Language of document : ECLI:EU:T:2019:649

ARREST VAN HET GERECHT (Vierde kamer – uitgebreid)

20 september 2019 (*)

„Beroep tot nietigverklaring – Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Venezuela – Beroep ingesteld door een derde land – Niet rechtstreeks geraakt – Niet-ontvankelijkheid”

In zaak T‑65/18,

Bolivariaanse Republiek Venezuela, vertegenwoordigd door F. Di Gianni en L. Giuliano, advocaten,

verzoekster,

tegen

Raad van de Europese Unie, aanvankelijk vertegenwoordigd door P. Mahnič en L. Ozola, vervolgens door Mahnič en A. Antoniadis, als gemachtigden,

verweerder,

betreffende een verzoek krachtens artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van, ten eerste, verordening (EU) 2017/2063 van de Raad van 13 november 2017 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Venezuela (PB 2017, L 295, blz. 21), ten tweede, uitvoeringsverordening (EU) 2018/1653 van de Raad van 6 november 2018 tot uitvoering van verordening 2017/2063 (PB 2018, L 276, blz. 1) en, ten derde, besluit (GBVB) 2018/1656 van de Raad van 16 november 2018 tot wijziging van besluit (GBVB) 2017/2074 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Venezuela (PB 2018, L 276, blz. 10), voor zover de bepalingen ervan de Bolivariaanse Republiek Venezuela betreffen,

wijst

HET GERECHT (Vierde kamer – uitgebreid),

samengesteld als volgt: H. Kanninen, president, J. Schwarcz, C. Iliopoulos, L. Calvo-Sotelo Ibáñez-Martín (rapporteur) en I. Reine, rechters,

griffier: F. Oller, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 8 februari 2019,

het navolgende

Arrest

 Voorgeschiedenis van het geding

1        Op 13 november 2017 heeft de Raad van de Europese Unie besluit (GBVB) 2017/2074 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Venezuela (PB 2017, L 295, blz. 60) genomen. Dat besluit bevat, ten eerste, een verbod op de uitvoer naar Venezuela van wapens, militaire uitrusting of alle soorten materieel dat voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt, alsmede van apparatuur, technologie of software bestemd voor gebruik bij toezicht. Dat besluit bevat, ten tweede, een verbod op het verstrekken aan Venezuela van financiële, technische of andere bijstand in verband met die apparatuur en technologie. Ten derde voorziet dat besluit in de bevriezing van de tegoeden en economische middelen van personen, entiteiten en lichamen. Luidens overweging 1 ervan vormt besluit 2017/2074 een antwoord op de aanhoudende verslechtering van de toestand van de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten in Venezuela.

2        Artikel 13, tweede alinea, van besluit 2017/2074 bepaalt dat dit besluit voortdurend wordt geëvalueerd en zo nodig wordt verlengd of gewijzigd indien de Raad van oordeel is dat de doelstellingen ervan niet zijn bereikt. In de eerste alinea van datzelfde artikel was, in de oorspronkelijke versie ervan, bepaald dat besluit 2017/2074 van toepassing was tot en met 14 november 2018. Op 6 november 2018 is bij besluit (GBVB) 2018/1656 van de Raad tot wijziging van besluit 2017/2074 (PB 2018, L 276, blz. 10) de geldigheidsduur verlengd tot en met 14 november 2019 en werd punt 7 van bijlage I bij dat besluit gewijzigd wat betreft een van de personen wier financiële tegoeden zijn bevroren.

3        Op 13 november 2017 heeft de Raad eveneens verordening (EU) 2017/2063 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Venezuela (PB 2017, L 295, blz. 21) vastgesteld op grond van artikel 215, lid 2, VWEU en besluit 2017/2074.

4        Ingevolge artikel 2 van verordening 2017/2063 geldt een verbod op het verlenen aan natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen in Venezuela of voor gebruik in dat land van technische bijstand, tussenhandeldiensten, financiering of financiële bijstand of andere diensten in verband met de goederen en technologie genoemd in de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen van de Europese Unie, vastgesteld door de Raad op 17 maart 2014 (PB 2014, C 107, blz. 1).

5        Artikel 3 van en bijlage I bij verordening 2017/2063 bepalen dat het eveneens verboden is om uitrusting te verkopen, te leveren of uit te voeren die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt, zoals vuurwapens, munitie, voertuigen voor oproerbeheersing of voor het vervoer van gevangenen, en explosieven, en om technische bijstand, tussenhandeldiensten, financiering of financiële bijstand of andere diensten in verband met die uitrusting te verlenen aan natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen in Venezuela of voor gebruik in dat land.

6        In afwijking van de artikelen 2 en 3 bepaalt artikel 4 van verordening 2017/2063 dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op door hen passend geachte voorwaarden toestemming kunnen verlenen voor bepaalde transacties.

7        Behoudens voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten geldt ingevolge de artikelen 6 en 7 van en bijlage II bij verordening 2017/2063 een verbod op de verkoop, de levering of de uitvoer van apparatuur, technologie of software voor packet inspection, interceptie op netwerken, monitoring, storing en spraakherkenning, alsmede op het verlenen van technische bijstand, tussenhandeldiensten, financiële bijstand of andere diensten in verband met die uitrusting, technologie of software, aan natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen in Venezuela of voor gebruik in dat land.

8        Overeenkomstig artikel 20 van verordening 2017/2063 zijn deze verbodsbepalingen van toepassing:

„a)      op het grondgebied van de Unie, met inbegrip van haar luchtruim;

b)      aan boord van vlieg- of vaartuigen die onder de rechtsbevoegdheid van een lidstaat vallen;

c)      op alle zich binnen of buiten het grondgebied van de Unie bevindende natuurlijke personen die onderdaan van een lidstaat zijn;

d)      op alle volgens het recht van een lidstaat erkende of opgerichte rechtspersonen, entiteiten of lichamen, binnen of buiten het grondgebied van de Unie;

e)      op alle rechtspersonen, entiteiten of lichamen ten aanzien van alle geheel of gedeeltelijk binnen de Unie verrichte zakelijke transacties.”

9        De artikelen 8 tot en met 11 van en de bijlagen IV en V bij verordening 2017/2063 voorzien bovendien, behoudens uitzonderingen, in de bevriezing van de financiële middelen die toebehoren aan bepaalde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, en verbieden dat deze middelen te hunner beschikking worden gesteld.

10      Artikel 17, lid 4, van verordening 2017/2063 verduidelijkt ten slotte dat „[d]e lijst in de bijlagen IV en V [...] met regelmatige tussenpozen en ten minste om de twaalf maanden opnieuw [wordt] bezien”. Op 6 november 2018 is bij uitvoeringsverordening (EU) 2018/1653 van de Raad tot uitvoering van verordening 2017/2063 (PB 2018, L 276, blz. 1) punt 7 van bijlage IV bij deze verordening gewijzigd wat betreft een van de personen wier financiële tegoeden zijn bevroren.

 Procedure en conclusies van partijen

11      Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 6 februari 2018, heeft de Bolivariaanse Republiek Venezuela het onderhavige beroep tot nietigverklaring van verordening 2017/2063 ingesteld, voor zover de bepalingen ervan haar betreffen.

12      Bij afzonderlijke akte, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 3 mei 2018, heeft de Raad krachtens artikel 130 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht een exceptie van niet-ontvankelijkheid opgeworpen. De Bolivariaanse Republiek Venezuela heeft op 27 juni 2018 haar opmerkingen aangaande deze exceptie ingediend.

13      Op voorstel van de Vierde kamer heeft het Gerecht op 17 oktober 2018, overeenkomstig artikel 28 van het Reglement voor de procesvoering, beslist om de zaak naar een uitgebreide kamer te verwijzen.

14      Op voorstel van de rechter-rapporteur heeft het Gerecht (Vierde kamer – uitgebreid), overeenkomstig artikel 130, lid 6, van het Reglement voor de procesvoering, beslist om over te gaan tot de mondelinge behandeling, die is beperkt tot de ontvankelijkheid van het beroep. In het kader van de maatregelen tot organisatie van de procesgang van artikel 89 van zijn Reglement voor de procesvoering heeft het Gerecht (Vierde kamer – uitgebreid) de partijen verzocht schriftelijk te antwoorden op een vraag. De partijen zijn op dit verzoek ingegaan bij brieven van 14 december 2018.

15      Bij afzonderlijke akte, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 17 januari 2019, heeft de Bolivariaanse Republiek Venezuela op grond van artikel 86 van het Reglement voor de procesvoering het verzoekschrift aangepast, zodat dit ook ziet op besluit 2018/1656 en uitvoeringsverordening 2018/1653, voor zover de bepalingen ervan haar betreffen. De Raad heeft op 5 februari 2019 op de memorie tot aanpassing geantwoord.

16      De Bolivariaanse Republiek Venezuela verzoekt het Gerecht:

–        ten eerste verordening 2017/2063, ten tweede uitvoeringsverordening 2018/1653 en ten derde besluit 2018/1656 nietig te verklaren, voor zover de bepalingen ervan haar betreffen;

–        de Raad te verwijzen in de kosten.

17      In zijn exceptie van niet-ontvankelijkheid concludeert de Raad tot:

–        verwerping van het beroep;

–        verwijzing van de Bolivariaanse Republiek Venezuela in de kosten.

18      In haar opmerkingen over de exceptie van niet-ontvankelijkheid concludeert de Bolivariaanse Republiek Venezuela tot verwerping van de exceptie van niet-ontvankelijkheid.

19      Partijen hebben pleidooi gehouden en op de vragen van het Gerecht over de ontvankelijkheid geantwoord ter terechtzitting van 8 februari 2019.

 In rechte

 Beroep voor zover het ziet op verordening 2017/2063

 Voorafgaande opmerkingen

20      In het verzoekschrift heeft de Bolivariaanse Republiek Venezuela nietigverklaring van verordening 2017/2063 gevorderd, voor zover de bepalingen ervan haar betreffen.

21      In zijn verzoek om uitspraak te doen op de ontvankelijkheid van het beroep zonder de zaak ten gronde te beoordelen, heeft de Raad gesteld dat de Bolivariaanse Republiek Venezuela, door haar vordering aldus te formuleren, haar beroep richtte tegen de artikelen 2, 3, 6 en 7 van verordening 2017/2063. De Bolivariaanse Republiek Venezuela heeft in haar schrifturen noch ter terechtzitting deze uitlegging van het verzoekschrift weerlegd.

22      Bijgevolg dient te worden geoordeeld dat het beroep, voor zover het is gericht tegen verordening 2017/2063, enkel ziet op de artikelen 2, 3, 6 en 7 van deze verordening (hierna: „bestreden bepalingen”).

 Ontvankelijkheid

23      De Raad werpt drie gronden van niet-ontvankelijkheid op, namelijk de Bolivariaanse Republiek Venezuela heeft ten eerste geen procesbelang, is ten tweede niet rechtstreeks geraakt door de bestreden bepalingen en is ten derde geen „natuurlijke of rechtspersoon” in de zin van artikel 263, vierde alinea, VWEU.

24      Het Gerecht is van oordeel dat op de ontvankelijkheid van het beroep uitspraak moet worden gedaan door de tweede grond van niet-ontvankelijkheid te onderzoeken die de Raad opwerpt en die verband houdt met het feit dat de Bolivariaanse Republiek Venezuela niet rechtstreeks zou zijn geraakt door de bestreden bepalingen.

25      De Raad stelt dat de Bolivariaanse Republiek Venezuela niet rechtstreeks is geraakt door de bestreden bepalingen, in de zin van artikel 263, vierde alinea, VWEU.

26      Volgens de Raad kan de Bolivariaanse Republiek Venezuela niet stellen rechtstreeks te zijn geraakt door de bestreden bepalingen op grond van het feit dat zij tot doel hebben, haar ertoe te dwingen een einde aan haar beleid te maken. De vraag of een handeling de rechtspositie van een verzoekende partij rechtstreeks raakt, hangt immers af van de inhoud en niet van het doel van deze handeling.

27      Bovendien heeft een handeling met een verbod op een activiteit slechts rechtstreekse gevolgen voor de positie van diegenen die deze activiteit uitoefenen. De repercussies van dat verbod voor andere personen kunnen niet worden geacht een rechtstreeks gevolg te zijn van de betrokken handeling. De bestreden bepalingen leggen geen verbod op aan de Bolivariaanse Republiek Venezuela. Overeenkomstig artikel 20 van verordening 2017/2063 wordt enkel aan de natuurlijke personen of rechtspersonen die onder de rechtsbevoegdheid van de Europese Unie vallen, het verbod opgelegd uitrusting en technologie te verkopen aan of direct of indirect uit te voeren naar Venezuela of aan dat land bepaalde daarmee verband houdende diensten te verlenen.

28      De Bolivariaanse Republiek Venezuela antwoordt dat de omstandigheid dat zij op grond van artikel 20 van verordening 2017/2063 a priori van de werkingssfeer ervan wordt uitgesloten, niet belet dat er voor haar rechtsgevolgen ontstaan. De artikelen 75 en 215 VWEU machtigen juist de Unie ertoe, economische sancties met gevolgen in derde landen op te leggen. De bestreden bepalingen houden in casu een verbod in om haar militaire uitrusting, technologie en software te leveren en daarmee verband houdende diensten te verlenen teneinde te voorkomen dat zij dit alles gebruikt voor wat binnenlandse repressie heet en teneinde haar ertoe te brengen haar zogenaamde repressiebeleid te wijzigen. Om dat doel te bereiken, beperken de bestreden bepalingen de uitoefening van bepaalde rechten die de Bolivariaanse Republiek Venezuela zou hebben kunnen genieten krachtens het internationale recht, zoals het recht om te onderhandelen over contracten met Europese leveranciers van uitrusting en dienstverleners en om dergelijke contracten te sluiten.

29      Volgens vaste rechtspraak moet voor de voorwaarde dat een natuurlijke of rechtspersoon rechtstreeks wordt geraakt door het besluit waartegen beroep is ingesteld, in de zin van artikel 263, vierde alinea, VWEU, zijn voldaan aan twee cumulatieve criteria, namelijk de bestreden maatregel heeft rechtstreekse gevolgen voor de rechtspositie van de verzoekende partij en aan degenen tot wie hij is gericht en die met de uitvoering ervan zijn belast, wordt geen enkele beoordelingsbevoegdheid gelaten omdat de uitvoering zuiver automatisch en alleen op grond van de Unieregeling gebeurt, zonder dat daarvoor nadere regels moeten worden gesteld (beschikking van 8 oktober 2015, Agrotikos Synetairismos Profitis Ilias/Raad, T‑731/14, niet gepubliceerd, EU:T:2015:821, punt 26, en arrest van 13 september 2018, Almaz-Antey/Raad, T‑515/15, niet gepubliceerd, EU:T:2018:545, punt 62).

30      Teneinde te bepalen of een handeling rechtsgevolgen heeft, moet worden aangeknoopt bij met name het voorwerp, de inhoud en de strekking ervan alsmede de juridische en feitelijke context waarin de handeling tot stand is gekomen (zie beschikking van 8 maart 2012, Octapharma Pharmazeutika/EMA, T‑573/10, EU:T:2012:114, punt 30 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

31      In casu bevatten de bestreden bepalingen, ten eerste, een verbod op de verkoop of de levering van wapens, militaire uitrusting of alle soorten materieel dat voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt, alsmede van apparatuur, technologie of software bestemd voor gebruik bij toezicht, aan natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen in Venezuela. De bestreden bepalingen bevatten, ten tweede, een verbod op het verlenen van financiële, technische of andere bijstand in verband met die apparatuur en technologie, aan diezelfde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen in Venezuela.

32      Ingevolge artikel 20 van verordening 2017/2063 is de toepassing van deze verbodsbepalingen beperkt tot het grondgebied van de Unie, de natuurlijke personen die onder de rechtsbevoegdheid van een lidstaat vallen en de rechtspersonen die volgens het recht van een lidstaat zijn erkend of opgericht, alsmede de rechtspersonen, entiteiten of lichamen ten aanzien van alle geheel of gedeeltelijk binnen de Unie verrichte zakelijke transacties.

33      De bestreden bepalingen bevatten daarentegen geen verbodsbepalingen ten aanzien van de Bolivariaanse Republiek Venezuela. Hooguit kunnen de bestreden bepalingen indirecte gevolgen hebben voor deze republiek, voor zover de verbodsbepalingen die gelden voor de natuurlijke personen die onderdaan van een lidstaat zijn en voor de volgens het recht van een lidstaat opgerichte rechtspersonen, een beperking tot gevolg kunnen hebben van de bronnen waarbij de Bolivariaanse Republiek Venezuela de betrokken goederen en diensten kan betrekken.

34      In het arrest van 13 september 2018, Almaz-Antey/Raad (T‑515/15, niet gepubliceerd, EU:T:2018:545), heeft het Gerecht inderdaad niet ingestemd met het argument dat de rechtspositie van een buiten de Unie gevestigde entiteit niet rechtstreeks werd geraakt door de maatregelen waarbij de marktdeelnemers van de Unie werd verboden bepaalde transacties met die entiteit uit te voeren. Het Gerecht heeft immers geoordeeld dat het verbod voor de marktdeelnemers van de Unie om dergelijke transacties uit te voeren, neerkwam op een verbod voor de verzoekende partij om met hen de betrokken transacties uit te voeren (zie in deze zin arrest van 13 september 2018, Almaz-Antey/Raad, T‑515/15, niet gepubliceerd, EU:C:2018:545, punt 65).

35      Niettemin dient te worden opgemerkt dat in de zaak die heeft geleid tot het arrest van 13 september 2018, Almaz-Antey/Raad (T‑515/15, niet gepubliceerd, EU:T:2018:545), de bestreden handeling uitdrukkelijk betrekking had op de verzoekende partij. Haar naam was immers opgenomen in de bijlage bij het bestreden besluit als marktdeelnemer aan wie het verboden was de betrokken goederen te leveren en de betrokken diensten te verlenen.

36      In de onderhavige zaak daarentegen wordt de Bolivariaanse Republiek Venezuela als Staat niet uitdrukkelijk en specifiek door de bestreden bepalingen beoogd op een wijze die te vergelijken is met de verzoekende partij in de zaak die heeft geleid tot voornoemd arrest.

37      Bovendien betoogt de Raad terecht dat de Bolivariaanse Republiek Venezuela niet kan worden gelijkgesteld met een marktdeelnemer als de verzoekende partij in de zaak T‑515/15. De handelwijze van de Bolivariaanse Republiek Venezuela kan immers niet worden teruggebracht tot een zuiver commerciële activiteit, zoals deze republiek trouwens zelf erkent. Het is met andere woorden de taak van een staat om overheidsprerogatieven uit te oefenen in het bijzonder in het kader van overheidstaken zoals defensie-, politie- en toezichtsopdrachten. Anders dan een marktdeelnemer wiens bekwaamheid beperkt wordt door zijn voorwerp, heeft de Bolivariaanse Republiek Venezuela, als Staat, bovendien een uiterst divers actiegebied dat niet tot een specifieke activiteit kan worden teruggebracht. Dit zeer ruime scala van bevoegdheden onderscheidt haar van een marktdeelnemer die doorgaans een welbepaalde economische activiteit uitoefent, die door een beperkende maatregel wordt beoogd.

38      Voorts volgt uit de rechtspraak dat verbodsbepalingen als die welke zijn vervat in de bestreden bepalingen, niet rechtstreeks de positie kunnen raken van marktdeelnemers die niet op de betrokken markten actief zijn (zie in die zin beschikking van 6 september 2011, Inuit Tapiriit Kanatami e.a./Parlement en Raad, T‑18/10, EU:T:2011:419, punt 79). Zo heeft het Gerecht in het arrest van 13 september 2018, Almaz-Antey/Raad (T‑515/15, niet gepubliceerd, EU:C:2018:545, punt 66), juist vastgesteld dat de verzoekende partij een vennootschap was die actief was in de in de relevante bepalingen van de bestreden handeling beoogde defensiesector.

39      In de onderhavige zaak heeft de Bolivariaanse Republiek Venezuela door Eurostat opgestelde gegevens overgelegd waaruit blijkt dat de totale waarde van de handelstransacties met Venezuela betreffende de in de bestreden bepalingen bedoelde goederen in 2016 76 miljoen EUR en in 2017 59 miljoen EUR bedroeg en in 2018 gelijk was aan nul.

40      Hoewel deze gegevens de doeltreffendheid van de bestreden bepalingen kunnen aantonen, kunnen zij evenwel niet bewijzen dat de Bolivariaanse Republiek Venezuela, door de betrokken goederen en diensten te betrekken, heeft gehandeld als een entiteit die kan worden gelijkgesteld met een marktdeelnemer die actief is op de betrokken markten en niet in het kader van overheidstaken.

41      Aangezien de Bolivariaanse Republiek Venezuela voor het Gerecht niet het bestaan van enig stuk – zoals een contract – heeft aangetoond, blijkt tot slot dat de mogelijkheid voor haar om een rechtsbetrekking aan te gaan met marktdeelnemers van de Unie louter speculatief is en slechts uit toekomstige en hypothetische onderhandelingen kan ontstaan. De in de bestreden bepalingen vervatte verbodsbepalingen kunnen bijgevolg niet worden geacht als zodanig de rechtspositie van de Bolivariaanse Republiek Venezuela rechtstreeks te raken.

42      Weliswaar herinnert de Bolivariaanse Republiek Venezuela eraan dat volgens vaste rechtspraak de omstandigheid dat een handeling van de Unie een publiekrechtelijke rechtspersoon belet zijn eigen bevoegdheden uit te oefenen zoals hij dit wenst, rechtstreeks zijn rechtspositie raakt, zodat hij door deze handeling rechtstreeks wordt geraakt.

43      Maar de rechtspraak waarnaar de Bolivariaanse Republiek Venezuela verwijst, betreft zaken waarin het ging om de toekenning van staatssteun door lagere overheidslichamen (zie in die zin arresten van 8 maart 1988, Waalse Gewestexecutieve en Glaverbel/Commissie, 62/87 en 72/87, EU:C:1988:132, punten 6 en 8; 30 april 1998, Vlaams Gewest/Commissie, T‑214/95, EU:T:1998:77, punt 29, en 26 november 2015, Comunidad Autónoma del País Vasco en Itelazpi/Commissie, T‑462/13, EU:T:2015:902, punt 34), landbouwaangelegenheden en rechten die over landbouwproducten werden geheven jegens een toekomstige lidstaat vóór zijn toetreding (zie in die zin arrest van 10 juni 2009, Polen/Commissie, T‑257/04, EU:T:2009:182, punten 56-58), en een wegverkeersreglement (zie in die zin arrest van 13 december 2018, Ville de Paris, Stad Brussel en Ayuntamiento de Madrid/Commissie, T‑339/16, T‑352/16 en T‑391/16, waartegen hogere voorziening is ingesteld, EU:T:2018:927, punt 50). In al deze zaken beperkten de bestreden handelingen rechtstreeks de uitoefening door de betrokken publiekrechtelijke rechtspersonen van hun materiële bevoegdheden. In casu leggen de bestreden bepalingen de Bolivariaanse Republiek Venezuela geen rechtstreeks verbod op om de daarin bedoelde uitrusting aan te kopen en in te voeren of de daarin bedoelde diensten te betrekken. Zij raken niet haar bekwaamheid om haar soevereine rechten uit te oefenen in de onder haar rechtsbevoegdheid vallende ruimte en goederen, en niets in verordening 2017/2063 kan erop duiden dat de Raad de bedoeling had haar rechtsbekwaamheid te beperken. Gelet op het recht van elke staat – of vereniging van staten – om soeverein te beslissen in welke aangelegenheid economische betrekkingen met derde landen worden aangegaan, beperken de betrokken maatregelen hooguit indirect de mogelijkheden die in dit opzicht openstaan voor de Bolivariaanse Republiek Venezuela.

44      Gelet op al het voorgaande dient te worden vastgesteld dat de rechtspositie van de Bolivariaanse Republiek Venezuela niet rechtstreeks wordt geraakt door de bestreden bepalingen.

45      De Bolivariaanse Republiek Venezuela stelt bovendien dat de bestreden bepalingen de economische en financiële betrekkingen die zij met ondernemingen van de Unie onderhoudt, beperken. Met een dergelijk economisch gevolg moet volgens haar rekening worden gehouden bij de beoordeling van haar procesbevoegdheid.

46      In zijn door de Bolivariaanse Republiek Venezuela aangehaalde arrest van 3 mei 2018, Distillerie Bonollo e.a./Raad (T‑431/12, waartegen hogere voorziening is ingesteld, EU:T:2018:251, punten 51‑53), heeft het Gerecht inderdaad geoordeeld dat indien de rechtstreekse geraaktheid beperkt is tot de rechtsgevolgen, elk door een producent van de Unie tegen een verordening tot instelling van antidumpingrechten ingesteld beroep systematisch niet-ontvankelijk moet worden verklaard, net als elk beroep dat is ingesteld door een concurrent van de begunstigde van steun die door de Commissie verenigbaar met de interne markt is verklaard na de formele onderzoeksprocedure, en elk beroep dat door een concurrent is ingesteld tegen een besluit waarbij een concentratie verenigbaar met de interne markt wordt verklaard. In zijn arresten van 13 september 2018, NK Rosneft e.a./Raad (T‑715/14, niet gepubliceerd, waartegen hogere voorziening is ingesteld, EU:T:2018:544, punten 80 en 81), en 13 september 2018, Gazprom Neft/Raad (T‑735/14 en T‑799/14, EU:T:2018:548, punten 88, 89 en 97), heeft het Gerecht juist met betrekking tot beperkende maatregelen geoordeeld dat teneinde de rechtstreekse geraaktheid aan te tonen van personen die met naam worden genoemd in de betrokken handelingen en die door middel van voor het Gerecht overgelegde stukken hebben bewezen dat zij actief waren op de door de uitvoerbeperkingen getroffen markt, niet alleen rekening dient te worden gehouden met de gevolgen van deze beperkingen voor de rechtspositie van die personen, maar ook met de materiële gevolgen ervan voor die personen.

47      Uit de punten 37 tot en met 40 hierboven blijkt dat de Bolivariaanse Republiek Venezuela evenwel niet heeft aangetoond dat zij moest worden gelijkgesteld met een marktdeelnemer die actief is in de sector van de door de bestreden bepalingen bedoelde goederen en diensten.

48      De omstandigheid dat de bestreden bepalingen de in de Unie gevestigde marktdeelnemers verbieden economische en financiële betrekkingen te onderhouden met elke natuurlijke persoon of rechtspersoon, elke entiteit of elk lichaam in Venezuela, kan bijgevolg niet leiden tot de conclusie dat deze bepalingen de Bolivariaanse Republiek Venezuela rechtstreeks raken in de zin van artikel 263, vierde alinea, VWEU.

49      Ten slotte merkt de Bolivariaanse Republiek Venezuela op dat zo haar procesbevoegdheid wordt geweigerd, haar elke rechtsbescherming wordt ontnomen aangezien zij zich bij gebreke van nationale uitvoeringsmaatregelen niet kan wenden tot de rechterlijke instanties van de lidstaten.

50      Evenwel dient te worden vastgesteld dat de in artikel 263, vierde alinea, VWEU neergelegde ontvankelijkheidsvoorwaarden weliswaar moeten worden uitgelegd in het licht van het fundamentele recht op een daadwerkelijke rechtsbescherming, maar dat dit recht deze uitdrukkelijk door het VWEU gestelde voorwaarden niet onwerkzaam mogen maken (zie beschikking van 28 september 2016, PAN Europe e.a./Commissie T‑600/15, EU:T:2016:601, punt 50 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

51      Bijgevolg moet het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard voor zover het is gericht tegen de bestreden bepalingen.

 Beroep voor zover het strekt tot nietigverklaring van besluit 2018/1656 en van uitvoeringsverordening 2018/1653 na aanpassing van de conclusies in het verzoekschrift

52      De Bolivariaanse Republiek Venezuela stelt dat artikel 1, punt 1, van besluit 2018/1656 artikel 13, eerste alinea, van besluit 2017/2074 wijzigt en zo de geldigheidsduur ervan verlengt tot en met 14 november 2019. Zij merkt op dat volgens overweging 2 van besluit 2018/1656 tot verlenging is besloten „[o]p basis van een toetsing” van besluit 2017/2074. De Bolivariaanse Republiek Venezuela stelt tevens dat uitvoeringsverordening 2018/1653 is vastgesteld nadat de situatie in Venezuela opnieuw is bezien overeenkomstig artikel 17, lid 4, van verordening 2017/2063. Bijgevolg vloeit uit besluit 2018/1656 en uitvoeringsverordening 2018/1653 voort dat de Bolivariaanse Republiek Venezuela gedurende nog een jaar onderworpen blijft aan de bij besluit 2017/2074 en verordening 2017/2063 opgelegde beperkende maatregelen. Wanneer een aanvankelijk bestreden handeling in de loop van de procedure wordt verlengd door een daaropvolgende handeling, moet deze daaropvolgende handeling worden beschouwd als een nieuw gegeven op grond waarvan de verzoekende partij haar verzoekschrift kan aanpassen.

53      Aangezien de bestreden bepalingen de Bolivariaanse Republiek niet rechtstreeks raken, geldt evenwel hetzelfde voor uitvoeringsverordening 2018/1653. Deze verordening wijzigt immers bijlage IV bij verordening 2017/2063, zoals een eerste keer gewijzigd bij uitvoeringsverordening (EU) 2018/88 van de Raad van 22 januari 2018 tot uitvoering van deze verordening (PB 2018, L 16 I, blz. 6). De Bolivariaanse Republiek Venezuela betwist de inhoud van deze bijlage IV echter niet.

54      Bovendien blijkt uit artikel 86 van het Reglement voor de procesvoering dat een verzoekende partij in een memorie tot aanpassing nietigverklaring kan vorderen van een handeling die een andere handeling vervangt of wijzigt doch enkel wanneer om nietigverklaring van deze laatste handeling is verzocht in het verzoekschrift (zie in die zin arrest van 25 januari 2017, Almaz-Antey Air and Space Defence/Raad, T‑255/15, niet gepubliceerd, EU:C:2017:25, punten 37‑39 en aldaar aangehaalde rechtspraak). Zoals de Raad heeft opgemerkt, wijzigt besluit 2018/1656 besluit 2017/2074, waarvan de Bolivariaanse Republiek Venezuela niet om nietigverklaring heeft verzocht in haar inleidend verzoekschrift.

55      Bijgevolg moet het beroep ook niet-ontvankelijk worden verklaard voor zover het strekt tot nietigverklaring van besluit 2018/1656 en van uitvoeringsverordening 2018/1653.

56      Gelet op al het voorgaande moet het beroep in zijn geheel niet-ontvankelijk worden verklaard, zonder dat behoeft te worden beslist op de twee andere gronden van niet-ontvankelijkheid die de Raad heeft opgeworpen.

 Kosten

57      Volgens artikel 134, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij verwezen in de kosten, voor zover dat is gevorderd.

58      Aangezien de Bolivariaanse Republiek Venezuela in het ongelijk is gesteld, dient zij overeenkomstig de vordering van de Raad te worden verwezen in haar eigen kosten en in de kosten van de Raad.

HET GERECHT (Vierde kamer – uitgebreid),

rechtdoende, verklaart:

1)      Het beroep wordt verworpen.

2)      De Bolivariaanse Republiek Venezuela zal haar eigen kosten alsmede die van de Raad van de Europese Unie dragen.

Kanninen

Schwarcz

Iliopoulos

Calvo-Sotelo Ibáñez-Martín

 

      Reine

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 20 september 2019.

ondertekeningen


*      Procestaal: Engels.