Language of document : ECLI:EU:T:2002:286

BESCHIKKING VAN HET GERECHT (Eerste kamer - uitgebreid)

27 november 2002 (1)

„Beroep wegens nalaten - Beroep zonder voorwerp geraakt - Afdoening zonder beslissing - Kosten”

In zaak T-291/01,

Dessauer Versorgungs- und Verkehrsgesellschaft mbH, gevestigd te Dessau (Duitsland),

Neubrandenburger Stadtwerke GmbH, gevestigd te Neubrandenburg (Duitsland),

Stadtwerke Schwäbisch Hall GmbH, gevestigd te Schwäbisch Hall (Duitsland),

Stadtwerke Tübingen GmbH, gevestigd te Tübingen (Duitsland),

Stadtwerke Uelzen GmbH, gevestigd te Uelzen (Duitsland),

vertegenwoordigd door D. Fouquet, advocaat,

verzoeksters,

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door V. Kreuschitz en J. L. Buendía Sierra als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verweerster,

betreffende een beroep strekkende tot vaststelling dat de Commissie ten onrechte heeft nagelaten een onderzoek in te stellen naar niet-aangemelde steunmaatregelen van de Bondsrepubliek Duitsland ten gunste van exploitanten van kerncentrales,

geeft

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Eerste kamer - uitgebreid),

samengesteld als volgt: B. Vesterdorf, president, J. Azizi, R. M. Moura Ramos, M. Jaeger en H. Legal, rechters,

griffier: H. Jung,

de navolgende

Beschikking

1.
    Bij brief van 19 november 1999 hebben verzoeksters, gemeentelijke elektriciteitsdistributiebedrijven in Duitsland, de Commissie verzocht een onderzoeksprocedure ter zake van staatssteun in de zin van de artikelen 87 EG en 88 EG in te leiden ten aanzien van de door Duitsland verleende belastingvrijstellingen ten gunste van de door de kerncentrales gevormde financiële reserves ter financiering van hun buitendienststelling en de verwijdering van hun bestraalde brandstoffen en radioactief afval.

2.
    Bij brief van 18 april 2000 bevestigde de Commissie de ontvangst van het verzoek, waarbij zij preciseerde dat zij met een eerste onderzoek van de betrokken belastingregeling was begonnen.

3.
    Daartoe door de Commissie uitgenodigd bij brief van 17 juli 2000, diende de Bondsrepubliek Duitsland op 12 februari 2001 schriftelijke opmerkingen over verzoeksters' verzoek om een onderzoek in.

4.
    Na enige briefwisseling hebben verzoeksters bij brief van 29 augustus 2001, door de Commissie ontvangen op 30 augustus daaraanvolgend, deze overeenkomstig artikel 232, tweede alinea, EG uitgenodigd tot handelen door een beschikking over de voortzetting van hun zaak te geven.

5.
    Bij verzoekschrift, op 30 november 2001 neergelegd ter griffie van het Gerecht, hebben verzoeksters het Gerecht verzocht, vast te stellen dat de Commissie artikel 232 EG heeft geschonden door niet in te gaan op hun verzoek om een onderzoek en door niet binnen twee maanden na ontvangst van hun uitnodiging tot handelen van 29 augustus 2001 een besluit te nemen over het onderzoek van de betrokken belastingregeling.

6.
    In haar verweerschrift merkt de Commissie op dat zij op 11 december 2001 een beschikking heeft gegeven, inhoudende dat bedoelde belastingvrijstellingen geen staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, EG vormen. Deze beschikking is op 13 december 2001 ter kennis van de Duitse autoriteiten gebracht en vervolgens, op 16 januari 2002, aan de vertegenwoordiger van verzoeksters gezonden, nadat de termijn waarbinnen de Duitse autoriteiten om schrapping van vertrouwelijke gegevens in de beschikking konden vragen, was verstreken.

7.
    Bij op 5 maart 2002 neergelegde akte hebben verzoeksters het Gerecht verzocht het onderhavige beroep zonder voorwerp te verklaren, daar de Commissie met de beschikking van 11 december 2001 een einde aan haar verzuim had gemaakt.

8.
    Voorts vorderen verzoeksters de veroordeling van de Commissie in de kosten, daar zij verantwoordelijk zou zijn voor de instelling van het beroep en voor alle kosten die dat heeft veroorzaakt.

9.
    In haar opmerkingen over het verzoek om afdoening zonder beslissing zegt de Commissie, dat zij haars inziens aan verzoeksters' uitnodiging tot handelen heeft voldaan en dat het beroep dus inderdaad zonder voorwerp is geraakt.

10.
    Bij verzoekschrift, op 28 maart 2002 neergelegd ter griffie van het Gerecht en ingeschreven onder nummer T-92/02, hebben Stadtwerke Schwäbisch Hall GmbH, Stadtwerke Tübingen GmbH, Stadtwerke Uelzen GmbH en Wuppertaler Stadtwerke AG beroep tot nietigverklaring van de beschikking van 11 december 2001 ingesteld.

11.
    Het is vaste rechtspraak (zie, onder meer, arrest Hof van 18 maart 1997, Guérin automobiles/Commissie, C-282/95 P, Jurispr. blz. I-1503, punten 30 en 31), dat wanneer de Commissie, zoals in casu, na de instelling van een beroep wegens nalaten haar standpunt bepaalt in de zin van artikel 232, tweede alinea, EG, dat beroep, dat ertoe strekt dat nalaten te doen vaststellen, zijn voorwerp verliest.

12.
    Mitsdien stelt het Gerecht in overeenstemming met beide partijen vast, dat op het onderhavige beroep wegens nalaten niet meer behoeft te worden beslist.

Kosten

13.
    Bij afdoening zonder beslissing kan het Gerecht ingevolge artikel 87, lid 6, van zijn Reglement voor de procesvoering vrijelijk over de kosten beslissen.

14.
    Anders dan verzoeksters stellen, behoeft het niet zo te zijn dat de Commissie de beschikking van 11 december 2001 enkel en alleen heeft gegeven omdat zij haar tot handelen hadden uitgenodigd of een beroep wegens nalaten hadden ingesteld.

15.
    Blijkens bovenstaand feitenrelaas hebben de Duitse autoriteiten, nadat de Commissie hun, zoals zij verplicht was, het verzoek van verzoeksters om een onderzoek had medegedeeld, op 12 februari 2001 hun opmerkingen over dat verzoek ingediend.

16.
    De periode waarover de Commissie beschikte om haar beschikking te geven, bedroeg daardoor tien maanden en gezien de omstandigheden van de zaak kan niet worden gezegd, dat de beschikking onredelijk lang op zich heeft laten wachten.

17.
    De Commissie diende immers al het nodige bewijsmateriaal te verzamelen om rechtens overtuigend te kunnen vaststellen - zoals zij in de beschikking van 11 december 2001 heeft gedaan -, dat de artikelen 87 EG en 88 EG niet op de in geding gebrachte belastingvrijstellingen van toepassing waren. Zij moest er daarbij van uitgaan dat haar rechtsopvatting, die haaks op die van verzoeksters stond, middels een beroep tot nietigverklaring van de beschikking zou worden betwist.

18.
    In deze omstandigheden acht het Gerecht het billijk om alle partijen de eigen kosten te doen dragen.

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Eerste kamer - uitgebreid)

beschikt:

1)    Op het beroep behoeft niet te worden beslist.

2)    Elk der partijen zal de eigen kosten dragen.

Luxemburg, 27 november 2002.

De griffier

De president

H. Jung

B. Vesterdorf


1: Procestaal: Duits.