Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākā tiesa (Senāts) (Letland) op 9 juni 2023 – SIA A / C, D, E

(Zaak C-365/23, Arce 1 )

Procestaal: Lets

Verwijzende rechter

Augstākā tiesa (Senāts)

Partijen in het hoofdgeding

Eiseres tot cassatie en verzoekster in eerste aanleg: SIA A

Andere partijen in de cassatieprocedure en verweerders in eerste aanleg: C, D, E

Prejudiciële vragen

Valt een overeenkomst die ziet op het ondersteunen van de ontwikkeling en loopbaan van sporters en die wordt gesloten tussen een handelaar die zich beroepshalve bezighoudt met de ontwikkeling en training van sporters, en een minderjarige die wordt vertegenwoordigd door zijn ouders en die bij de sluiting van de overeenkomst niet beroepshalve aan de betrokken sport deed, binnen de werkingssfeer van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten1 ?

Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, verzet richtlijn 93/13 zich dan tegen nationale rechtspraak waarin de regeling waarbij de richtlijn in nationaal recht is omgezet, aldus wordt uitgelegd dat de daarin ter bescherming van consumentenrechten opgenomen bepalingen ook op dergelijke overeenkomsten van toepassing zijn?

Indien de eerste of de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord, mag de nationale rechter dan overeenkomstig artikel 3 van richtlijn 93/13 toetsen of een contractueel beding waarbij is bepaald dat de jonge sporter zich in ruil voor het verrichten van de in de overeenkomst gespecificeerde diensten met betrekking tot het ondersteunen van de ontwikkeling en loopbaan in een bepaalde sporttak verbindt tot betaling van een vergoeding ter hoogte van 10 % van de inkomsten die hij de komende 15 jaar zal ontvangen, oneerlijk is en ervan uitgaan dat dit beding niet een van de bedingen is waarop de beoordeling van het oneerlijke karakter overeenkomstig artikel 4, lid 2, van richtlijn 93/13 geen betrekking heeft?

Indien de derde vraag bevestigend wordt beantwoord, moet een contractueel beding waarbij is bepaald dat de jonge sporter zich in ruil voor het verrichten van de in de overeenkomst gespecificeerde diensten met betrekking tot het ondersteunen van de ontwikkeling en loopbaan van sporters verbindt tot betaling van een vergoeding ter hoogte van 10 % van de inkomsten die hij de komende 15 jaar zal ontvangen, dan worden geacht duidelijk en begrijpelijk te zijn opgesteld in de zin van artikel 5 van richtlijn 93/13, gelet op het feit dat de jonge sporter bij de sluiting van de overeenkomst geen duidelijke informatie over de waarde van de verrichte diensten en het daarvoor te betalen bedrag had op basis waarvan hij kon inschatten welke financiële gevolgen hieruit voor hem konden voortvloeien?

Indien de derde vraag bevestigend wordt beantwoord, moet een contractueel beding waarbij is bepaald dat de jonge sporter zich in ruil voor het verrichten van de in de overeenkomst gespecificeerde diensten met betrekking tot het ondersteunen van de ontwikkeling en loopbaan van sporters verbindt tot betaling van een vergoeding ter hoogte van 10 % van de inkomsten die hij de komende 15 jaar zal ontvangen, dan overeenkomstig artikel 3, lid 1, van richtlijn 93/13 worden beschouwd als een beding dat het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort, gelet op het feit dat de waarde van de verrichte diensten in dat lid niet wordt gekoppeld aan de daaraan verbonden kosten voor de consument?

Indien de vijfde vraag bevestigend wordt beantwoord, zou een beslissing van de nationale rechter waarbij het bedrag dat de consument aan de dienstverlener moet betalen, wordt verlaagd tot het bedrag van de door de dienstverlener werkelijk gemaakte kosten om de diensten in overeenstemming met de overeenkomst aan de consument te verlenen, dan in strijd zijn met artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13?

Indien de derde vraag ontkennend wordt beantwoord en het contractuele beding waarbij is bepaald dat de consument zich in ruil voor het verrichten van de in de overeenkomst gespecificeerde diensten met betrekking tot het ondersteunen van de ontwikkeling en loopbaan van sporters verbindt tot betaling van een vergoeding ter hoogte van 10 % van de inkomsten die hij de komende 15 jaar zal ontvangen, een beding is waarop de beoordeling van het oneerlijke karakter overeenkomstig artikel 4, lid 2, van richtlijn 93/13 geen betrekking heeft, kan de nationale rechter, nadat hij heeft geconstateerd dat de hoogte van de vergoeding kennelijk niet in verhouding staat tot de door de dienstverlener geleverde bijdrage, dan niettemin op grond van het nationale recht verklaren dat dit contractuele beding oneerlijk is?

Indien de zevende vraag bevestigend wordt beantwoord, moet dan, wanneer het gaat om een consumentenovereenkomst die is gesloten toen artikel 8 bis van richtlijn 93/13 nog niet in werking was getreden, rekening worden gehouden met de door de lidstaat overeenkomstig dat artikel 8 bis aan de Europese Commissie verstrekte informatie met betrekking tot de bepalingen die deze lidstaat krachtens artikel 8 van die richtlijn heeft aangenomen, en wordt, indien dit het geval is, de bevoegdheid van de nationale rechter dan beperkt door de overeenkomstig artikel 8 bis van richtlijn 93/13 verstrekte informatie als de lidstaat heeft aangegeven dat zijn wetgeving niet verder gaat dan de in de richtlijn vastgestelde minimumnormen?

Indien de eerste of de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord, in welke mate is het dan, gelet op artikel 17, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, gelezen in samenhang met artikel 24 van het Handvest, bij de toepassing van de regeling tot omzetting van richtlijn 93/13 in het nationale recht van belang dat de jonge sporter bij de sluiting van de betrokken overeenkomst voor het gedurende 15 jaar verlenen van bepaalde diensten, minderjarig was en dat die overeenkomst op basis waarvan hij een vergoeding moet betalen ter hoogte van 10 % van alle inkomsten die hij de komende 15 jaar zal ontvangen, bijgevolg namens de minderjarige door zijn ouders is gesloten?

Indien de eerste of de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord, levert de met de ouders van een minderjarige jonge sporter namens hem gesloten overeenkomst voor het gedurende 15 jaar verlenen van bepaalde diensten in ruil waarvoor die minderjarige een vergoeding moet betalen ter hoogte van 10 % van alle inkomsten die hij de komende 15 jaar zal ontvangen, gelet op het feit dat sportactiviteiten binnen de werkingssfeer van het Unierecht vallen, schending op van de grondrechten als bedoeld in artikel 17, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, gelezen in samenhang met artikel 24, lid 2, van het Handvest?

____________

1     Dit is een fictieve naam, die niet overeenkomt met de werkelijke naam van enige partij in de procedure.

1     PB 1993, L 95, blz. 29.