Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Okręgowy w Warszawie (Polen) op 14 juni 2021 – Hewlett-Packard Development Company LP/Senetic

(Zaak C-367/21)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Sąd Okręgowy w Warszawie

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Hewlett-Packard Development Company LP

Verwerende partij: Senetic Spółka Akcyjna

Prejudiciële vragen

Moet artikel 36, tweede volzin, VWEU, gelezen in samenhang met artikel 15, lid 1, van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk1 en artikel 19, lid 1, tweede volzin, VEU, aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een praktijk van de nationale rechterlijke instanties in de lidstaten die erin bestaat dat deze rechterlijke instanties:

    - bij vorderingen van een Uniemerkhouder tot het verbieden van het invoeren, het uitvoeren en het maken van reclame voor waren waarop een Uniemerk is aangebracht, alsmede tot het geven van een bevel tot het uit de handel nemen daarvan,

    - bij de uitspraak, in een procedure inzake conservatoire maatregelen, over het beslag op waren waarop het Uniemerk is aangebracht;

in hun uitspraak verwijzen naar „waren die niet door de merkhouder of met diens toestemming in de Europese Economische Ruimte in de handel zijn gebracht”, als gevolg waarvan de vaststelling op welke van het Uniemerk voorziene waren de uitgesproken verboden en bevelen betrekking hebben (dat wil zeggen de vaststelling welke waren niet door de merkhouder of met diens toestemming in de Europese Economische Ruimte in de handel zijn gebracht) wegens de algemene formulering van de gedane uitspraak wordt overgelaten aan de tenuitvoerleggingsautoriteit, die zich bij die vaststelling baseert op de verklaringen van de merkhouder of op de door deze laatste aangeleverde instrumenten (waaronder IT-instrumenten en gegevensbanken), terwijl de mogelijkheid om voornoemde vaststelling van de tenuitvoerleggingsautoriteit te betwisten bij een rechterlijke instantie in een procedure ten gronde wordt uitgesloten of beperkt door de aard van de rechtsmiddelen waarover de verweerder beschikt in de procedure inzake conservatoire maatregelen en in de tenuitvoerleggingsprocedure?

Moeten artikel 34, artikel 35 en artikel 36 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staan dat de houder van een gemeenschapsmerk (thans: Uniemerk) zich op de bescherming van artikel 9 en artikel 102 van verordening (EG) 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (thans de artikelen 9 en 130 van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk) beroept wanneer:

- de houder van het gemeenschapsmerk (Uniemerk) de van dit merk voorziene waren binnen en buiten de Europese Economische Ruimte distribueert via erkende distributeurs, die de van het merk voorziene waren kunnen doorverkopen aan entiteiten die geen eindgebruiker van die waren zijn en uitsluitend tot het officiële distributienet behoren, terwijl de erkende distributeurs zich ertoe verbonden hebben de waren uitsluitend te verwerven van andere erkende distributeurs of van de merkhouder;

- de van het merk voorziene waren geen etiketten of andere onderscheidende kenmerken bevatten op grond waarvan kan worden vastgesteld waar deze in de handel zijn gebracht door de merkhouder of met zijn toestemming;

- verweerder de van het merk voorziene waren verworven heeft in de Europese Economische Ruimte;

- verweerder verklaringen van de verkopers van de van het merk voorziene waren heeft ontvangen dat deze waren overeenkomstig de wet op het grondgebied van de Europese Economische Ruimte in de handel konden worden gebracht;

- de houder van het Uniemerk geen enkel IT-instrument (of ander instrument) ter beschikking stelt noch gebruikmaakt van een etiketteersysteem waarmee een potentiële afnemer van de van het merk voorziene waren vóór de aankoop van de waren zelf kan nagaan of deze waren rechtmatig in de handel zijn gebracht binnen de Europese Economische Ruimte, en weigert om op verzoek van de koper een dergelijke controle te verrichten.

____________

1 PB 2017, L 154, blz. 1.