Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 12 januari 2022 door KS en KD tegen de beschikking van het Gerecht (Negende kamer) van 10 november 2021 in zaak T-771/20, KS en KD/Raad e.a.

(Zaak C-29/22 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirantes: KS en KD (vertegenwoordigers: J. Stojsavljevic-Savic, Solicitor, F. Randolph, QC, en P. Koutrakos, Barrister)

Andere partijen in de procedure: Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Europese Dienst voor extern optreden (EDEO)

Conclusies

de hogere voorziening toewijzen, het bestreden arrest vernietigen en de vordering in de procedure bij het Gerecht toewijzen;

subsidiair, de hogere voorziening toewijzen en de zaak terugverwijzen naar het Gerecht voor de eindbeslissing, en

verweerders in eerste aanleg verwijzen in de kosten van deze hogere voorziening, de procedure bij het Gerecht en de procedure bij het Human Rights Review Panel (panel voor de beoordeling van de mensenrechtensituatie) van EULEX.

Middelen en voornaamste argumenten

De hogere voorziening wordt onderbouwd met een middel volgens hetwelk het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te concluderen dat het niet bevoegd was om kennis te nemen van het door rekwirantes ingestelde beroep tot vergoeding van de schade die zij hebben geleden ten gevolge van de schending van hun fundamentele mensenrechten door verweerders in eerste aanleg. Dit middel bestaat uit vier onderdelen.

Ten eerste heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de uitzondering op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie, die is vastgelegd in de laatste zin van de tweede alinea van artikel 24, lid 1, VEU en in de eerste alinea van artikel 275 VWEU, breed uit te leggen.

Ten tweede heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door het arrest van 6 oktober 2020, Bank Refah Kargaran/Raad (C-134/19 P, EU:C:2020:793), verkeerd toe te passen.

Ten derde heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door het arrest van 25 maart 2021, Carvalho e.a./Parlement en Raad (C-565/19 P, niet gepubliceerd, EU:C:2021:252), verkeerd toe te passen.

Ten vierde heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door wezenlijke onderdelen van de vordering niet te behandelen en door zijn besluit onvoldoende te motiveren.

____________