Language of document :

Hogere voorziening, ingesteld op 12 april 2022 door Pilatus Bank plc tegen het arrest van het Gerecht (Negende kamer - uitgebreid) van 2 februari 2022 in zaak T-27/19, Pilatus Bank en Pilatus Holding/ECB

(Zaak C-256/22 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Pilatus Bank plc (vertegenwoordiger: O. Behrends, Rechtsanwalt)

Andere partijen in de procedure: Europese Centrale Bank (ECB), Europese Commissie, Pilatus Holding ltd.

Conclusies

het bestreden arrest vernietigen;

het besluit van de ECB van 2 november 2018 betreffende de intrekking van de vergunning van Pilatus Bank nietig verklaren overeenkomstig artikel 264 VWEU;

de zaak terugverwijzen naar het Gerecht voor een uitspraak op het beroep tot nietigverklaring voor zover het Hof van Justitie geen uitspraak ten gronde kan doen;

de ECB verwijzen in rekwirantes kosten en in de kosten die verband houden met de hogere voorziening.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert rekwirante vier middelen aan.

Eerste middel: het Gerecht is ten onrechte ervan uitgegaan dat het vanuit juridisch oogpunt relevant is of de ECB verantwoordelijk is voor het feit dat de vergunning voordien de facto is ingetrokken, en met name of de ECB verplicht was om via een interventie op grond van artikel 6, lid 5, onder c), van de verordening inzake het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (GTM-verordening)1 te voorkomen dat de vergunning de facto werd ingetrokken.

Tweede middel: de afwijzing door het Gerecht van rekwirantes tweede middel is gebaseerd op de onjuiste opvatting van het Gerecht dat het in artikel 23 van de richtlijn kapitaalvereisten (RKV IV)1 gebezigde begrip „reputatie” niet noodzakelijk volgens de rechtsorde van de Europese Unie hoeft te worden uitgelegd, zodat een aanklacht in een derde land mogelijkerwijs schade toebrengt aan de reputatie van een aandeelhouder, ook al is de gedraging in kwestie niet onrechtmatig volgens de rechtsorde van de Europese Unie en ook al valt de gedraging onder een blokkeringsverordening.

Derde middel: het bestreden arrest is gebaseerd op een aantal andere onjuistheden. Onder meer heeft het Gerecht het begrip „evenredigheid” onjuist opgevat door niet in aanmerking te nemen dat een evenredigheidsanalyse moet berusten op de aan het besluit ten grondslag liggende overwegingen.

Vierde middel: rekwirantes procedurele rechten zijn geschonden.

____________

1 Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB 2013, L 287, blz. 63).

1 Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB 2013, L 176, blz. 338).