Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curtea de Apel Constanța (Roemenië) op 23 januari 2025 – Liceul Tehnologic „Anghel Saligny” / Sindicatul Învățământ Preuniversitar Tulcea
(Zaak C-42/25, Liceul Tehnologic „Anghel Saligny”)
Procestaal: Roemeens
Verwijzende rechter
Curtea de Apel Constanța
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Liceul Tehnologic „Anghel Saligny”
Verwerende partij: Sindicatul Învățământ Preuniversitar Tulcea
Prejudiciële vragen
1) Moet artikel 7 van richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd1 aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale regeling, zoals uitgelegd door de hoogste rechterlijke instantie van een lidstaat bij een voor de nationale rechters bindende beslissing, volgens welke bij de berekening van de vergoeding die de werkgever tijdens de jaarlijkse vakantie verschuldigd is geen rekening wordt gehouden met inkomsten die de aard hebben van een beloning die permanent en maandelijks samen met het loon wordt betaald en die, hoewel zij „maaltijdvergoeding” wordt genoemd, door de werknemer vrijelijk kan worden gebruikt, en aan de toekenning waarvan niet de voorwaarde is verbonden dat de werknemer aantoont dat dit geld is besteed aan de aankoop van levensmiddelen of waarvoor het ontvangen geld is gebruikt?
2) Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, moet het beginsel van voorrang van het Unierecht dan aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling of praktijk volgens welke de gewone nationale rechters gebonden zijn aan de beslissingen van de hoogste rechter waarbij het recht wordt uitgelegd met het oog op de uniformisering van de rechterlijke praktijk en waarbij het Unierecht wordt toegepast, indien die uitlegging in strijd is met de rechtspraak van het Hof en de rechters krachtens de nationale regeling tuchtrechtelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld indien zij die categorie rechterlijke beslissingen niet in acht nemen, en staat dit beginsel eraan in de weg dat rechters in dergelijke gevallen tuchtrechtelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld?
____________
1 PB 2003, L 299, blz. 9.