Language of document :

Beroep ingesteld op 22 maart 2022 – Europese Commissie / Groothertogdom Luxemburg

(Zaak C-214/22)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: E. Manhaeve, A. Azéma, I. Zaloguin, gemachtigden)

Verwerende partij: Groothertogdom Luxemburg

Conclusies

vaststellen dat Luxemburg in de nakoming van zijn verplichtingen krachtens artikel 12 van richtlijn 2014/42/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de bevriezing en confiscatie van hulpmiddelen en opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie1 is tekortgeschoten doordat het heeft nagelaten om uiterlijk 4 oktober 2016 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen teneinde te voldoen aan artikel 8, lid 7, artikel 9 en artikel 10, lid 2, van die richtlijn of doordat het in elk geval dergelijke maatregelen niet aan de Commissie heeft meegedeeld;

Luxemburg overeenkomstig artikel 260, lid 3, VWEU wegens niet-nakoming van de verplichting om de maatregelen ter omzetting van artikel 8, lid 7, artikel 9 en artikel 10, lid 2, van richtlijn 2014/42 mee te delen de betaling van een dwangsom van 7 096,50 EUR per dag vertraging opleggen vanaf de dag waarop het arrest in deze zaak wordt gewezen;

Luxemburg verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Richtlijn 2014/42/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de bevriezing en confiscatie van hulpmiddelen en opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie biedt de lidstaten de mogelijkheid om de door criminelen uit zware georganiseerde criminaliteit behaalde voordelen eenvoudiger te ontnemen. De richtlijn moest uiterlijk 4 oktober 2016 door de lidstaten zijn omgezet. De Commissie heeft in november 2016 de inbreukprocedure tegen Luxemburg ingeleid en heeft deze lidstaat vervolgens in maart 2019 een met redenen omkleed advies doen toekomen. Tot nog toe heeft Luxemburg de Commissie niet meegedeeld dat de richtlijn volledig in zijn nationaal recht is omgezet.

____________

1 PB 2014, L 127, blz. 39.