Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden (Nederland) op 15 maart 2024 – KN tegen Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank

(Zaak C-203/24, Hakamp 1 )

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Hoge Raad der Nederlanden

Partijen in het hoofdgeding

Verzoeker: KN

Verweerder: Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank

Prejudiciële vragen

Welke omstandigheden of soorten van omstandigheden zijn geschikt voor de beoordeling op de voet van artikel 14, lid 8, van de Toepassingsverordening1 van de vraag of iemand die in twee of meer lidstaten werkzaamheden in loondienst pleegt te verrichten een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden in de woonstaat verricht in een geval waarin vaststaat dat hij gedurende 22 procent van zijn arbeidstijd aldaar werkzaamheden verricht? Is daartoe vereist dat: (i) een omstandigheid rechtstreeks verband houdt met het verrichten van werkzaamheden, (ii) een omstandigheid een aanwijzing inhoudt wat betreft de plaats waar de werkzaamheden worden verricht, en (iii) aan de omstandigheid kwantitatieve gevolgtrekkingen zijn te verbinden wat betreft het gewicht dat aan de werkzaamheden die in de woonstaat worden verricht kan worden toegekend in vergelijking met het totaal van alle werkzaamheden van de betrokkene?

Moet of kan bij deze beoordeling, gelet op het antwoord op vraag 1, rekening worden gehouden met: (i) de woonplaats van de werknemer, (ii) de plaats van registratie van het binnenvaartschip waarop de werknemer zijn werkzaamheden verricht, (iii) de plaats van vestiging van de eigenaar en exploitant van het binnenvaartschip, (iv) de plaats waar het schip voer in andere tijdvakken waarin de werknemer daarop niet werkzaam was en ook nog niet bij de werkgever in dienst was, (v) de vestigingsplaats van de werkgever, en (vi) de plaats waar de werknemer aan en van boord van het schip gaat?

Over welk tijdvak moet worden beoordeeld of een werknemer een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden in zijn woonstaat verricht?

Heeft het bevoegde orgaan van een lidstaat bij het vaststellen van de toepasselijke wetgeving een door de rechter in beginsel te respecteren beoordelingsvrijheid met betrekking tot het begrip „substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden” in artikel 13, lid 1, van de Basisverordening1 , en zo ja, hoe ver gaat die vrijheid?

____________

1 De naam van de onderhavige zaak is een fictieve naam, die niet overeenkomt met de werkelijke naam van enige partij in de procedure.

1 Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PB 2009, L 284, blz. 1).

1 Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PB 2004, L 166, blz. 1).