Language of document : ECLI:EU:T:2021:718

ARREST VAN HET GERECHT (Tiende kamer)

20 oktober 2021 (*)

„Gemeenschapsmodel – Nietigheidsprocedure – Ingeschreven gemeenschapsmodel dat een spiraalvormig haarelastiekje weergeeft – Openbaarmaking van de oudere modellen – Openbaarmaking op internet – Artikel 7, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002 – Wapengelijkheid – Bewijzen die voor het eerst voor het Gerecht zijn overgelegd”

In zaak T‑823/19,

JMS Sports sp. z o.o., gevestigd te Lódź (Polen), vertegenwoordigd door D. Piróg en J. Słupski, advocaten,

verzoekster,

tegen

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO), vertegenwoordigd door E. Śliwińska en D. Walicka als gemachtigden,

verweerder,

andere partij in de procedure bij de kamer van beroep van het EUIPO, interveniënte voor het Gerecht:

Inter-Vion S.A., gevestigd te Warschau (Polen), vertegenwoordigd door T. Grucelski en T. Gawliczek, advocaten,

betreffende een beroep tegen de beslissing van de derde kamer van beroep van het EUIPO van 13 september 2019 (zaak R 1573/2018‑3) inzake een nietigheidsprocedure tussen Inter-Vion en JMS Sports,

wijst

HET GERECHT (Tiende kamer),

samengesteld als volgt: A. Kornezov, president, E. Buttigieg (rapporteur) en K. Kowalik-Bańczyk, rechters,

griffier: R. Ūkelytė, administrateur,

gezien het op 4 december 2019 ter griffie van het Gerecht neergelegde verzoekschrift,

gezien de op 31 maart 2020 ter griffie van het Gerecht neergelegde memorie van antwoord van het EUIPO,

gezien de op 23 maart 2020 ter griffie van het Gerecht neergelegde memorie van antwoord van interveniënte,

gezien de schriftelijke vragen van het Gerecht aan partijen en de op 25 en 30 november en 1 december 2020 ter griffie van het Gerecht neergelegde antwoorden op deze vragen,

na de terechtzitting op 15 januari 2021,

het navolgende

Arrest

 Voorgeschiedenis van het geding

1        Verzoekster, JMS Sports sp. z o.o., is houdster van het gemeenschapsmodel dat op 24 juni 2021 bij het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) is aangevraagd en onder nummer 1723677‑0001 is ingeschreven, krachtens verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende gemeenschapsmodellen (PB 2002, L 3, blz. 1), voor voortbrengselen die worden omschreven als „haarspelden” van klasse 28.03 in de zin van de Overeenkomst van Locarno van 8 oktober 1968 tot instelling van een internationale classificatie voor tekeningen en modellen van nijverheid.

2        Het litigieuze model wordt weergegeven als volgt:

Image not found

3        Op 3 januari 2017 heeft interveniënte, Inter-Vion S.A., een vordering tot nietigverklaring van het litigieuze model ingediend op grond van artikel 25, lid 1, onder b), van verordening nr. 6/2002, gelezen in samenhang met de artikelen 5 en 6 van deze verordening. Interveniënte voerde aan dat het litigieuze model niet nieuw was en geen eigen karakter had ten opzichte van met name de volgende twee modellen:

–        het model Fancy Fane, dat op 29 november 2009 op de website „http://faneaccessories.blogspot.fr/2009/11” (hierna: „website ,faneaccessories.blogspot’” of „blog ,faneaccessories.blogspot’”) openbaar werd gemaakt en als volgt wordt weergegeven:

Image not found

Image not found

–        het model SwirliDo, dat op 1 november 2009 op de website „http://nouveaucheap.blogspot.com/2009/11” (hierna: „website ,nouveaucheap.blogspot’” of „blog ,nouveaucheap.blogspot’”) openbaar werd gemaakt en ook wordt vermeld in een screenshot van de website „facialwork.com” van 10 juli 2009, die werd verkregen via de archiveringsdienst voor websites „https://archive.org”, ook bekend onder de naam Wayback Machine. Het model SwirliDo wordt weergegeven als volgt:

Image not found

Image not found

4        Bij beslissing van 26 juni 2018 heeft de nietigheidsafdeling het litigieuze model nietig verklaard op grond dat het ten opzichte van het model SwirliDo niet nieuw was in de zin van artikel 5 van verordening nr. 6/2002.

5        Op 13 augustus 2018 heeft verzoekster krachtens de artikelen 55 tot en met 60 van verordening nr. 6/2002 beroep tot vernietiging van de beslissing van de nietigheidsafdeling ingesteld.

6        Bij beslissing van 13 september 2019 (hierna: „bestreden beslissing”) heeft de derde kamer van beroep het in punt 5 hierboven bedoelde beroep verworpen. Zij was van oordeel dat de openbaarmaking van de oudere modellen naar behoren was bewezen en dat deze modellen het onmogelijk maakten om het litigieuze model als nieuw te beschouwen. Dienaangaande is de kamer van beroep met name tot de slotsom gekomen, ten eerste, dat verzoekster er niet in was geslaagd om de geloofwaardigheid van het bewijs van de openbaarmaking van de oudere modellen Fancy Fane en SwirliDo op ten minste de twee in punt 3 hierboven vermelde websites in twijfel te trekken, en ten tweede, dat het litigieuze model identiek was aan de twee hierboven bedoelde oudere modellen en dus niet nieuw was in de zin van artikel 5 van verordening nr. 6/2002. In deze context heeft de kamer van beroep opgemerkt dat verzoekster op geen enkel moment tijdens de administratieve procedure argumenten heeft aangevoerd om de verschillen tussen het litigieuze model en de twee hierboven bedoelde oudere modellen aan te tonen.

 Conclusies van partijen

7        Verzoekster verzoekt het Gerecht:

–        de bestreden beslissing te vernietigen;

–        het EUIPO te verwijzen in de kosten, met inbegrip van de kosten die verzoekster in het kader van de procedure bij de kamer van beroep van het EUIPO heeft gemaakt;

–        interveniënte te verwijzen in haar eigen kosten.

8        Het EUIPO en interveniënte verzoeken het Gerecht:

–        het beroep te verwerpen;

–        verzoekster te verwijzen in de kosten.

 In rechte

 Ontvankelijkheid van de bijlagen A.5 tot en met A.16 bij het verzoekschrift

9        Het EUIPO, daarin gesteund door interveniënte, stelt dat de bijlagen A.5 tot en met A.16 bij het verzoekschrift bewijzen zijn die niet tijdens de administratieve procedure waren overgelegd, en die dus voor het eerst voor het Gerecht zijn overgelegd. Het EUIPO geeft aan dat verzoekster de mogelijkheid had om deze bewijzen tijdens de administratieve procedure over te leggen, maar dat zij dit niet heeft gedaan. Het maakt daaruit op dat de hierboven bedoelde bijlagen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.

10      Verzoekster antwoordt daarop dat de bijlagen A.5 tot en met A.16 bij het verzoekschrift geen niet-ontvankelijke bewijzen zijn en het voorwerp van het geding niet wijzigen. Volgens verzoekster zijn deze bijlagen geen bewijzen, maar dienen deze alleen om haar betoog betreffende met name de mogelijkheid tot manipulatie van informatie van websites, zoals blogs, begrijpelijker te maken. Verzoekster verduidelijkt dat de documenten in de hierboven bedoelde bijlagen op elk moment kunnen worden aangemaakt met behulp van algemeen toegankelijke IT-tools.

11      In herinnering zij gebracht dat het beroep bij het Gerecht ertoe strekt de rechtmatigheid van de beslissingen van de kamers van beroep van het EUIPO te toetsen in de zin van artikel 61 van verordening nr. 6/2002, waarbij deze rechtmatigheid moet worden beoordeeld aan de hand van de gegevens waarover deze kamers konden beschikken op het ogenblik waarop zij deze beslissingen vaststelden (zie in die zin beschikking van 13 september 2011, Wilfer/BHIM, C‑546/10 P, niet gepubliceerd, EU:C:2011:574, punt 41 en aldaar aangehaalde rechtspraak). Het Gerecht heeft derhalve niet tot taak de feiten opnieuw te onderzoeken tegen de achtergrond van stukken die voor het eerst voor hem worden overgelegd [zie arrest van 27 februari 2018, Gramberg/EUIPO – Mahdavi Sabet (Beschermingshoes voor mobiele telefoon), T‑166/15, EU:T:2018:100, punt 17 en aldaar aangehaalde rechtspraak].

12      Uit het dossier blijkt dat de in de hierboven bedoelde bijlagen A.5 tot en met A.16 gevoegde stukken niet zijn overgelegd voor de kamer van beroep, hoewel verzoekster daartoe de mogelijkheid had, maar voor het eerst voor het Gerecht zijn overgelegd. Daaruit volgt dat de hierboven bedoelde stukken overeenkomstig de in punt 11 hierboven vermelde rechtspraak niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, aangezien zij geen deel uitmaken van de feitelijke context van het geding zoals deze bestond voor de kamer van beroep en dus niet in aanmerking kunnen worden genomen voor de toetsing van de rechtmatigheid van de bestreden beslissing.

13      Aan deze conclusie kan niet worden afgedaan door verzoeksters stelling dat de hierboven bedoelde stukken zijn verkregen het gebruik van instrumenten zoals de zoekmachine Google en Wayback Machine, die vrij toegankelijk zijn en te allen tijde kunnen worden geraadpleegd. Deze door verzoekster aangevoerde omstandigheid doet immers niet af aan de vaststelling dat het Gerecht, indien het de hierboven bedoelde bewijzen in aanmerking zou nemen bij zijn beoordeling, de feiten opnieuw zou onderzoeken in het licht van de documenten die niet voor de kamer van beroep waren overgelegd, en aldus de grenzen van de toetsing van de rechtmatigheid van de bestreden beslissing die het krachtens artikel 61 van verordening nr. 6/2002 moet verrichten, zou overschrijden.

14      Gelet op de voorgaande overwegingen, moeten de bijlagen A.5 tot en met A.16 bij het verzoekschrift niet-ontvankelijk worden verklaard.

 Ten gronde

15      Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster drie middelen aan: schending van respectievelijk artikel 5, lid 1, juncto artikel 7, lid 1, van verordening nr. 6/2002, van de regel inzake de verdeling van de bewijslast en van het beginsel van wapengelijkheid.

 Eerste middel: schending van artikel 5, lid 1, van verordening nr. 6/2002 juncto artikel 7, lid 1, van deze verordening

16      In het kader van het onderhavige middel betwist verzoekster dat de beschikbaarstelling voor het publiek van een model dat identiek is aan het litigieuze model, in de zin van artikel 7, lid 1, van verordening nr. 6/2002, eerder heeft plaatsgevonden. Meer specifiek betwist zij de bewijskracht van het bewijs dat interveniënte heeft overgelegd om aan te tonen dat deze openbaarmaking eerder had plaatsgevonden. Verzoekster betwist daarentegen niet dat de betrokken modellen, die bestaan in spiraalvormige haarelastiekjes, identiek zijn in de zin van artikel 5 van verordening nr. 6/2002.

17      Het EUIPO en interveniënte betwisten verzoeksters betoog.

18      Artikel 25, lid 1, onder b), van verordening nr. 6/2002 bepaalt met name dat een gemeenschapsmodel nietig kan worden verklaard indien het niet beantwoord aan de in artikel 5 van deze verordening gestelde voorwaarde inzake nieuwheid.

19      Volgens artikel 5, lid 1, onder b), van verordening nr. 6/2002 wordt een ingeschreven model als nieuw beschouwd indien geen identiek model voor het publiek beschikbaar is gesteld vóór de datum van indiening van de aanvraag om inschrijving van het model waarvoor bescherming wordt gevraagd of, wanneer aanspraak op voorrang wordt gemaakt, vóór de datum van voorrang.

20      Artikel 5, lid 2, van verordening nr. 6/2002 preciseert verder dat modellen worden geacht identiek te zijn indien de kenmerken ervan slechts in onbelangrijke details verschillen.

21      Volgens artikel 7, lid 1, van verordening nr. 6/2002 wordt voor de toepassing van onder meer artikel 5, lid 1, onder b), een model geacht voor het publiek beschikbaar te zijn gesteld, indien dit is gepubliceerd na inschrijving of op andere wijze, of tentoongesteld, in de handel is gebracht of anderszins openbaar is gemaakt vóór de datum van indiening van de aanvraag om inschrijving van het model waarvoor bescherming wordt gevraagd, tenzij deze feiten bij een normale gang van zaken redelijkerwijs niet ter kennis konden zijn gekomen van ingewijden in de betrokken sector die in de Europese Unie werkzaam zijn. Het model wordt echter niet geacht voor het publiek beschikbaar te zijn gesteld, louter omdat het onder uitdrukkelijke of stilzwijgende voorwaarde van geheimhouding aan een derde is bekendgemaakt.

22      Volgens vaste rechtspraak wordt een model geacht voor het publiek beschikbaar te zijn gesteld wanneer de partij die de openbaarmaking aanvoert, het bewijs heeft geleverd van de feiten die deze openbaarmaking opleveren (zie arrest van 27 februari 2018, Beschermingshoes voor mobiele telefoon, T‑166/15, EU:T:2018:100, punt 22 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

23      De openbaarmaking van een ouder model kan niet door waarschijnlijkheden of vermoedens worden aangetoond, maar moet berusten op concrete en objectieve gegevens die een daadwerkelijke openbaarmaking van het oudere model op de markt bewijzen (zie arrest van 27 februari 2018, Beschermingshoes voor mobiele telefoon, T‑166/15, EU:T:2018:100, punt 23 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

24      Uit de rechtspraak volgt ook dat de bewijsstukken die worden aangedragen door de partij die om nietigverklaring verzoekt, in onderling verband moeten worden beoordeeld. Immers, bepaalde bewijzen kunnen op zich onvoldoende zijn om de openbaarmaking van een ouder model aan te tonen; dat sluit echter niet uit dat zij, wanneer zij samen worden gebracht of in samenhang worden gelezen met andere documenten of informatie, kunnen bijdragen tot het bewijs van de openbaarmaking (zie arrest van 27 februari 2018, Beschermingshoes voor mobiele telefoon, T‑166/15, EU:T:2018:100, punt 24 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

25      Bovendien moet volgens de rechtspraak bij de beoordeling van de bewijswaarde van een document worden gekeken naar de waarschijnlijkheid en de waarachtigheid van de erin vervatte informatie. Daarbij dient met name rekening te worden gehouden met de herkomst van het document, de omstandigheden waarin het tot stand is gekomen en degene tot wie het is gericht, en voorts moet worden onderzocht of het document, gelet op zijn inhoud, redelijk en geloofwaardig overkomt (zie arrest van 27 februari 2018, Beschermingshoes voor mobiele telefoon, T‑166/15, EU:T:2018:100, punt 25 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

26      Noch verordening nr. 6/2002, noch verordening (EG) nr. 2245/2002 van de Commissie van 21 oktober 2002 tot uitvoering van verordening nr. 6/2002 (PB 2002, L 341, blz. 28), bepaalt nader welke vorm de bewijselementen moeten hebben die de partij die om nietigverklaring verzoekt dient aan te voeren om aan te tonen dat het model openbaar is gemaakt vóór de datum van indiening van de aanvraag tot inschrijving van het litigieuze model. Hieruit volgt dat de partij die om nietigverklaring verzoekt vrij is in de keuze van het bewijsmateriaal dat hij nuttig acht om aan het EUIPO over te leggen ter staving van zijn vordering tot nietigverklaring en dat het EUIPO verplicht is om alle overgelegde elementen te onderzoeken alvorens te besluiten of zij daadwerkelijk het bewijs leveren van de openbaarmaking van het oudere model [zie arrest van 13 juni 2019, Visi/one/EUIPO – EasyFix (Informatieschermen voor voertuigen), T‑74/18, EU:T:2019:417, punt 21 en aldaar aangehaalde rechtspraak].

27      In casu blijkt uit de punten 4 en 24 van de bestreden beslissing dat de kamer van beroep zich hoofdzakelijk heeft gebaseerd op de volgende door interveniënte overgelegde bewijzen om te besluiten dat de oudere modellen openbaar waren gemaakt:

–        de screenshot van de website „faneaccessories.blogspot” van 29 november 2009, waarop het model Fancy Fane wordt getoond (zie punt 3, eerste streepje, supra);

–        de screenshot van de website „nouveaucheap.blogspot” van 1 november 2009, waarop het model SwirliDo wordt getoond (zie punt 3, tweede streepje, supra);

–        de screenshot van de website „facialwork.com” van 10 juli 2009, verkregen via Wayback Machine, waarop het model SwirliDo wordt vermeld (zie punt 3, tweede streepje, supra);

28      Zoals blijkt uit punt 33 van de bestreden beslissing, heeft de kamer van beroep voorts ook rekening gehouden met aanvullende bewijzen die interveniënte heeft overgelegd om aan te tonen dat de screenshots van de website „nouveaucheap.blogspot” met betrekking tot het model SwirliDo echt waren. Deze aanvullende bewijzen waren:

–        artikelen die in 2009 op de website „nouveaucheap.blogspot” waren gepubliceerd voor andere schoonheidsproducten dan haarelastiekjes;

–        een screenshot met de resultaten van een zoekopdracht op Google die bevestigt dat het artikel met als titel „SWIRLIDO OR SWIRLIDON’T?” op 1 november 2009 op de blog „nouveaucheap.blogspot” is gepubliceerd;

–        een document van Wayback Machine waarin wordt bevestigd dat de website „nouveaucheap.blogspot” in 2009 actief was.

29      De kamer van beroep heeft in punt 25 van de bestreden beslissing geoordeeld dat het feit dat een afbeelding van een model op internet verschijnt kon worden aangemerkt als „publicatie” in de zin van artikel 7 van verordening nr. 6/2002 en dus een openbaarmaking aantoonde, tenzij dit feit redelijkerwijs niet ter kennis kon zijn gekomen van ingewijden in de betrokken sector. Zij heeft in punt 26 van de bestreden beslissing opgemerkt dat verzoekster niet betwiste dat een online bekendmaking een openbaarmaking kon zijn, maar dat zij de „geloofwaardigheid” of de „betrouwbaarheid” van de screenshots van de websites „faneaccessories.blogspot” en „nouveaucheap.blogspot” betwistte.

30      De kamer van beroep is in punt 39 van de bestreden beslissing tot de slotsom gekomen dat verzoekster er niet in was geslaagd om de geloofwaardigheid van het bewijs van de openbaarmaking van het oudere model op minstens de websites „faneaccessories.blogspot” en „nouveaucheap.blogspot” in twijfel te trekken.

31      In deze conclusie van de kamer van beroep wordt geen blijk gegeven van een onjuiste opvatting.

32      Dienaangaande zij in de eerste plaats opgemerkt dat artikel 7, lid 1, van verordening nr. 6/2002 alleen voorbeelden geeft van mogelijke gevallen van openbaarmaking (door het gebruik van de bewoordingen „gepubliceerd […] na inschrijving of op andere wijze”, „tentoongesteld”, „in de handel gebracht”), en geen uitputtende lijst verschaft („anderszins openbaar gemaakt”). Bovendien is reeds gepreciseerd dat er geen enkele beperking bestaat met betrekking tot de plaats waar een openbaarmaking moet plaatsvinden opdat een model wordt geacht voor het publiek beschikbaar te zijn gesteld (zie in die zin arrest van 13 februari 2014, H. Gautzsch Großhandel, C‑479/12, EU:C:2014:75, punt 33). Op basis van deze elementen dient te worden ingestemd met de overweging van de kamer van beroep in punt 25 van de bestreden beslissing dat het feit dat de afbeelding van een model op internet verschijnt kan worden aangemerkt als „publicatie” en dus een „beschikbaarstelling voor het publiek” vormt in de zin van artikel 7, lid 1, van verordening nr. 6/2002.

33      In de tweede plaats zij opgemerkt dat de screenshots van de websites „faneaccessories.blogspot” en „nouveaucheap.blogspot” duidelijk de modellen Fancy Fane en SwirliDo laten zien, die identiek zijn aan het litigieuze model. Voorts tonen de hierboven bedoelde screenshots duidelijk de volledige URL-adressen (Uniform Resource Locator) van twee websites en de data van beschikbaarstelling voor het publiek, namelijk respectievelijk 29 november en 1 november 2009. Deze data liggen vóór de datum van indiening van de aanvraag tot inschrijving van het litigieuze model, namelijk 24 juni 2010.

34      In de derde plaats zij vastgesteld dat de screenshot van de website „nouveaucheap.blogspot” andere informatie met tijdsaanduiding bevat waaruit blijkt dat het model SwirliDo op 1 november 2009 voor het publiek beschikbaar is gesteld. Deze andere informatie met tijdsaanduiding bestaat in commentaren van surfers van 1 en 2 november 2009, met aanduiding van het uur waarop deze zijn gepubliceerd, op het artikel met als titel „SWIRLIDO OR SWIRLIDON’T?”, dat bestaat in een review van de haarelastiekjes met de handelsnaam SwirliDo.

35      In de vierde plaats is niet opgekomen tegen de overweging in punt 22 van de bestreden beslissing dat de websites „faneaccessories.blogspot” en „nouveaucheap.blogspot” blogs waren die gespecialiseerd waren in schoonheidsaccessoires en die producten voorstelden en reviewden opdat het betrokken publiek deze producten kon bekijken en daarover meningen kon uitwisselen. Evenmin is opgekomen tegen de vaststelling in punt 31 van de bestreden beslissing dat de twee hierboven bedoelde blogs van elkaar verschilden. Het feit dat de twee hiervoor bedoelde blogs, die van elkaar verschillen, gespecialiseerd zijn in schoonheidsaccessoires, versterkt, gelet op de aard van de betrokken producten, de bewijswaarde van de door interveniënte als bewijs overgelegde screenshots ervan.

36      In de vijfde plaats dient te worden vastgesteld dat de openbaarmaking van het model SwirliDo in 2009 wordt bevestigd door de volgende drie voor de kamer van beroep overgelegde elementen. Ten eerste wordt deze bevestigd door de screenshot van de website „www.facialwork.com” van 10 juli 2009, die is verkregen via Wayback Machine, welke screenshot verwijst naar het product SwirliDo haarelastiekjes. Ten tweede wordt deze bevestigd door het resultaat van een zoekopdracht op de zoekmachine Google die het model SwirliDo met het jaar 2009 associeert. Ten derde wordt deze bevestigd door het resultaat van een zoekopdracht via Wayback Machine, dat aantoont dat de website „nouveaucheap.blogspot” in 2009 actief was.

37      De in de punten 33 tot en met 36 hierboven toegelichte bewijzen tonen, in hun geheel beschouwd, rechtens genoegzaam aan dat de modellen Fancy Fane en SwirliDo, die identiek zijn aan het litigieuze model, uiterlijk in november 2009 voor het publiek beschikbaar zijn gesteld, doordat zij op twee websites gespecialiseerd in schoonheidsaccessoires zijn verspreid.

38      Aan die conclusie wordt niet afgedaan door verzoeksters betoog.

39      In de eerste plaats betoogt verzoekster dat screenshots van websites een beperkte bewijskracht hebben om aan te tonen dat een model voor het publiek beschikbaar is gesteld en dat zij moeten worden gestaafd door bewijzen die daartoe geloofwaardiger zijn. Ter ondersteuning van deze stelling verwijst verzoekster naar punt 5.5.1.5 van het document van het EUIPO met als opschrift „Richtsnoeren voor onderzoek van ingeschreven gemeenschapsmodellen” (hierna: „richtsnoeren van het EUIPO inzake modellen”) van 1 oktober 2017.

40      Dit betoog van verzoekster kan niet worden aanvaard.

41      In herinnering zij immers gebracht dat de partij die om nietigverklaring verzoekt vrij is in de keuze van het bewijsmateriaal dat hij nuttig acht om aan het EUIPO over te leggen ter staving van zijn vordering tot nietigverklaring en dat het EUIPO verplicht is om alle overgelegde elementen te onderzoeken alvorens te besluiten of zij daadwerkelijk het bewijs leveren van de openbaarmaking van het oudere model (zie punt 26 supra). Vastgesteld zij dus dat noch de toepasselijke regelgeving noch de rechtspraak verzoeksters stelling inzake de beperkte bewijskracht van screenshots ondersteunen.

42      Anders dan verzoekster beweert, ondersteunen de richtsnoeren van het EUIPO inzake modellen, in de versie van 1 oktober 2018, die van kracht was op de datum waarop de bestreden beslissing werd vastgesteld, bovendien evenmin haar stelling inzake de beperkte bewijskracht van screenshots. Deze richtsnoeren vermeldden in punt 5.5.1.5 dat op het internet of in onlinedatabases openbaar gemaakte informatie als voor het publiek toegankelijk werd beschouwd vanaf de datum waarop de informatie was gepubliceerd. Zij gaven weliswaar aan dat het door de aard van het internet soms lastig was om de exacte datum vast te stellen waarop informatie was gepubliceerd, maar zij wezen er ook op dat de datum van openbaarmaking op het internet als betrouwbaar werd beschouwd wanneer er sprake was van een van de volgende vier situaties:

–        er is op de website een tijdstempel aanwezig met informatie over de historie van de wijzigingen die zijn aangebracht in een bestand of op een webpagina (zoals beschikbaar is op Wikipedia of zoals automatisch wordt toegevoegd aan inhoud, bijvoorbeeld forumberichten en blogs); of

–        er worden indexeringsdata aan de webpagina toegekend door zoekmachines; of

–        een screenshot van een webpagina bevat een bepaalde datum, of

–        er is informatie over de updates van een webpagina beschikbaar via een internetarchiveringsdienst zoals Wayback Machine.

43      Aldus blijkt dat de richtsnoeren van het EUIPO inzake modellen, in de versie van 1 oktober 2018, geenszins afbreuk deden aan de bewijswaarde van de screenshots van de betrokken websites, maar dat zij bepaalde verduidelijkingen aanbrachten met betrekking tot de vaststelling van de relevante datum van openbaarmaking op internet. De bestreden beslissing is in overeenstemming met de hierboven bedoelde richtsnoeren, aangezien deze met name is gebaseerd op de screenshots van de sites „faneaccessories.blogspot” en „nouveaucheap.blogspot”, die, zoals in punt 33 hierboven is opgemerkt, specifieke data bevatten, namelijk respectievelijk 29 november 2009 en 1 november 2009, waarbij dus overeenkomstig de hierboven bedoelde richtsnoeren (zie punt 42, derde streepje, supra) de datum wordt vastgesteld waarop de oudere modellen Fancy Fane en SwirliDo voor het publiek beschikbaar werden gesteld.

44      Blijkens hetgeen in de punten 41 tot en met 43 hierboven is uiteengezet, moet verzoeksters stelling inzake de beperkte bewijswaarde van de screenshots van websites worden afgewezen.

45      In de tweede plaats voert verzoekster aan dat er veel mogelijkheden bestaan om de inhoud van de blogs die op het platform „Blogger.com”, onder het subdomein „blogspot.com” worden gepubliceerd, zoals in casu de blogs „faneaccessories.blogspot” en „nouveaucheap.blogspot”, te wijzigen. Volgens verzoekster maakt het platform „Blogger.com” het mogelijk ex nihilo blogartikelen te creëren en daaraan een eerdere datum toe te kennen, maar kan ook de publicatiedatum van een reeds bestaand artikel worden gewijzigd door deze door een eerdere datum te vervangen. Vervolgens kan deze datum volgens verzoekster door de zoekmachine Google in een index worden opgenomen en tussen de zoekresultaten verschijnen, waardoor de indruk wordt gewekt dat een artikel vóór de werkelijke publicatiedatum ervan is gepubliceerd. Verzoekster verduidelijkt dat de mogelijkheid om inhoud te antidateren ook geldt voor de commentaren op de op het platform „Blogger.com” gepubliceerde artikelen. Verzoekster maakt daaruit op dat alleen een screenshot van een website van een artikel van het platform „Blogger.com”, zonder bevestiging van bijvoorbeeld Wayback Machine, als een minder geloofwaardig bewijs moet worden beschouwd dan een screenshot van een andere website die minder mogelijkheden biedt om de wezenlijke elementen ervan te wijzigen.

46      Verzoekster voert ook aan dat de omstandigheid dat volgens de rechtspraak van de Unierechter de website Wikipedia wegens de ruime mogelijkheden om de code te wijzigen, niet als een volledig geloofwaardige bron kan worden beschouwd, haar stelling ondersteunt dat alleen maar screenshots van op het platform „Blogspot.com” gepubliceerde artikelen met grote omzichtigheid moeten worden behandeld wat de bewijskracht ervan betreft.

47      Bovendien stelt verzoekster dat er in casu sprake is van ernstige en concrete elementen die twijfel doen rijzen over de geloofwaardigheid van de screenshots van de websites „faneaccessories.blogspot” en nouveaucheap.blogspot”.

48      In dit verband zet verzoekster in wezen uiteen dat de zoekopdracht via de zoekmachine Google naar het artikel „TC0100201 – Thick telephone coil rubber band” op de screenshot van de website „faneaccessories.blogspot” en naar het artikel „SWIRLIDO OR SWIRLIDON’T?” op de screenshot van de website „nouveaucheap.blogspot” geen resultaat geeft wanneer deze zoekopdracht wordt beperkt tot de data rond de vermeende publicatiedata van deze twee artikelen. Volgens verzoekster doet dit gebrek aan resultaat in de zoekopdracht via de zoekmachine Google twijfel rijzen over de werkelijke publicatiedatum van de hierboven bedoelde artikelen en dus over de beschikbaarstelling voor het publiek van de modellen Fancy Fane en SwirliDo, aangezien de twee hierboven bedoelde artikelen, mochten deze daadwerkelijk respectievelijk op 29 november 2009 en op 1 november 2009 zijn gepubliceerd, naar alle waarschijnlijkheid door de zoekmachine Google op data rond de vermeende publicatiedata zijn geïndexeerd en dus in de resultaten van de gedane Googlezoekopdracht zouden verschijnen. Ter ondersteuning van dit betoog heeft verzoekster de bijlagen A.9 tot en met A.13 bij het verzoekschrift overgelegd.

49      Met betrekking tot verzoeksters in punt 45 hierboven uiteengezette betoog zij vastgesteld dat dit betoog dient als abstract en theoretisch bewijs van de mogelijkheden om de inhoud van blogs te manipuleren. Zoals de kamer van beroep in punt 29 van de bestreden beslissing terecht opmerkt, vormt de abstracte mogelijkheid dat de inhoud of de datum van een website wordt gemanipuleerd op zich echter geen voldoende reden om de geloofwaardigheid van het bewijs dat bestaat in de screenshot van deze website in twijfel te trekken. De verzoekende partij kan deze geloofwaardigheid alleen in twijfel trekken door feiten aan te dragen die concreet aan manipulatie doen denken [zie in die zin arresten van 27 februari 2018, Beschermingshoes voor mobiele telefoon, T‑166/15, EU:T:2018:100, punt 90, en 27 februari 2020, Bog-Fran/EUIPO – Fabryki Mebli „Forte” (Meubels), T‑159/19, niet gepubliceerd, EU:T:2020:77, punten 28 en 29]. Overeenkomstig de vaststellingen van de kamer van beroep in punt 29 van de bestreden beslissing kunnen dergelijke feiten duidelijke tekenen van vervalsing, onbetwistbare tegenstrijdigheden in de overgelegde informatie of duidelijke incoherenties omvatten die redelijkerwijs kunnen rechtvaardigen dat er twijfel bestaat over de echtheid van de screenshots van de betrokken websites.

50      Vastgesteld zij echter dat verzoekster geen dergelijke concrete feiten aanvoert die afdoen aan de geloofwaardigheid van de screenshots van de blogs „faneaccessories.blogspot” en „nouveaucheap.blogspot”, en alleen de mogelijkheden uiteenzet die in theorie bestaan om de inhoud en de datum van de artikelen en de commentaren daarop van de op het platform „Blogger.com” gepubliceerde blogs te wijzigen. Dit betoog kan bijgevolg niet worden aanvaard.

51      In deze context zij er ook op gewezen dat verzoeksters in de punten 47 en 48 hierboven uiteengezette betoog inzake het vermeende bestaan van „ernstige en concrete” elementen die twijfel doen rijzen over de geloofwaardigheid van de screenshots van de blogs „faneaccessories.blogspot” en „nouveaucheap.blogspot” van de hand moet worden gewezen zonder dat hoeft te worden beslist over de door het EUIPO ter discussie gestelde ontvankelijkheid ervan. Het wordt immers niet betwist dat dit betoog is gebaseerd op niet-ontvankelijk geachte bijlagen (zie punten 9‑14 supra) en dat de gegrondheid ervan dus hoe dan ook niet bewezen kan worden geacht. Inzonderheid is het hierboven bedoelde betoog gebaseerd op het uitgangspunt dat de zoekmachine Google websites (in casu de blogs „faneaccessories.blogspot” en „nouveaucheap.blogspot”) indexeert op een datum rond de data waarop zij op internet zouden zijn verschenen. Verzoekster toont dit uitgangspunt echter niet aan.

52      Met betrekking tot verzoeksters argument inzake de rechtspraak van de Unierechter over de website Wikipedia (zie punt 46 supra) dient te worden opgemerkt dat uit deze rechtspraak blijkt dat een uittreksel uit Wikipedia onzekere informatie is, aangezien het komt uit een collectieve encyclopedie op internet, waarvan de inhoud op elk moment en in bepaalde gevallen door elke bezoeker, zelfs anoniem, kan worden gewijzigd [arrest van 16 juni 2016, Fútbol Club Barcelona/EUIPO – Kule (KULE), T‑614/14, niet gepubliceerd, EU:T:2016:357, punt 47]. Zowel het EUIPO als interveniënte heeft echter betoogd, zonder dat verzoekster dit betwist, dat de inhoud van blogs, anders dan de inhoud van de Wikipediawebsite die op elk moment door de gebruikers van deze site kan worden gewijzigd, alleen door de auteurs ervan en niet door derden kan worden bewerkt. Gelet op de veel beperktere mogelijkheden om de inhoud van blogs te wijzigen dan om de inhoud van de Wikipediawebsite te wijzigen, ondersteunt verzoeksters argument inzake de rechtspraak over deze website haar stelling inzake de beperkte bewijskracht van de screenshots van blogartikelen niet. Hoe dan ook neemt dit niet weg dat verzoekster geen enkel ernstig en concreet gegeven heeft aangevoerd dat twijfel kan doen rijzen over de geloofwaardigheid van de screenshots van de blogs „faneaccessories.blogspot” en „nouveaucheap.blogspot”.

53      In de derde plaats betwist verzoekster de betrouwbaarheid van de resultaten van Wayback Machine. Dienaangaande beroept zij zich met name op een presentatie uit 2017 waarin een lid van een kamer van beroep van het EUIPO aangaf dat het gebruik van Wayback Machine als hulpmiddel om de eerdere openbaarmaking van een model aan te tonen, leidde tot een aantal onzekerheden, vooral over de afbeeldingen die zijn gepubliceerd op de in Wayback Machine gearchiveerde websites. Deze onzekerheden houden verband met het feit dat de vermelde datum van de versies van de in Wayback Machine gearchiveerde websites alleen betrekking heeft op de inhoud van het HTML-bestand van deze sites en niet op de afbeeldingen die als externe inhoud met deze sites zijn verbonden. Het is dus mogelijk dat de afbeeldingen op de screenshot van een website niet op dezelfde datum als het HTML-bestand zijn gearchiveerd. Daaruit volgt dat volgens verzoekster het URL-adres van een afbeelding moet worden gecontroleerd om te weten wanneer deze is gearchiveerd. Het gebeurt bovendien ook dat de datum van een afbeelding niet zichtbaar is, bijvoorbeeld wanneer deze afbeelding niet is gearchiveerd.

54      In die context betwist verzoekster de bewijswaarde van de screenshot van de website „www.facialwork.com” van 10 juli 2009, die afkomstig is van Wayback Machine en het model SwirliDo vermeldt (zie punt 3, tweede streepje, en punt 27, derde streepje, supra). Verzoekster merkt op dat deze screenshot geen foto’s of afbeeldingen bevat waaruit kan worden opgemaakt naar welk model wordt verwezen, zodat deze de openbaarmaking van een ouder model dat identiek is aan het litigieuze model niet kan bewijzen.

55      Met verzoeksters in de punten 53 en 54 hierboven uiteengezette betoog kan niet worden ingestemd.

56      Dienaangaande en los van de bewijswaarde van de resultaten van Wayback Machine kan worden volstaan met de opmerking dat de kamer van beroep zich niet uitsluitend op dit bewijselement heeft gebaseerd, maar rekening heeft gehouden met de screenshot van Wayback Machine (zie punt 4, tweede streepje, van de bestreden beslissing) als element dat de informatie bevestigt die afkomstig is van de screenshot van de website „nouveaucheap.blogspot”, volgens welke het model SwirliDo in november 2009 op deze website openbaar is gemaakt. De kamer van beroep heeft de screenshot van Wayback Machine dus niet op zichzelf beoordeeld, maar samen met andere bewijzen.

57      In die context dient verzoeksters in punt 54 hierboven uiteengezette argument te worden afgewezen. De in dit argument bedoelde screenshot van Wayback Machine verwijst immers uitdrukkelijk naar het in de screenshot van de website „nouveaucheap.blogspot” vermelde product SwirliDo en beschrijft het als een haarelastiekje. De in beide screenshots aangegeven prijzen zijn ook dezelfde. Voorts bevat de screenshot van Wayback Machine ook uitdrukkingen als „neutral colors”, „jelly colors” en „no pony lines”, die ook op de screenshot van de website „nouveaucheap.blogspot” te lezen zijn.

58      De screenshot van Wayback Machine bevat weliswaar geen afbeelding van het product SwirliDo, maar uit de in punt 57 hierboven weergegeven gegevens, samen beschouwd, kan dus worden afgeleid dat deze screenshot naar hetzelfde product SwirliDo verwijst als dat op de screenshot van de website „nouveaucheap.blogspot”. Hieruit volgt dat de screenshot van Wayback Machine een relevante bron van informatie is die de betrouwbaarheid van de screenshot van de website „nouveaucheap.blogspot” bevestigt en dat de kamer van beroep deze terecht in aanmerking heeft genomen ter beoordeling van de openbaarmaking van een ouder model dat identiek is aan het litigieuze model.

59      In de vierde plaats betwist verzoekster de bewijskracht van de screenshot die de resultaten van een zoekopdracht op de zoekmachine Google weergeeft, die het model SwirliDo associeert met het jaar 2009 (zie punt 28, tweede streepje, supra). Ter ondersteuning van haar stelling stelt verzoekster in het algemeen de geloofwaardigheid van bewijs in de vorm van zoekresultaten op de zoekmachine Google ter discussie. Verzoekster zet in wezen uiteen dat deze zoekresultaten de publicatiedatum van een webpagina weergeven op het moment waarop deze pagina door de zoekmachine Google is geïndexeerd, en niet de werkelijke publicatiedatum. Volgens verzoekster kan aan de hand van de zoekresultaten in de zoekmachine Google niet worden nagegaan of de werkelijke publicatiedatum van een webpagina is gemanipuleerd, zodat de weergave van een datum in de zoekresultaten op de zoekmachine Google geen geloofwaardig bewijs vormt dat een webpagina op deze datum is aangemaakt.

60      Dit betoog kan evenmin worden aanvaard. Opgemerkt zij immers dat verzoekster met haar betoog verwijst naar de abstracte en theoretische mogelijkheid dat het in punt 28, tweede streepje, hierboven vermelde resultaat van de zoekopdracht op de zoekmachine Google niet de werkelijke publicatiedatum van het artikel „SWIRLIDO OR SWIRLIDON’T?” aantoont, zonder concrete bewijselementen aan te dragen die de geloofwaardigheid en de bewijskracht van het hierboven bedoelde zoekresultaat in twijfel trekken. Bovendien zij vastgesteld dat het hierboven bedoelde zoekresultaat wordt bevestigd door andere bewijzen waaruit blijkt dat het model SwirliDo op 1 november 2009 op de blog „nouveaucheap.blogspot” openbaar is gemaakt en met name door de screenshot van deze blog (zie punt 27, tweede streepje, supra).

61      In de vijfde plaats stelt verzoekster, om de geloofwaardigheid van de screenshot van de blog „faneaccessories.blogspot” (zie punt 3, eerste streepje, en punt 27, eerste streepje, supra) ter discussie te stellen, dat deze blog zelf ongeloofwaardig is. Ter ondersteuning van deze stelling voert verzoekster ten eerste aan dat alle berichten op deze blog dateren van november of december 2009, en dat deze blog vóór of na deze data niet actief was. De blog heeft dus slechts kortstondig bestaan. Ten tweede merkt verzoekster op dat de zoekopdracht op de zoekmachine Google op het trefwoord „www.faneaccessories.blogspot.com” die wordt beperkt tot de periode van 1 november 2009 tot 27 juni 2010 geen enkel resultaat oplevert, zoals blijkt uit bijlage A.16 bij het verzoekschrift. Ten derde voert verzoekster aan dat de artikelen op deze blog beknopt zijn en slechts neerkomen op een of meerdere foto’s van producten en een paar woorden ter beschrijving. De blog bevat ook geen commentaren. Ten vierde stelt verzoekster dat de blog en het artikel met als titel „TC0100201 – Thick telephone coil rubber band” pas in 2013 voor de blog en in 2017 voor het artikel door Wayback Machine waren geïndexeerd. Ter ondersteuning van dit argument heeft verzoekster de bijlagen A.14 en A.15 bij het verzoekschrift overgelegd.

62      Verzoeksters in punt 61 hierboven weergegeven betoog kan niet worden aanvaard, zonder dat uitspraak hoeft te worden gedaan over de door het EUIPO ter discussie gestelde ontvankelijkheid ervan. Dit betoog is immers hoofdzakelijk gebaseerd op veronderstellingen, die niet worden gestaafd door bewijselementen, aangezien de bijlagen A.14, A.15 en A.16 overigens niet-ontvankelijk worden geacht (zie de punten 9‑14 supra). Meer specifiek is het argument dat de blog „faneaccessories.blogspot” ongeloofwaardig is omdat deze slechts kortstondig heeft bestaan, de erop gepubliceerde artikelen beknopt zijn en er geen commentaren van surfers zijn, een veronderstelling. De argumenten inzake de zoekopdracht op de zoekmachine Google en de zoekopdracht op Wayback Machine zijn eveneens gebaseerd op de veronderstelling dat de zoekmachine Google en Wayback Machine de websites en de inhoud ervan indexeren op een datum rond de datum waarop deze op internet zouden zijn verschenen. Deze veronderstelling met betrekking tot de werkwijze van de zoekmachine Google en Wayback Machine wordt echter door geen enkel bewijs gestaafd (zie ook punt 51 supra). Bijgevolg moet worden besloten dat verzoeksters argumenten niet kunnen afdoen aan de bewijskracht van de screenshot van de blog „faneaccessories.blogspot”, die zoals reeds is opgemerkt (zie punt 33 supra) duidelijk het URL-adres van de blog en het model Fancy Fane toont, alsook, wat belangrijk is, de publicatiedatum van het artikel „TC0100201 – Thick telephone coil rubber band” aangeeft en dus de datum waarop het hierboven bedoelde model voor het publiek beschikbaar werd gesteld.

63      In de zesde plaats zij opgemerkt dat verzoekster niet stelt dat de door interveniënte aangevoerde feiten die de openbaarmaking van de modellen Fancy Fane en SwirliDo uitmaken, bij een normale gang van zaken redelijkerwijs niet ter kennis konden zijn gekomen van ingewijden in de betrokken sector die in de Unie werkzaam zijn, in de zin van artikel 7, lid 1, van verordening nr. 6/2002.

64      Gelet op een en ander wordt met de conclusie van de kamer van beroep dat interveniënte de feiten die de openbaarmaking van de oudere modellen Fancy Fane en SwirliDo uitmaken, heeft bewezen, geen blijk gegeven van een onjuiste opvatting. Derhalve moet het eerste middel worden afgewezen.

 Tweede middel: schending van de regel inzake de verdeling van de bewijslast

65      Verzoekster, die uitgaat van de premisse dat het aan de partij die om nietigverklaring van het betrokken model verzoekt staat om aan te tonen dat de beschikbaarstelling aan het publiek van een model dat identiek is aan het betrokken model, eerder heeft plaatsgevonden, stelt dat de kamer van beroep deze regel inzake de verdeling van de bewijslast in casu heeft geschonden, aangezien zij de bewijskracht van louter screenshots van websites heeft erkend en van verzoekster heeft geëist dat zij tegen deze bewijskracht opkomt. Door op deze manier te werk te gaan heeft het EUIPO de bewijslast van interveniënte onrechtmatig op verzoekster overgedragen.

66      Dienaangaande stelt verzoekster dat de kamer van beroep artikel 63, lid 1, van verordening nr. 6/2002, gelezen in samenhang met artikel 28, lid 1, onder b, v) en vi), van verordening nr. 2245/2002 heeft geschonden, bepalingen waaruit blijkt dat het aan de partij die om nietigverklaring van het betrokken gemeenschapsmodel verzoekt staat om de bewijzen over te leggen van de omstandigheden die de nietigverklaring rechtvaardigen.

67      In het kader van het onderhavige middel betwist verzoekster tevens de overweging van de kamer van beroep in punt 29 van de bestreden beslissing dat de bewijskracht van een uittreksel dat van een website is afgedrukt niet uitsluitend mag zijn gebaseerd op de abstracte mogelijkheid om de datum of de inhoud van deze website te manipuleren. Volgens verzoekster tast het standpunt van de kamer van beroep de rechtszekerheid en de rechten van de houder van het betrokken model aan, aangezien het voor hem heel moeilijk is om een goed verborgen manipulatie van een website aan te tonen. Verzoekster zet uiteen dat de houder van het betrokken model geen toegangsrechten tot de website kan hebben in de hoedanigheid van, bijvoorbeeld, beheerder of eigenaar van een blog. De gebruikersnaam en het paswoord, die alleen de verantwoordelijken voor de inhoud van een bepaalde website kennen, dat wil zeggen informatie waartoe de houder nagenoeg nooit toegang heeft of kan hebben, zouden immers moeten worden verkregen.

68      Verzoekster komt tot de slotsom dat de kamer van beroep haar een zwaardere bewijslast dan interveniënte heeft opgelegd door zich te baseren op door interveniënte overgelegde weinig geloofwaardige bewijzen en door aan verzoekster, om deze bewijzen ter discussie te stellen, eisen te stellen waaraan onmogelijk kan worden voldaan. Deze omstandigheid rechtvaardigt volgens haar de vernietiging van de bestreden beslissing.

69      Het EUIPO en interveniënte betwisten verzoeksters betoog.

70      In herinnering zij gebracht dat het aan de partij die om nietigverklaring verzoekt – in casu interveniënte – staat om de feiten te bewijzen die de eerdere openbaarmaking uitmaken en dat deze openbaarmaking niet door waarschijnlijkheden of vermoedens kan worden aangetoond, maar op concrete en objectieve gegevens moet berusten (zie punten 22 en 23 supra). Ook zij eraan herinnerd dat de partij die om nietigverklaring verzoekt vrij is in de keuze van het bewijsmateriaal dat hij nuttig acht om aan het EUIPO over te leggen (zie punt 26 supra).

71      Aangaande de bewijskracht van de screenshots van websites (en in het algemeen van bewijzen die van internet afkomstig zijn) zij eraan herinnerd dat deze bewijskracht ter discussie kan worden gesteld door feiten aan te voeren die concreet aan manipulatie doen denken (zie punt 49 supra).

72      Zoals in het kader van het eerste middel is vastgesteld, heeft interveniënte in casu betrouwbare bewijzen overgelegd ter ondersteuning van haar stelling inzake de openbaarmaking van de oudere modellen Fancy Fane en SwirliDo. Deze bewijzen, waarvan de inhoud en de datum door verschillende bronnen werden bevestigd, deden geen ernstige twijfel rijzen over de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid ervan en bovendien had verzoekster geen enkel concreet gegeven aangevoerd waaruit bleek dat er sprake was van dergelijke twijfel. Verzoekster heeft tijdens de administratieve procedure bij het EUIPO alleen een abstracte verwijzing gemaakt naar de mogelijkheid dat websites, en in het bijzonder blogs, kunnen worden gemanipuleerd.

73      In deze omstandigheden dient te worden besloten dat de regel inzake de verdeling van de bewijslast in casu niet is geschonden. Aangezien interveniënte van internet afkomstige bewijzen had overgelegd die de openbaarmaking van de oudere modellen Fancy Fane en SwirliDo aantoonden en geen twijfel deden rijzen over de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid ervan, stond het immers aan verzoekster (die zich beriep op de ongeloofwaardigheid van deze bewijzen) om deze ongeloofwaardigheid concreet aan te tonen, wat zij niet heeft gedaan.

74      Voorts toont verzoeksters betoog geen enkele schending van de in punt 66 hierboven vermelde bepalingen aan. Artikel 63, lid 1, van verordening nr. 6/2002 geeft immers onder meer aan dat in een procedure inzake nietigverklaring het onderzoek van het EUIPO beperkt blijft tot de door de partijen aangevoerde feiten, bewijzen en argumenten en tot de door hen ingestelde vordering. Artikel 28, lid 1, onder b), van verordening nr. 2245/2002 is een procedurele bepaling die de vormvereisten voor de vordering tot nietigverklaring regelt. Volgens punt v), van deze bepaling moet deze vordering de vermelding en de reproductie bevatten van de eerdere modellen waarop de vordering berust, en de documenten waaruit het bestaan van die oudere modellen blijkt. Volgens punt vi), van deze bepaling moet deze vordering een opgave bevatten van de feiten, het bewijsmateriaal en de argumenten die ter staving van deze gronden worden aangevoerd.

75      Bovendien zij met betrekking tot verzoeksters in punt 67 hierboven uiteengezette betoog in navolging van het EUIPO opgemerkt dat zij niet hoefde aan te tonen dat de betrokken websites waren gemanipuleerd, maar dat zij concrete omstandigheden diende aan te voeren die geloofwaardige aanwijzingen voor manipulatie vormden. De kamer van beroep heeft in punt 29 van de bestreden beslissing verwezen naar „duidelijke tekenen van vervalsing”, „onbetwistbare tegenstrijdigheden in de overgelegde informatie” en „duidelijke incoherenties”, die redelijkerwijs het bestaan van twijfel over de echtheid van de afgedrukte uittreksels konden rechtvaardigen. De kamer van beroep blijkt dus van verzoekster niet te hebben geëist dat zij de manipulatie van een website en, inzonderheid, een blog aantoonde. Daaruit volgt dat verzoeksters in punt 67 hierboven uiteengezette betoog moet worden afgewezen, aangezien het berust op een onjuiste opvatting van de bestreden beslissing.

76      Mocht verzoeksters betoog worden aanvaard, dan zou de houder van een model bovendien elke naar behoren gedocumenteerde openbaarmaking op internet kunnen ontkennen louter op grond van algemene en abstracte verklaringen dat websites in theorie kunnen worden gemanipuleerd.

77      Gelet op een en ander moet het tweede middel worden afgewezen.

 Derde middel: schending van het beginsel van wapengelijkheid

78      Verzoekster stelt dat de kamer van beroep het beginsel van wapengelijkheid heeft geschonden door te oordelen dat de door interveniënte overgelegde bewijzen geloofwaardig waren en door verzoekster een verplichting op te leggen waaraan in de praktijk onmogelijk kon worden voldaan, namelijk om de manipulatie van de inhoud van de screenshots van blogs concreet aan te tonen. Verzoekster verduidelijkt dat de kamer van beroep een onevenwicht tussen partijen heeft veroorzaakt, aangezien zij verzoekster een zwaardere bewijslast dan interveniënte heeft opgelegd.

79      Het EUIPO en interveniënte betwisten verzoeksters betoog.

80      In herinnering zij gebracht dat het vaste rechtspraak van het Hof is dat het beginsel van wapengelijkheid – dat een logisch uitvloeisel is van het begrip „eerlijk proces” en tot doel heeft het evenwicht tussen de procespartijen te waarborgen – inhoudt dat elke partij een redelijke mogelijkheid moet worden geboden om haar zaak, daaronder begrepen haar bewijzen, onder zodanige omstandigheden voor te dragen dat zij niet wezenlijk wordt benadeeld ten opzichte van de tegenpartij (zie arrest van 28 juli 2016, Ordre des barreaux francophones et germanophone e.a., C‑543/14, EU:C:2016:605, punt 40 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

81      Dit beginsel strekt ertoe te zorgen voor een procedureel evenwicht tussen de partijen in een gerechtelijke procedure, door te waarborgen dat zij dezelfde rechten en verplichtingen hebben ten aanzien van met name de regels inzake de bewijsvoering en het contradictoire karakter van het debat voor de rechter (zie arrest van 28 juli 2016, Ordre des barreaux francophones et germanophone e.a., C‑543/14, EU:C:2016:605, punt 41 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

82      Het beginsel van wapengelijkheid is naar analogie ook van toepassing op een procedure inter partes voor de instanties van het EUIPO, zoals in casu [zie in die zin en naar analogie, arresten van 10 mei 2012, Rubinstein en L’Oréal/BHIM, C‑100/11 P, EU:C:2012:285, punt 102; 8 mei 2017, Les Éclaires/EUIPO – L’éclaireur International (L’ECLAIREUR), T‑680/15, niet gepubliceerd, EU:T:2017:320, punt 23, en 10 juni 2020, Louis Vuitton Malletier/EUIPO – Wisniewski (Weergave van een ruitmotief), T‑105/19, niet gepubliceerd, EU:T:2020:258, punt 50].

83      In casu zij vastgesteld dat verzoeksters in punt 78 supra uiteengezette grieven in wezen een herhaling zijn van de grieven die werden aangevoerd in het kader van het tweede middel, dat is afgewezen. Vastgesteld is immers dat de kamer van beroep terecht heeft geoordeeld dat de door interveniënte aangevoerde bewijzen van de openbaarmaking van oudere modellen dan het litigieuze model geloofwaardig waren, dat de kamer van beroep de regel inzake de verdeling van de bewijslast heeft nageleefd en dat verzoekster geen enkele bewijsverplichting is opgelegd waaraan onmogelijk kon worden voldaan.

84      Aangezien verzoekster geen ander argument tot staving van het derde middel heeft aangevoerd, en bij gebreke van omstandigheden die aantonen dat het beginsel van wapengelijkheid in de loop van de administratieve procedure bij het EUIPO is geschonden, dient het onderhavige middel te worden afgewezen. Bijgevolg dient het beroep in zijn geheel te worden verworpen.

 Kosten

85      Volgens artikel 134, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht wordt de in het ongelijk gestelde partij verwezen in de kosten, voor zover dat is gevorderd. Aangezien verzoekster in het ongelijk is gesteld, moet zij overeenkomstig de vorderingen van het EUIPO en interveniënte in haar eigen kosten en in die van het EUIPO en interveniënte worden verwezen.

HET GERECHT (Tiende kamer),

rechtdoende, verklaart:

1)      Het beroep wordt verworpen.

2)      JMS Sports sp. z o.o. draagt haar eigen kosten en die van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) en van Inter-Vion S.A.

Kornezov

Buttigieg

Kowalik-Bańczyk

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 20 oktober 2021.

ondertekeningen


*      Procestaal: Pools.