Language of document :

Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Derde kamer) van 4 mei 2016 – Dun / Commissie

(Zaak F-131/11)1

(Openbare dienst – Tijdelijk functionarissen – Pensioenen – Artikel 11, lid 2, van bijlage VIII bij het Statuut – Pensioenrechten die vóór de indiensttreding bij de Unie zijn verworven in een nationale pensioenregeling – Overdracht aan de pensioenregeling van de Unie – Voorstel voor extra pensioenjaren van het TAOBG dat de betrokkene niet onmiddellijk heeft aanvaard – Nieuw voorstel voor extra pensioenjaren op basis van nieuwe algemene uitvoeringsbepalingen – Begrip bezwarend besluit – Kennelijke niet-ontvankelijkheid – Artikel 81 van het Reglement voor de procesvoering)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Peter Dun (Brussel, België) (vertegenwoordigers: aanvankelijk D. de Abreu Caldas, A. Coolen, J.-N. Louis, E. Marchal en S. Orlandi, advocaten, vervolgens D. de Abreu Caldas, J.-N. Louis en S. Orlandi, advocaten, en, ten slotte, J.-N. Louis, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: aanvankelijk D. Martin en J. Baquero Cruz, gemachtigden, vervolgens J. Currall en G. Gattinara, gemachtigden, vervolgens G. Gattinara, gemachtigde, en, ten slotte, G. Gattinara en F. Simonetti, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek om nietigverklaring van het besluit tot overdracht van de pensioenrechten die vóór de indiensttreding bij de Commissie zijn verworven op basis van het door PMO herberekende voorstel

Dictum

Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

Dun draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese Commissie.

____________

1 PB C 65 van 3.3.2012, blz. 23.