Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunale ordinario di Bologna (Italië) op 7 februari 2022 – BU / Ministero dell’Interno, Dipartimento per le Libertà civili e l’Immigrazione - Unità Dublino

(Zaak C-80/22)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Tribunale ordinario di Bologna

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: BU

Verwerende partij: Ministero dell’Interno, Dipartimento per le Libertà civili e l’Immigrazione Unità Dublino

Prejudiciële vragen

1.    Welke juridische gevolgen verbindt het Unierecht aan het feit dat de verzoekende lidstaat, in het kader van een terugnameprocedure overeenkomstig artikel 18, lid 1, onder b), van verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 20131 , niet voldoet aan de informatieplicht als bedoeld in artikel 4 of aan de verplichting tot het voeren van een persoonlijk onderhoud met de verzoeker als bedoeld in artikel 5 van die verordening? En moeten meer bepaald de artikelen 4 en 5 van verordening nr. 604/2013 aldus worden uitgelegd:

-    dat het feit dat de in artikel 4, leden 2 en 3, van verordening nr. 604/2013 bedoelde brochure niet is overhandigd aan een persoon die in de in artikel 23, lid 1, van verordening nr. 604/2013 beschreven situatie verkeert, of dat geen persoonlijk onderhoud met de verzoeker is gevoerd overeenkomstig artikel 5 van de verordening, als zodanig inhoudt dat het overdrachtsbesluit onherroepelijk onrechtmatig is, met als gevolg dat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming overgaat op de verzoekende lidstaat?

-    of dat het overdrachtsbesluit slechts onrechtmatig is indien wordt aangevoerd en aangetoond dat de procedure tot een andere uitkomst zou hebben geleid indien de autoriteit van de verzoekende lidstaat de in de artikelen 4 en 5 van verordening nr. 604/2013 vastgestelde verplichtingen was nagekomen?

-    of dat de autoriteit van de verzoekende lidstaat in geen enkel geval verplicht is om aan de vreemdeling op wie een procedure voor overdracht aan de aangezochte staat van toepassing is, de in de artikelen 4 en 5 van verordening nr. 604/2013 vastgestelde waarborgen inzake informatie en participatie te bieden?

2.    Moet artikel 27, lid 1, van verordening nr. 604/2013, als zodanig of gelezen in samenhang met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie:

-    aldus worden uitgelegd dat op grond daarvan de in de artikelen 4 en 5 van de verordening vastgestelde waarborgen moeten worden geboden aan de vreemdeling op wie een procedure voor overdracht aan een andere lidstaat van toepassing is, omdat die verplichting strekt tot de bescherming van het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel tegen het overdrachtsbesluit?

-    en, zo ja, aldus dat de rechterlijke autoriteit waarbij het verzoek om nietigverklaring van het overdrachtsbesluit op grond van artikel 27 van verordening nr. 604/2013 is ingediend, opnieuw een beoordeling ten gronde kan verrichten van het besluit waarbij de bestuurlijke autoriteit van de aangezochte staat zichzelf op grond van de verantwoordelijkheidscriteria in hoofdstuk III van de verordening verantwoordelijk heeft verklaard om op het verzoek om internationale bescherming van de verzoeker te beslissen?

____________

1     Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB 2013, L 180, blz. 31).