Language of document :

Beroep ingesteld op 24 januari 2011 - Deutsche Lufthansa e.a./Commissie

(Zaak T-46/11)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Deutsche Lufthansa AG (Keulen, Duitsland), Lufthansa Cargo AG (Kelsterbach, Duitsland) en Swiss International Air Lines AG (Bazel, Zwitserland) (vertegenwoordigers: S. Völcker, F. Louis, E. Arsenidou en A. Israel, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

de artikelen 1 tot en met 4 van de bestreden beschikking nietig verklaren;

de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoek om nietigverklaring van beschikking C(2010) 7694 def. van de Commissie van 9 november 2010 in een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 EER-Overeenkomst (zaak COMP/39258 - Luchtvrachtvervoer).

Ter onderbouwing van hun beroep voeren verzoeksters vier middelen aan:

1.    de bestreden beschikking is in strijd met artikel 11, lid 2, en artikel 11, lid 1, van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland, doordat daarin wordt verwezen naar contacten tussen concurrenten die in Zwitserland hebben plaatsgevonden;

2.    de bestreden beschikking is in strijd met artikel 1, lid 2, van verordening nr.3975/871, doordat daarin wordt verwezen naar contacten tussen concurrenten die vóór 1 mei 2004 hebben plaatsgevonden in jurisdicties buiten de EER, om het volgende aan te tonen:

een inbreuk, vóór 1 mei 2004, op artikel 101 VWEU en artikel 53 EER-Overeenkomst waarbij Europese luchtvaartmaatschappijen (onder meer verzoeksters) betrokken waren;

de oorsprong van één voortdurende inbreuk vóór 1 mei 2004, zodat meteen vanaf deze datum een inbreuk kon worden vastgesteld;

3.    de bestreden beschikking is in strijd met artikel 101 VWEU, artikel 53 EER-Overeenkomst en artikel 8 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland, doordat daarin contacten tussen concurrenten die in jurisdicties buiten de EER hebben plaatsgevonden, samen met contacten tussen concurrenten die op hoofdzetelniveau hebben plaatsgevonden, als een onderdeel van één en dezelfde voortdurende inbreuk worden aangemerkt;

4.    de bestreden beschikking is in strijd met artikel 101 VWEU en artikel 53 EER-Overeenkomst, voor zover zij gebaseerd is op het standpunt dat contacten tussen concurrenten die buiten de EER plaatsvinden, op zich inbreuken op artikel 101 VWEU en artikel 53 EER-Overeenkomst opleveren, dat wil zeggen ongeacht of zij samen met de contacten tussen concurrenten die op hoofdzetelniveau hebben plaatsgevonden een onderdeel van één en dezelfde voortdurende inbreuk vormen. Overeenkomsten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen met betrekking tot vrachten die de EER binnenkomen, beperken de mededinging binnen de EER niet en hebben evenmin een negatieve invloed op het handelsverkeer tussen de lidstaten. Bovendien sluiten overheidsmaatregelen in een aantal relevante rechtsgebieden de toepassing van artikel 101 VWEU en artikel 53 EER-Overeenkomst uit.

____________

1 - Verordening (EEG) nr. 3975/87 van de Raad van 14 december 1987 tot vaststelling van de wijze van toepassing van de mededingingsregels op ondernemingen in de sector luchtvervoer (PB L 374, blz. 1).