Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākā tiesa (Senāts) (Letland) op 4°januari 2024 – SIA MISTRAL TRANS/Valsts ieņēmumu dienests

(Zaak C-3/24, MISTRAL TRANS)

Procestaal: Lets

Verwijzende rechter

Augstākā tiesa (Senāts)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij in eerste aanleg en eiseres tot cassatie: SIA MISTRAL TRANS

Verwerende partij in eerste aanleg en andere partij in de cassatieprocedure: Valsts ieņēmumu dienests

Prejudiciële vragen

Moet het begrip „externe accountant” als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 3, onder a), van richtlijn (EU) 2015/8491 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en richtlijn 2006/70/EG van de Commissie, aldus worden uitgelegd dat het ook ziet op situaties waarin boekhouddiensten uitsluitend worden verricht ten behoeve van met de externe accountant verbonden personen?

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, moet artikel 58, lid 1, van richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en richtlijn 2006/70/EG van de Commissie, dan aldus worden uitgelegd dat het voor de evenredigheid van de opgelegde sanctie relevant is dat: 1) de boekhouddiensten uitsluitend worden verricht voor met de dienstverrichter verbonden personen, 2) de keuze om de boekhouding te laten voeren door een externe accountant is gemaakt om redenen van efficiëntie binnen een groep van verbonden ondernemingen, en niet op basis van criteria die zijn ontleend aan de wetgeving of zijn gebaseerd op de economische realiteit?

____________

1 PB 2015, L 141, blz. 73.