Language of document :

Beroep ingesteld op 28 september 2007 - Kerstens / Commissie

(Zaak F-102/07)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Petrus J. F. Kerstens (Overijse, België) (vertegenwoordiger: MC. Mourato, advocaat)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

nietig te verklaren het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag (TABG) van 23 november 2005 houdende toekenning aan verzoeker van drie voorrangspunten van het directoraat-generaal (PMO) (PPDG) uit hoofde van de bevorderingsronde 2004 zoals gepubliceerd in Mededelingen van de administratie nr. 85/2005 van 23 november 2005;

nietig te verklaren het besluit van het TABG van 23 november 2005 houdende toekenning van nul voorrangspunten van het directoraat-generaal (PMO) (PPDG) uit hoofde van de beoordelingsronde 2005 zoals gepubliceerd in Mededelingen van de administratie nr. 85/2005 van 23 november 2005;

nietig te verklaren het besluit van het TABG van 17 november 2006 houdende toekenning aan verzoeker van nul PPDG uit hoofde van de bevorderingsronde 2006 zoals gepubliceerd in Mededelingen van de administratie nr. 55/2006;

nietigverklaring van het besluit van het TABG van 17 november 2006 houdende toekenning van nul voorrangspunten in het belang van de instelling (PPII) uit hoofde van de bevorderingsronde 2006 zoals gepubliceerd in Mededelingen van de administratie nr. 55/2006;

nietig te verklaren het uitdrukkelijke besluit van het TABG van 15 juni 2007 houdende afwijzing van verzoekers klachten R/142/07 en R/183/07 van 16 respectievelijk 22 februari 2007;

ervan akte te nemen dat verzoeker zich in dat kader het recht voorbehoudt om zich te beroepen op misbruik van bevoegdheid en schending van de voorschriften voor tuchtprocedures, alsook om van de Commissie van de Europese Gemeenschappen schadevergoeding te vorderen;

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van zijn beroep voert verzoeker, ambtenaar in de rang A*12, vijf middelen aan, waarvan het eerste ontleend is aan schending van het beginsel van uitputting van het contingent voorrangspunten dat voortvloeit uit artikel 5 van de algemene bepalingen ter uitvoering van artikel 45 Ambtenarenstatuut (DGE 45), en een kennelijke beoordelingsfout wat de door de directeur-generaal toegekende voorrangspunten (PPDG) uit hoofde van de bevorderingsronde 2004 betreft.

Het tweede middel is ontleend aan schending van de artikelen 4 tot en met 6 van de DGE 45 en een kennelijke beoordelingsfout wat de toekenning van de PPDG 2005 en 2006 betreft.

Het derde middel is ontleend aan schending van artikel 9 van de DGE 45 en een kennelijke beoordelingsfout bij de toekenning van de voorrangspunten ter erkenning van het werk dat in het belang van de instelling is verricht (PPII). Subsidiair is het derde middel ontleend aan schending van de beginselen van niet-terugwerkende kracht en rechtszekerheid.

Het vierde middel is ontleend aan schending van de motiveringsplicht wat de toekenning van de PPDG 2004, 2005 en 2006 betreft.

Verzoeker behoudt zich ten slotte het recht voor om zich te beroepen op misbruik van bevoegdheid en schending van de voorschriften voor tuchtprocedures, alsook om van de Commissie schadevergoeding te vorderen.

____________