Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Najwyższy (Polen)op 12 februari 2024 – L.S.

(Zaak C-112/24, Zastępca Rzecznika Dyscyplinarnego II)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Sąd Najwyższy

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: L.S.

Andere partij bij de procedure: Zastępca Rzecznika Dyscyplinarnego przy Sądzie Okręgowym w Piotrkowie Trybunalskim

Prejudiciële vragen

Moet artikel 19, lid 1, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, gelezen in samenhang met artikel 47, [eerste en tweede alinea], van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, aldus worden uitgelegd dat:

de Sąd Najwyższy (hoogste rechter in burgerlijke en strafzaken, Polen), in het kader van een bijzondere procedure die door een partij is ingeleid middels een verzoek om te onderzoeken of aan de vereisten van onafhankelijkheid en onpartijdigheid wordt voldaan door een rechter in de Sąd Najwyższy die is aangewezen om zitting te nemen in de rechtsprekende formatie die kennis moet nemen van een tuchtzaak die betrekking heeft op een rechter in een gewone rechterlijke instantie, ambtshalve dient te onderzoeken of deze rechtsprekende formatie, die bij loting is samengesteld uit de voltallige formatie van de Sąd Najwyższy, eveneens een „vooraf bij wet ingesteld” gerecht is;

indien het verzoek om te onderzoeken of een rechter in de Sąd Najwyższy voldoet aan de vereisten van onafhankelijkheid en onpartijdigheid berust op de grief dat deze rechter is benoemd in het kader van een (fundamenteel) gebrekkige benoemingsprocedure voor het ambt van rechter in de Sąd Najwyższy, de rechters in deze rechterlijke instantie die in het kader van eenzelfde gebrekkige procedure zijn benoemd geen zitting mogen nemen in die rechtsprekende formatie, die is samengesteld uit vijf rechters die bij loting zijn aangewezen uit de voltallige formatie van de Sąd Najwyższy, aangezien een dergelijke formatie van de Sąd Najwyższy niet kan worden beschouwd als een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld;

indien in een zaak waarin wordt onderzocht of een rechter in de Sąd Najwyższy die zitting heeft in voornoemde rechtsprekende formatie (die kennis moet nemen van een tuchtzaak die betrekking heeft op een rechter in een gewone rechterlijke instantie) aan de vereisten van onafhankelijkheid en onpartijdigheid voldoet, door een partij is aangetoond dat – gelet op de (fundamentele) onrechtmatigheid in de benoeming van de rechter in de Sąd Najwyższy – de rechtsprekende formatie waarin deze rechter zitting heeft niet kan worden beschouwd als een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld, het voor de behandeling van het genoemde verzoek – namelijk om te onderzoeken of de betrokken rechter in de Sąd Najwyższy voldoet aan de vereisten van onafhankelijkheid en onpartijdigheid – niet langer noodzakelijk is om het gedrag van de betrokken rechter na zijn benoeming tot rechter of de tuchtrechtelijke aard van de betreffende zaak te onderzoeken, zoals het nationale recht vereist, zodat het ontbreken van aanwijzingen, in dat verzoek tot onderzoek van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid, over omstandigheden in verband met het gedrag van die rechter na zijn benoeming tot rechter in de Sąd Najwyższy geen aanleiding kan zijn om het ingediende verzoek af te wijzen krachtens de bepalingen van het nationale recht [artikel 29, lid 10, van de ustawa o Sądzie Najwyższym (wet inzake de Sąd Najwyższy) van 8 december 2017]?

Indien de in punt I, 2), gestelde vraag bevestigend wordt beantwoord:

Moet artikel 19, lid 1, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, gelezen in samenhang met artikel 47, [eerste en tweede alinea], van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, aldus worden uitgelegd dat een rechter die zitting heeft in de rechtsprekende formatie die uitspraak moet doen in een zaak waarin wordt onderzocht of een rechter in de Sąd Najwyższy (die kennis moet nemen van een tuchtzaak die betrekking heeft op een rechter in een gewone rechterlijke instantie) aan de vereisten van onafhankelijkheid en onpartijdigheid voldoet, ten eerste kan verzoeken dat een of meer andere rechters die bij loting is (zijn) aangewezen uit de voltallige formatie van de Sąd Najwyższy, in die zaak wordt (worden) gewraakt wanneer hij (zij) tot rechter in de Sąd Najwyższy is (zijn) benoemd in het kader van een (fundamenteel) gebrekkige benoemingsprocedure, hetgeen uitsluit dat een rechterlijke instantie waarin een dergelijke rechter (dergelijke rechters) zitting heeft (hebben), wordt beschouwd als een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat [vooraf] bij wet is ingesteld, en ten tweede kan verzoeken dat een dergelijk verzoek niet wordt onderzocht door een rechter die eveneens in het kader van een dergelijke gebrekkige procedure tot rechter in de Sąd Najwyższy is benoemd?

Indien aan het in punt II bedoelde verzoek geen gevolg wordt gegeven (bij beslissing van de nationale rechter): mag een rechter die een dergelijk verzoek heeft ingediend weigeren om mee te werken aan het onderzoek of een rechter van de Sąd Najwyższy voldoet aan de voorwaarden van onafhankelijkheid en onpartijdigheid, of is een dergelijke verzoekende rechter niettemin verplicht om aan de vaststelling van de uitspraak deel te nemen, waarbij het aan de partij wordt overgelaten om te besluiten of zij die uitspraak in voorkomend geval zal aanvechten wegens schending van het recht van partijen om hun zaak te laten behandelen door een rechterlijke instantie die voldoet aan de voorwaarden van artikel 19, lid 1, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie?

Is het in een zaak waarin wordt onderzocht of een rechter in de Sąd Najwyższy voldoet aan de vereisten van onafhankelijkheid en onpartijdigheid en in de context van artikel 19, lid 1, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 47, tweede alinea, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van invloed op het antwoord op de vraag of een rechtsprekende formatie op onregelmatige wijze is vormgegeven wanneer deze formatie is samengesteld uit vijf rechters van wie er slechts één is benoemd in het kader van een (fundamenteel) gebrekkige benoemingsprocedure voor het ambt van rechter in de Sąd Najwyższy, zodat de procedure in een dergelijk geval niettemin kan worden voortgezet en uitspraak kan worden gedaan aangezien bij de benoeming van de meeste leden van de aangewezen rechtsprekende formatie tot rechter in de Sąd Najwyższy geen sprake is van een onregelmatigheid in hun benoeming?

____________