Language of document : ECLI:EU:T:2015:734

Zaak T‑136/14

Tilda Riceland Private Ltd

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

„Gemeenschapsmerk – Oppositieprocedure – Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk BASmALI – Niet-ingeschreven ouder merk of ouder teken BASMATI – Relatieve weigeringsgrond – Artikel 8, lid 4, van verordening (EG) nr. 207/2009”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 30 september 2015

1.      Nationaal recht – Verwijzing naar het nationale recht – Recht van het Verenigd Koninkrijk – Regeling inzake de vordering wegens misbruik (action for passing off)

2.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van het gemeenschapsmerk – Relatieve weigeringsgronden – Oppositie door de houder van een niet-ingeschreven merk of van een ander in het economische verkeer gebruikt teken – Gebruik van het teken in het economisch verkeer – Begrip

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 8, lid 4)

3.      Gemeenschapsmerk – Beroepsprocedure – Beroep bij de rechter van de Unie – Bevoegdheid van het Gerecht – Toetsing van de rechtmatigheid van de beslissingen van de kamers van beroep

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 65, lid 2)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 20‑22)

2.      In het kader van artikel 8, lid 4, van verordening nr. 207/2009 inzake het gemeenschapsmerk dient het betrokken teken in die zin als onderscheidend bestanddeel te worden gebruikt dat het ertoe strekt, een door de houder ervan uitgeoefende economische activiteit aan te duiden.

Dit betekent evenwel niet dat de functie waartoe het gebruik van een teken moet dienen, er in het kader van artikel 8, lid 4, van verordening nr. 207/2009 uitsluitend kan in bestaan de commerciële oorsprong van de betrokken waren of diensten aan te duiden.

Deze bepaling ziet immers ook op niet-ingeschreven merken en op „elk ander in het economisch verkeer gebruikt teken”. In die context, en bij gebreke van aanwijzingen waaruit het tegendeel blijkt, kan de functie van het gebruik van het betrokken teken, naargelang de aard ervan, niet enkel de identificatie door het relevante publiek van de commerciële oorsprong van de betrokken waar betreffen, maar met name ook de identificatie van de geografische oorsprong en de specifieke intrinsieke kwaliteiten ervan, dan wel van de kenmerken die ten grondslag liggen aan de reputatie ervan. Het betrokken teken kan aldus naargelang de aard ervan als onderscheidend bestanddeel worden gekwalificeerd wanneer het ertoe strekt de waren of diensten van een onderneming te identificeren ten opzichte van die van een andere onderneming, maar met name ook wanneer het ertoe dient bepaalde waren of diensten te identificeren ten opzichte van andere, soortgelijke waren of diensten. Elke andere uitlegging zou erop neerkomen dat tekens die worden gebruikt door verschillende marktdeelnemers of die worden gebruikt in combinatie met merken, van het voordeel van artikel 8, lid 4, van verordening nr. 207/2009 worden uitgesloten, terwijl deze bepaling niet voorziet in een dergelijke uitsluiting.

(cf. punten 27‑29)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 33)