Language of document :

Beroep ingesteld op 10 april 2024 – Europese Commissie / Koninkrijk Spanje

(Zaak C-250/24)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J. L. Buendía Sierra en P. Messina, gemachtigden)

Verwerende partij: Koninkrijk Spanje

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Hof:

vast te stellen dat het Koninkrijk Spanje, door geen hervorming door te voeren die de beheersautonomie van ADIF [Administrador de Infraestructuras Ferroviarias (spoorweginfrastructuurbeheerder)], ADIF-Alta Velocidad en Renfe ten opzichte van de staat waarborgt, door geen operationeel heffingssysteem in te voeren dat in overeenstemming is met de voorschriften en beginselen van richtlijn 2012/341 , en ten slotte door in de overeenkomst met ADIF-Alta Velocidad niet de wijziging te hebben aangebracht die nodig was, niet heeft voldaan aan de verplichtingen die op deze lidstaat rusten krachtens artikel 4, lid 2, artikel 5, lid 3, onder b), artikel 29, lid 1, artikel 30, leden 1 en 3, artikel 31, leden 2, 3, 7 en 8, artikel 33, gelezen in samenhang met de bijlagen I en II, en artikel 36 van die richtlijn.

het Koninkrijk Spanje te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Het Koninkrijk Spanje moest richtlijn 2012/34 tot instelling van één Europese spoorwegruimte uiterlijk op 16 juni 2015 omzetten en uitvoeren.

De Commissie is echter van mening dat deze omzetting niet correct is uitgevoerd op de volgende punten:

1.    Er is sprake van een inbreuk op artikel 4, lid 2, en artikel 5, lid 3, onder b), van de richtlijn, doordat er niet is gezorgd voor nationale wetgeving die voorziet in

(i) de beheersautonomie van de infrastructuurbeheerder (ADIF en ADIF-Alta Velocidad) ten opzichte van de staat, en

(ii) de vrijheid om de prijzen voor de spoorwegdiensten vast te stellen, welke prijzen door de spoorwegmaatschappij (d.w.z. Renfe) volgens zuiver commerciële beginselen moeten worden bepaald.

Aangezien de beslissingen worden genomen door beheersorganen die hoofdzakelijk bestaan uit ambtenaren en werknemers van ministeries van de staat, kan de staat immers worden geacht een beslissende invloed op die beslissingen uit te oefenen, hetgeen in strijd is met de bepalingen van de richtlijn.

2.    Voorts is er ook geen afdwingbaar en operationeel heffingssysteem ingevoerd dat daadwerkelijk voldoet aan de beginselen en regels die zijn neergelegd in artikel 4, lid 2, artikel 29, lid 1, artikel 31, leden 2, 3, 7 en 8, artikel 33, gelezen in samenhang met de bijlagen I en II, en artikel 36.

Spanje heeft weliswaar wetgeving aangenomen om het heffingssysteem te hervormen, maar in die wetgeving wordt de toepassing van de nieuwe regeling opgeschort totdat ADIF een besluit neemt over de uitvoering ervan. ADIF heeft echter noch het nieuwe systeem ontwikkeld, noch een tijdschema hiervoor gegeven, en er is geen termijn vastgesteld waarbinnen het dit moet doen. Er is dus niet voldaan aan de eisen van de richtlijn op dit punt.

3.    Terwijl artikel 30, leden 1 en 3, van richtlijn 2012/34 de vermindering van de kosten van het verstrekken van infrastructuur „alsmede” van de hoogte van de toegangsrechten voorschrijft, was er in de Spaanse regeling aanvankelijk sprake van het voegwoord „of” en dus van alternatieven, waardoor de betekenis van artikel 30, leden 1 en 3, van richtlijn 2012/34 werd gewijzigd.

Spanje heeft deze bepaling uiteindelijk wel gewijzigd, maar heeft dit nog niet gedaan in de overeenkomst met ADIF-Alta Velocidad, hoewel juist in die overeenkomst de financiële bijdragen en financieringsbehoeften van deze entiteit worden geregeld. In deze omstandigheden zijn de genoemde voorschriften niet daadwerkelijk ten uitvoer gelegd.

____________

1     Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (herschikking) – PB L 343, blz. 32.