Language of document :

Beroep ingesteld op 1 september 2015 – Almaz-Antey/Raad

(Zaak T-515/15)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: OAO Concern PVO Almaz-Antey (Moskou, Rusland) (vertegenwoordigers: C. Stumpf en A. Haak, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

nietigverklaring van besluit (GBVB) 2015/971 van de Raad van 22 juni 2015 houdende wijziging van besluit 2014/512/GBVB betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (PB L 157, blz. 50), voor zover het bestreden besluit van toepassing is op verzoekster, en

verwijzing van verweerder in verzoeksters kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster zes middelen aan.

Eerste middel: de Raad heeft in zijn besluit het evenredigheidsbeginsel geschonden.

Tweede middel: de Raad heeft zonder rechtvaardiging en op onevenredige wijze verzoeksters grondrechten geschonden, te weten de eerbiediging van de rechten van verdediging en het recht op een effectieve voorziening in rechte.

Derde middel: de Raad heeft nagelaten passend of voldoende te motiveren waarom verzoekster is opgenomen op de lijst van personen, entiteiten en lichamen die zijn onderworpen aan beperkende maatregelen naar aanleiding van acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren.

Vierde middel: de Raad heeft niet bewezen dat verzoekster betrokken is bij de destabilisatie van Oekraïne of enige invloed heeft op het welslagen van de uitvoering van de akkoorden van Minsk.

Vijfde middel: de Raad heeft blijk gegeven van een kennelijke beoordelingsfout bij de vaststelling dat verzoekster voldeed aan enig criterium om op de lijst van de bestreden maatregel te worden opgenomen.

Zesde middel: naar aanleiding van de nietigverklaring van besluit (GBVB) 2015/971 van de Raad, heeft verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad geen afdoende rechtsgrondslag, zodat de opname van verzoekster op de lijst van verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad krachtens uitvoeringsverordening (EU) nr. 826/2014 van de Raad geen gevolgen meer heeft.

____________