in de sectoren elektriciteitsdistributie, industriële meet- en regeltechniek en automatisering.

6.
    Legrand SA is een vennootschap naar Frans recht, gespecialiseerd in de productie en verkoop van elektrische apparatuur voor laagspanningsinstallaties.

7.
    Overeenkomstig het bepaalde in verordening nr. 4064/89 stelden Schneider en Legrand op 16 februari 2001 de Commissie in kennis van Schneiders voornemen een openbaar ruilaanbod (hierna: „ORA”) te doen voor alle aandelen Legrand in handen van het publiek.

8.
    Na onderzoek kwam de Commissie tot de conclusie, dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van verordening nr. 4064/89 viel en dat er grote twijfel bestond over haar verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt en de Europese Economische Ruimte.

9.
    Bijgevolg gaf de Commissie op 30 maart 2001 een beschikking op grond van artikel 6, lid 1, sub c, van verordening nr. 4064/89, waarbij zij de tweede fase van het onderzoek van de aangemelde concentratie inleidde.

10.
    Op 7 juni 2001 diende Schneider de voorwaarden van haar ORA in bij de Franse raad voor de financiële markten, die het tijdens zijn vergadering van 14 juni daaraanvolgend ontvankelijk verklaarde. De toestemming van de beurscommissie werd op 19 juni 2001 verkregen.

11.
    Gelet op artikel 7, lid 3, van verordening nr. 4064/89, dat de uitvoering van bij de Commissie aangemelde openbare aanbiedingen toestaat op voorwaarde dat de verkrijger de aan de betrokken aandelen verbonden stemrechten niet uitoefent, maakte Schneider haar ORA op 21 juni 2001 publiek, met als uiterste datum 25 juli daaraanvolgend.

12.
    Krachtens artikel 13, lid 2, van verordening (EG) nr. 447/98 van de Commissie van 1 maart 1998 betreffende de aanmeldingen, de termijnen en het horen van betrokkenen en derden overeenkomstig verordening nr. 4064/89 (PB L 61, blz. 1), zond de Commissie op 3 augustus 2001 Schneider een mededeling van punten van bezwaar, waarin zij concludeerde, dat door de aangemelde concentratie een machtspositie op een aantal nationale sectoriële markten zou ontstaan of zou worden versterkt.

13.
    Op 6 augustus 2001 gaf de Franse beurscommissie haar bericht uit over het eindresultaat van Schneiders ORA met betrekking tot de aandelen Legrand. Daaruit bleek, dat Schneider 98,7 % van die aandelen had verworven.

14.
    Bij op 16 augustus 2001 ingediende memorie antwoordden de kennisgevende partijen op de mededeling van punten van bezwaar.

15.
    Op 21 augustus 2001 vond een hoorzitting plaats.

16.
    Op 10 oktober 2001 gaf de Commissie een beschikking op de grondslag van artikel 8, lid 3, van verordening nr. 4064/89 [C (2001) 3014 def. (zaak COMP/M.2283 - Schneider-Legrand)] (hierna: „onverenigbaarheidsbeschikking”).

17.
    Artikel 1 van deze beschikking luidt als volgt:

„De door Schneider op 16 februari 2001 bij de Commissie aangemelde concentratie, waardoor zij de uitsluitende zeggenschap over Legrand zou verkrijgen, wordt onverenigbaar verklaard met de gemeenschappelijke markt en met de werking van de EER-overeenkomst.”

18.
    Daar de onverenigbaarheidsbeschikking na de sluiting van Schneiders ORA was gegeven, zond de Commissie haar op 24 oktober 2001 een tweede mededeling van punten van bezwaar, waarin zij aankondigde een tweede beschikking te zullen geven, houdende bevel tot scheiding van Schneider en Legrand overeenkomstig artikel 8, lid 4, van verordening nr. 4064/89.

19.
    Na op 31 oktober en 5 november 2001 inzage van het dossier te hebben gekregen, antwoordde Schneider bij memorie van 7 november 2001 op de mededeling van punten van bezwaar van 24 oktober 2001. Een eerste bijeenkomst van Schneider met de Commissie vond plaats op 14 november 2001, waarna Schneider tijdens een hoorzitting op 26 november 2001 haar standpunt nader uiteenzette.

20.
    Op een door Schneider op 22 november 2001 ingediend verzoek gaf de Commissie op 4 december 2001 een beschikking, waarbij Schneider op basis van artikel 7, lid 4, van verordening nr. 4064/89 werd gemachtigd de in haar deelneming in Legrand verbonden stemrechten uit te oefenen via een door Schneider benoemde lasthebber en op de wijze als voorzien in een door de Commissie goedgekeurde lastgevingsovereenkomst.

21.
    De lastgevingsovereenkomst werd op 10 december 2001 ondertekend door Schneider en de lasthebber, Salustro Reydel Management.

22.
    Schneider stelde beroep tot nietigverklaring van de onverenigbaarheidsbeschikking in bij een op 13 december 2001 ter griffie van het Gerecht ingediend verzoekschrift (zaak T-310/01).

23.
    Op 10 januari 2002 gaf de Commissie, na een desbetreffend verzoek van Schneider van 17 december 2001, haar inzage in het administratief dossier van de procedure inzake de scheiding van de twee fusiepartners.

24.
    Tijdens een bijeenkomst op 15 januari 2002 stelde de Commissie Schneiders vertegenwoordigers in kennis van de grote lijnen van een ontwerpbeschikking waarbij Schneider werd gelast, zich van haar belang in de groep Legrand te ontdoen.

25.
    Op 18 januari 2002 kreeg Schneider een laatste keer toegang tot het dossier.

26.
    Op 22 januari 2002 gaf het Raadgevend comité concentraties zijn oordeel over de ontwerpbeschikking.

27.
    Bij brief van 25 januari 2002 diende Schneider haar laatste opmerkingen in over de omvang van het af te stoten belang in Legrand.

28.
    Bij beschikking van 30 januari 2002 (hierna: „scheidingsbeschikking”), gegeven op de grondslag van artikel 8, lid 4, van verordening nr. 4064/89 en door Schneider ontvangen op 4 februari daaraanvolgend, heeft de Commissie de scheiding van Schneider en de groep Legrand gelast.

29.
    In de scheidingsbeschikking worden de modaliteiten van de scheiding van de twee ondernemingen omschreven. In het bijzonder is het Schneider verboden een afzonderlijke scheiding van bepaalde activiteiten van Legrand door te voeren, moeten de verkrijger of verkrijgers van Legrand vooraf door de Commissie worden goedgekeurd, is een latere retrocessie van bepaalde activiteiten van Legrand aan Schneider verboden en wordt Schneider een uiterste termijn gesteld om de scheiding tot stand te brengen.

De procedure voor het Gerecht

30.
    Bij op 18 maart 2002 neergelegde aktes heeft Schneider een beroep tot nietigverklaring van de scheidingsbeschikking ingediend (zaak T-77/02), een verzoek om op dat beroep te beslissen volgens de in artikel 76 bis van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht bedoelde versnelde procedure, en een verzoek om opschorting van de tenuitvoerlegging van de scheidingsbeschikking (zaak T-77/02 R).

31.
    Het verzoek om versnelde behandeling is door het Gerecht bij op 25 maart 2002 aan partijen betekende beschikking ingewilligd.

32.
    De hoorzitting in kort geding in zaak T-77/02 R heeft op 23 april 2002 plaatsgehad.

33.
    Na die hoorzitting heeft de Commissie Schneider desverzocht een verlenging toegestaan van de termijn waarbinnen de scheiding tot stand moest worden gebracht, waarna Schneider haar verzoek om opschorting van de tenuitvoerlegging van de scheidingsbeschikking heeft ingetrokken. Bij beschikking van 28 mei 2002 heeft de president van het Gerecht de doorhaling van zaak T-77/02 R gelast en de beslissing over de kosten van het kort geding aangehouden tot de uitspraak in de hoofdzaak.

34.
    Bij beschikking van 6 juni 2002 zijn Legrand, het Comité central d'entreprise de la SA Legrand en het Comité européen du groupe Legrand toegelaten tot interventie ter ondersteuning van de conclusies van de Commissie.

35.
    Op rapport van de rechter-rapporteur heeft het Gerecht besloten de mondelinge behandeling te openen. Bij wege van maatregel tot organisatie van de procesgang in de zin van artikel 64 van het Reglement voor de procesvoering heeft het de partijen vragen gesteld, die door dezen zijn beantwoord.

36.
    Ter terechtzitting met gesloten deuren op 11 juli 2002 hebben de partijen pleidooi gehouden en vragen van het Gerecht beantwoord.

Conclusies van partijen

37.
    Schneider concludeert dat het het Gerecht behage:

-    de scheidingsbeschikking in al haar bepalingen, en subsidiair gedeeltelijk, nietig te verklaren;

-    alle verdere maatregelen te treffen die het passend zal achten;

-    de Commissie te gelasten, Schneider de in verband met dit beroep gemaakte kosten, met name de betaalde honoraria en andere uitgaven, te vergoeden.

38.
    De Commissie, ondersteund door interveniënten, concludeert dat het het Gerecht behage:

-    haar verzoek om de vertegenwoordigers van Legrand en van de lasthebber als getuigen te horen, in te willigen;

-    het beroep te verwerpen;

-    Schneider in de kosten te verwijzen.

In rechte

39.
    Schneider is van mening, dat de onwettigheid van de onverenigbaarheidsbeschikking die van de scheidingsbeschikking impliceert. Zij stelt het onderhavige beroep met dit voorbehoud in.

40.
    Schneider meent voorts, dat de scheidingsbeschikking eigen gebreken vertoont, die het gevolg zijn van onregelmatigheden in de procedure, schending van de motiveringsverplichting, territoriale onbevoegdheid van de Commissie, schending van artikel 8, lid 4, van verordening nr. 4064/89, schending van het beginsel van goed bestuur en, ten slotte, kennelijke beoordelingsfouten.

41.
    Het Gerecht is van oordeel, dat de scheidingsbeschikking, in zoverre Schneider daarbij wordt gelast haar banden met de groep Legrand te verbreken met het oog op het herstel van een daadwerkelijke mededinging in de zin van artikel 8, lid 4, van verordening nr. 4064/89, de wettigheid onderstelt van de onverenigbaarheidsbeschikking, waarvan zij een uitvoeringsmaatregel is.

42.
    Bij de scheidingsbeschikking kan Schneider immers slechts wettig worden gelast haar banden met de groep Legrand ingevolge artikel 8, lid 4, van verordening nr. 4064/89 te verbreken, indien in de onverenigbaarheidsbeschikking zelf, overeenkomstig de artikelen 2, lid 3, en 8, lid 3, van verordening nr. 4064/89 en na een regelmatige administratieve procedure, wettig is vastgesteld dat de aangemelde concentratie een machtspositie in het leven zal roepen of versterken die tot gevolg heeft, dat een daadwerkelijke mededinging op de gemeenschappelijke markt of een wezenlijk deel daarvan wordt belemmerd.

43.
    Bij arrest van heden in zaak T-310/01 heeft het Gerecht de onverenigbaarheidsbeschikking nietig verklaard.

44.
    Het noodzakelijk gevolg van deze nietigverklaring is, dat de scheidingsbeschikking haar wettelijke grondslag verliest.

45.
    Daar de onwettigheid van de onverenigbaarheidsbeschikking dus de onwettigheid van de scheidingsbeschikking met zich brengt, dient de onderhavige vordering tot nietigverklaring van laatstgenoemde beschikking te worden toegewezen. De andere door verzoekster aangevoerde middelen behoeven derhalve niet te worden onderzocht; evenmin behoeft te worden beslist op het verzoek van de Commissie om getuigen te horen.

46.
    Mitsdien moet de scheidingsbeschikking nietig worden verklaard.

Kosten

47.
    Volgens artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, indien dit is gevorderd. Aangezien de Commissie in het ongelijk is gesteld, dient zij, overeenkomstig de vordering van verzoekster, naast haar eigen kosten, ook die van Schneider te dragen, daaronder begrepen die welke op het kort geding zijn gevallen.

48.
    Overeenkomstig artikel 87, lid 4, derde alinea, van het Reglement voor de procesvoering zullen Legrand, het Comité central d'entreprise de la SA Legrand en het Comité européen du groupe Legrand, interveniënten, hun eigen kosten dragen.

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Eerste kamer),

rechtdoende:

1)    Verklaart nietig beschikking C (2002) 360 def. van de Commissie van 30 januari 2002, waarbij een scheiding van ondernemingen wordt gelast (zaak COMP/M.2283 - Schneider/Legrand).

2)    Verwijst de Commissie in haar eigen kosten, alsmede in die van verzoekster, daaronder begrepen die welke op de procedure in kort geding T-77/02 R zijn gevallen.

3)    Verstaat dat Legrand SA, het Comité central d'entreprise de la SA Legrand en het Comité européen du groupe Legrand hun eigen kosten zullen dragen.

Vesterdorf

Forwood
Legal

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 22 oktober 2002.

De griffier

De president

H. Jung

B. Vesterdorf


1: Procestaal: Frans.