Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 21 september 2009 door Giorgio Lebedef tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 7 juli 2009 in zaak F-39/08, Lebedef / Commissie

(Zaak T-364/09 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirant: Giorgio Lebedef (Senningerberg, Luxemburg) (vertegenwoordiger: F. Frabetti, advocaat)

Andere partij in de procedure: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

vernietiging van het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 7 juli 2009 in zaak F-39/08, Giorgio Lebedef, wonende te 4, Neie Wee, L-1670 Senningerberg, Luxemburg, ambtenaar van de Europese Commissie, bijgestaan en vertegenwoordigd door Frédéric Frabetti, 5, rue Jean Bertels, L-1230 Luxemburg, advocaat bij het Hof, ten kantore van wie domicilie is gekozen, tegen de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg, verwerende partij, betreffende een beroep tot nietigverklaring van de besluiten van 29 mei 2007, 20 juni 2007, 28 juni 2007, 6 juli 2007 alsmede van de twee besluiten van 26 juli 2007 en van het besluit van 2 augustus 2007 om 32 dagen in aftrek te brengen op rekwirants vakantieverlof over het jaar 2007;

toewijzing van de door rekwirant in eerste aanleg ingediende vorderingen;

subsidiair, terugverwijzing van de zaak naar het Gerecht voor ambtenarenzaken;

beslissing over de kosten en veroordeling van de Commissie tot betaling daarvan.

Middelen en voornaamste argumenten

Met deze hogere voorziening vraag rekwirant om vernietiging van het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 7 juli 2009 in de zaak Lebedef/Commissie, F-39/08, houdende verwerping van zijn beroep tot nietigverklaring van een reeks besluiten om 32 dagen in aftrek te brengen op zijn vakantieverlof over het jaar 2007.

Tot staving van zijn hogere voorziening voert rekwirant negen middelen aan, ontleend aan:

schending van artikel 1, zesde alinea, van bijlage II bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen betreffende onder meer de samenstelling en de werkwijze van het personeelscomité alsmede van artikel 1, lid 2, van de raamovereenkomst die de verhoudingen tussen de Commissie en de vak- en beroepsorganisaties regelt;

onjuiste uitlegging en toepassing van het op artikel 24 ter gebaseerde concept "vakbondsvrijheid";

schending van punt III.c betreffende "deeltijd op medische gronden" van het besluit van de Commissie van 28 april 2004 houdende vaststelling van toepassingsbepalingen op het gebied van afwezigheid wegens ziekte of ongeval en meer bepaald het punt waarin wordt bepaald dat "de eventueel genomen verlofdagen als hele dagen moeten worden geboekt";

miskenning van rekwirants gezondheidstoestand;

onjuiste uitlegging en toepassing van de begrippen "deelneming aan de vertegenwoordiging van het personeel", "detachering bij een vakbond" en "vakbondstaak";

onjuiste opvatting en verdraaiing van de feiten en van rekwirants stellingen alsmede materiële onjuistheid van de vaststellingen van het Gerecht met betrekking tot de vastlegging van "onregelmatige afwezigheden" in SysPer2;

onjuiste rechtsopvatting van het Gerecht bij de uitlegging van het begrip "afwezigheid" zoals gedefinieerd in de artikelen 57, 59 en 60 van het Statuut;

onjuiste rechtsopvatting van het Gerecht bij de toepassing van artikel 60 van het Statuut, en

ontoereikende motivering van de vaststellingen van het Gerecht die in het kader van de eerste acht middelen ter discussie worden gesteld.

____________